Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ontstaan van de Heidelbergse Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ontstaan van de Heidelbergse Catechismus

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. De voorgeschiedenis

Zoals de naam al aangeeft is de catechismus ontstaan in Heidelberg, de hoofdstad van het voormalige keurvorstendom de Paltz. In deze universiteitsstad hebben de beide opstellers Olevianus en Ursinus in de tweede helft van de 16e eeuw, in opdracht van keurvorst Frederik III, gewerkt aan de totstandkoming van dit leerboek van de kerk. Voordat Frederik deze opdracht verstrekte had er zich al heel wat afgespeeld in de Paltz. Iets over de voorgeschiedenis moet hier wel vermeld worden. We zullen daarbij zien dat onder de voorzienigheid van de Heere de houding van de vorsten t.a.v. de godsdienst in de reformatietijd van beslissende betekenis was voor het al dan niet slagen van de pogingen tot hervorming van de kerk.

 

Lodewijk de Vreedzame (1508-1542)

Keurvorst Lodewijk de Vreedzame krijgt als eerste vorst van de Paltz te maken met ernstige godsdienstige konflikten in zijn gebied. Begrijpelijk overigens, want in zijn regeringsperiode valt het begin van de reformatie: een half jaar na het aanslaan van de 95 stellingen (1517) komt Luther naar Heidelberg om zich te verantwoorden voor een vergadering van de augustijner orde. Onderwerpen van bespreking zijn de aflaatkwestie en de theologische achtergronden daarvan. Onder de personen, die tijdens dit dispuut voor Luthers opvattingen worden gewonnen, bevindt zich ook Martin Bucer, die later een belangrijke rol zal spelen in de hervorming te Straatsburg.

Na het vertrek van Luther blijft een verdeeld Heidelberg achter: de strijd tussen roomsen en hervormingsgezinden, die lange tijd de gemoederen van vorsten en onderdanen bezig zal houden, is begonnen; Lodewijk stelt zich nogal onpartijdig op en probeert tussen beide partijen te bemiddelen. Zijn verzoenende houding deed hem de geschiedenis ingaan als "de Vreedzame".

 

Frederik II (1542-1556)

Na de dood van Lodewijk de Vreedzame komt zijn broer Frederik II aan de regering. Deze staat positief tegenover de reformatorische beweging en het is dan ook onder zijn regering dat de reformatie vaste voet krijgt in de Paltz.

Frederik II kiest in 1545 openlijk voor de hervormde godsdienst en maakt deze tot de officiële godsdienst in zijn land. Dit heeft verstrekkende gevolgen gehad voor het kerkelijk leven. Zo wordt, om maar iets te noemen, voortaan het avondmaal onder beide tekenen (brood en wijn) gevierd, terwijl de priesters toestemming krijgen om te trouwen.

Eén van de machtigste keurvorsten, zo niet de machtigste, van het duitse rijk is overgegaan tot de reformatie. Een gewapende reaktie van de keizer en de roomse vorsten kan moeilijk uitblijven. De strijd, die tussen Frederik en zijn bondgenoten enerzijds en keizer Karel V en de zijnen anderzijds uitbreekt, wordt door eerstgenoemden verloren. Deze nederlaag is een ramp geweest voor de hervorming in de Paltz. Frederik wordt geprest alle vernieuwingen weer ongedaan te maken. In zijn hart blijft hij echter protestant; voor de protestanten zal het godsdienstige klimaat in de Paltz dan ook niet al te guur zijn geweest.

 

Otto Hendrik (1556-1559)

De nieuwe vorst is een neef van Frederik II. Als paltzgraaf van Neuburg en Sulzbach heeft hij al eerder voor het protestantisme gekozen, wat een tijdelijke verbanning uit zijn staten tot gevolg had. Na zijn verbanning vestigt hij zich in de Paltz en onderhoudt daar regelmatig kontakt met zijn oom Frederik II. Ongetwijfeld heeft Otto Hendrik zo invloed gehad op de invoering van de hervorming in de Paltz. 

Het is dan ook begrijpelijk dat de protestanten de regeringsaanvaarding door de nieuwe vorst in 1556 hoopvol tegemoet zien. En terecht! Nog maar twee dagen is Otto Hendrik aan het bewind of hij belooft de reformatie opnieuw in te voeren. 

In zeer korte tijd wordt de kerk grondig gereorganiseerd en op protestantse leest geschoeid. Beelden en altaren verdwijnen uit de kerkgebouwen, de enige grondslag voor de prediking is voortaan de Heilige Schrift. Ook wordt het gemeenschappelijk zingen van de gemeente ingevoerd. Het onderwijs aan de universiteit van Heidelberg komt in handen van hervormde hoogleraren. Doordat Otto Hendrik zowel lutheranen als calvinisten in deze funktie benoemt, legt hij tevens de kiem van een nieuw godsdienstig konflikt, namelijk de lutherse en de calvinistische reformatie!

 

Frederik III de Vrome (1559-1576)

Op 12 februari 1559 maakt een beroerte een einde aan het leven van Otto Hendrik. Slechts drie jaar is hij keurvorst geweest. Zijn neef en troonopvolger Frederik III gaat echter verder op de door hem ingeslagen weg.

