Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De roeping van Jesaja

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roeping van Jesaja

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gebeurt als Jesaja op het tempelplein is. Terwijl de mensen om hem heen lopen, overvalt hem ineens de Geest van de Heere en krijgt hij een visioen. De profeet ziet niets meer van wat er om hem heen gebeurt. Hij ziet alleen voor zich wat de Heere hem in dit gezicht toont. Het visioen dat hij ziet, maakt een diepe indruk op hem. Wanneer je op het tempelplein was, kon je niets zien van wat er in de tempel in het heilige gebeurde. Je kon wel de priesters de tempel in zien gaan met wierook of toonbroden, maar wat ze daar binnen deden, was verborgen voor de ogen van de mensen op het tempelplein. Van het heilige der heiligen, de plaats waar de Heere in het bijzonder wilde wonen, zag je helemaal niets. Niemand mocht daar in gaan, alleen de hogepriester één keer in het jaar.
Als Jesaja echter dat visioen krijgt, kijkt hij zomaar in de tempel tot in het heilige der heiligen. Het voorhangsel is weggeschoven en Jesaja kan kijken in de plaats waar de ark staat. De ark was het teken dat God wilde wonen bij Israël. En nu ziet Jesaja op de plaats van de ark een troon staan. Het is een geweldig hoge troon. Trouwens, alles in dit visioen is heel groot. Op die troon zit de Heere. Jesaja geeft geen beeld hoe de Heere eruit ziet. Hij zou het ook niet kunnen, want wie zou de Heere kunnen beschrijven? Geen mens is daartoe in staat. Het kleed dat de Heere aan heeft, is zo groot dat het de hele vloer van de tempel bedekt. Zijn zomen vervullen de tempel. Hoe groot en geweldig moet de Koning dan zijn Die dit gewaad draagt!
De Heere, de Koning van hemel en aarde wordt ook gediend door Zijn dienaars. Boven de troon is een complete hofstoet van serafs. Het zijn engelen die klaar staan om de bevelen van God uit te voeren. Voortdurend zijn ze in beweging. Ze hebben zes vleugels. Maar ze zijn zo onder de indruk van de majesteit en heiligheid van God dat ze met vier van hun vleugels hun lichaam bedekken. Met twee bedekken ze hun aangezicht en met twee bedekken ze hun voeten en met de andere twee vliegen ze. Ze roepen elkaar toe: "Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol." Het gezang dat ze laten horen, is zo krachtig en hun geroep is zo hard, dat de zware tempeldeuren ervan schudden in hun scharnieren. Zelfs de heilige engelen zijn overweldigd door de majesteit van God. Hij is de Heilige, de Volmaakte, de Verhevene, Die zo heerlijk is dat Hij boven alles uitstijgt. Niemand is met Hem te vergelijken. Maar dat God heilig is, betekent ook dat Hij met de zonde geen gemeenschap kan hebben. God en de zonde kunnen niet samen gaan. Jesaja voelt dit ook. Hij kan dan ook maar één ding uitroepen: "Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de Heere der heirscharen gezien." Jesaja ziet zijn zonden. Hij kent zijn verdorven hart en weet dat daarin niets goeds woont. Hij voelt de heilige ogen van God op hem rusten. Ze zien tot in het diepst van zijn hart. En Jesaja weet de uitkomst: enkel zonde, enkel tekort. En het zijn niet alleen zijn persoonlijke zonden die hem beschuldigen voor de Heere; nee, hij woont ook in het midden van een zondig volk. Hij maakt deel uit van een goddeloos en afgodisch volk en daarom weet hij zich ook medeschuldig aan de zonden van dat volk. De schrik slaat hem om het hart. Hoe moet dat nu? Dit betekent mijn dood, want ik heb de heilige God gezien. Hoe zal ik, de onreine, in leven kunnen blijven! Daar komt een van de serafs aanvliegen. In zijn hand heeft hij een tang, waarmee hij een brandende kool pakt van het brandofferaltaar. Hij vliegt ermee naar Jesaja en raakt daarmee zijn mond aan. Nu zal hij verbrand worden door het vuur van het altaar, maar niets is minder waar. Niet Jesaja wordt verteerd, maar zijn zonden worden erdoor weggebrand! "Jesaja, je zonden zijn vergeven!" zo spreekt de engel tot hem. Het vuur reinigt hem in plaats van dat het hem doodt. Dat kon alleen maar, omdat er eerst een lam geofferd was in dat vuur. Dat lam moest verbrand worden in zijn plaats. Zo zal eenmaal HET Lam sterven. Christus zal Gods toorn voelen branden vanwege de zonden. En we weten dat Hij de straf op de zonden gedragen en overwonnen heeft.
Wat een wonder is dat. Nu kunnen mensen, die hun onvolkomenheid en zonden voelen door Hem gereinigd worden. Zulke zondaars worden niet verbrand, maar juist gereinigd van hun zonden. Zulke mensen willen ook aan anderen gaan vertellen hoe goed de Heere is. Jesaja is gereinigd van zijn zonde. Dan hoort hij de stem van de Heere: "Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons heengaan?" Er moet iets gebeuren. Er moet een boodschap overgebracht worden. En het is alsof de Heere vraagt aan de serafs van zijn hofstoet: "Wie zal Ik daarvoor zenden? Wie zal gaan?" Jesaja hoort de vraag ook en hij brandt van verlangen om heen te gaan voor zijn Koning. Hij zegt: "Zie, hier ben ik, zend mij heen." Heere, neemt U mij toch alstublieft. Mag ik heengaan in Uw dienst. Wilt U mij nog gebruiken? Jesaja wil niets liever, dan zijn leven stellen in dienst van de Heere, wat de opdracht ook zal zijn. Als de Heere je hart gereinigd heeft, wil je niets liever dan Hem dienen.
De Heere geeft hem de opdracht: "Ga, breng dit volk de boodschap over." "DIT volk" staat er. Dat houdt iets verschrikkelijks in. Het wil als het ware zeggen, dit volk verdient het niet langer meer om Mijn volk genoemd te worden. Ze zijn nu zo vaak afgeweken van Mij. Toch laat de Heere dat volk niet los. Hij blijft nog naar hen vragen, maar Hij kent hun harde hart. Dat blijkt ook wel uit de taak van Jesaja. "Ga heen en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet; en ziende ziet, maar bemerkt niet." De Heere zegt als het ware tegen Jesaja: "Jesaja, heb nu niet te veel verwachting van je prediking, want de mensen zullen je niet geloven. Ze zullen je boodschap wel horen met hun oren, maar ze zullen toch niet luisteren. Maak hun hart vet. Ze hebben al zo vaak Mijn woord gehoord, Jesaja, maar ze hebben hun hart gesloten voor Mij. Ze verzetten zich met alle macht tegen Mijn boodschap. Zo hebben ze een eeltlaag om hun hart gekregen." Wat is dat erg, als dat ook van ons geldt. De boodschap van het Woord iedere dag horen, maar toch doorgaan met ons eigen leventje. Wat is dat erg als we zo goed weten dat we ons bekeren moeten en toch doen alsof God er niet is. We zeggen dan: "Heere, we gaan onze eigen gang wel, we hebben U niet nodig! Laat ons maar met rust, we hebben het veel te goed naar onze zin in de zonde." Zo verharden we ons hart net als het volk Israël dat deed.
De Heere wil Jesaja hier al waarschuwen dat hij niet te hoge verwachtingen moet hebben van zijn prediking. Dan zou hij hevig teleurgesteld kunnen zijn en zou hij het nooit vol kunnen houden. Als Jesaja zijn taak heeft gehoord, vraagt hij: "Heere, hoelang zal het duren? Hoelang zal het volk niet luisteren?" Het antwoord luidt: "Totdat het weggevoerd zal worden en het land verwoest zal zijn." Zal er dan helemaal niets van terecht komen? Zal dan niemand horen naar de boodschap van Jesaja? Zullen ze allemaal hun hart verharden? Nee, helemaal vruchteloos zal zijn arbeid niet zijn. Weliswaar voorzegt de Heere dat de meesten niet zullen luisteren en dat ze zich zullen verzetten, toch zal er een klein deel zijn dat zich wel bekeren zal. God zal het volk straffen. Zoals in de herfst de bladeren van de bomen vallen, zo zal ook Israël weggevoerd worden. Maar aan een kale boom kun je in de herfst al weer knoppen zien. Ze houden een belofte in voor de toekomst. De boom kan het volgend voorjaar weer uitlopen. En zo zal er ook voor Israël nog verwachting zijn. Er zullen nog mensen horen, al zal het maar een klein deel zijn. Het is niet meer dan een overblijfsel. Ze zullen door God overwonnen worden en dan volgt ook hun genezing: ze zullen weer gaan horen! Datzelfde werk doet de Heere nog. Hij is niet veranderd. Wat kon in de tijd van Jesaja, kan ook nog in onze tijd. Vraag de Heere of Hij ook jouw ogen wil openen, opdat je Hem mag dienen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1997

Mivo +12 | 28 Pagina's

De roeping van Jesaja

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1997

Mivo +12 | 28 Pagina's