Frederik is aanvankelijk luthers, maar kiest later uit overtuiging voor de calvinistische reformatie (zie deel 2).

Tal van kerkhervormende maatregelen worden door hem doorgevoerd. Zo worden de in de kerken nog aanwezige beelden en altaren verwijderd. Avondmaalstafels verschijnen op de plaats van de vroegere altaren, de nooddoop wordt afgeschaft, de feesten ter ere van Maria en andere heiligen worden verboden, de koor- en misgewaden worden verdeeld onder de armen. Deze opsomming, hoewel nog lang niet volledig, geeft aan hoe rigoureus Frederik III optreedt als het gaat over de hervorming van het godsdienstige leven naar geneefs model. Dit ondanks het vaak heftige verzet dat hij hierbij ontmoette. Ook de noodzakelijke hervorming van de universiteit van Heidelberg ontsnapt niet aan zijn aandacht. Het "Collegium Sapientiae" (Kweekschool der Wijsheid) wordt veranderd in een seminarie voor toekomstige predikanten waaraan eerst Caspar Olevianus college gaf en waaraan, na diens benoeming tot superintendent, Zacharias Ursinus en Immanuël Fremelli, een bekeerde jood, doceerden. (Een superintendent is belast met het oppertoezicht over het kerkelijk leven in een bepaald gebied). Niet alleen heeft Frederik III de reformatie in de Paltz in beslist-gereformeerde geest doorgezet, maar ook is op zijn initiatief de Heidelbergse Catechismus tot stand gekomen!

 

2. De totstandkoming van de Heidelbergse Catechismus

Aanleiding

In de tijd van Frederik III was er een hooglopende ruzie tussen de lutheranen en de calvinisten gaande. De lutheranen stonden onder leiding van Tileman Heshusius, een fanatieke persoonlijkheid, die op aanbeveling van Melanchton in Heidelberg tot superintendent was benoemd. Als zodanig was hij belast met het oppertoezicht over het kerkelijk leven: de hoogste kerkelijk funktie dus!

De calvinisten (gereformeerden) werden geleid door Willem Klebitz. Tussen beide partijen is een ongekend heftige strijd gevoerd. Als we het verloop van deze onderlinge strijd volgen, levert dat een wel zeer droevig schouwspel op. Vooral Heshusius' optreden ging alle perken te buiten. Hij verplaatste het toneel van de strijd tenslotte zelfs naar de avondmaalstafel door aan een kollega opdracht te geven Klebitz de beker uit de hand te rukken, wanneer laatstgenoemde het avondmaal zou bedienen. Deze kollega heeft inderdaad een poging ondernomen, maar doordat Klebitz de avondmaalsbeker met beide handen stevig vasthield, mislukte deze poging.

Dat het konflikt een klimax bereikte tijdens een avondmaalsviering is gezien de aard van het konflikt zeker niet toevallig. Het verschil in visie tussen lutheranen en gereformeerden bestaat immers vooral uit een verschillende opvatting over het Heilig Avondmaal. Voor alle duidelijkheid zullen we daarom eerst iets zeggen over de lutherse en de calvinistische avondmaalsopvatting.

 

De lutherse en de gereformeerde visie op het avondmaal

Volgens Luther is de menselijke natuur van Christus na Zijn hemelvaart alomtegenwoordig geworden. Zo is de verheerlijkte Christus niet alleen naar Zijn godheid, maar ook naar Zijn mensheid in, onder en bij het avondmaal aanwezig. "Dit is Mijn lichaam", wordt door Luther letterlijk opgevat. Er is dus, volgens Luther, sprake van een, in letterlijke (!) zin, eten en drinken van het lichaam en bloed van Christus.

Daartegenover wijst Calvijn de lutherse ubiquiteitsleer (= alomtegenwoordigheidsleer) met klem van de hand. Christus is naar Zijn menselijke natuur in de hemel en niet meer op de aarde. De gereformeerden ontkennen niet een eten en drinken van het lichaam en bloed van Christus in het avondmaal, maar beklemtonen dat dit alleen en uitsluitend gebeurt door de werking van de Heilige Geest en door het geloof. Christus is door Zijn Geest tegenwoordig in het avondmaal, niet lichamelijk! Er is sprake van een geestelijk genieten, dat alleen de gelovigen geldt. (Vergelijk het avondmaalsformulier). Voor de luthersen blijft het een probleem wat de ongelovigen in het avondmaal ontvangen. Dit omdat ook ongelovigen gebruik maken van het brood en de wijn, waarin Christus lichamelijk aanwezig is. Voor de gereformeerden bestaat een dergelijk probleem niet: de ongelovige ontvangt aan het avondmaal alleen brood en wijn, en dat tot zijn oordeel.

 

Het optreden van Frederik III

Frederik III, tot nog toe verzoenend in zijn optreden, aarzelt na het gebeurde tijdens de avondmaalsviering waarin het konflikt een klimax bereikte, niet langer om in te grijpen. Aan de onenigheid dient snel een einde te komen. Hij besluit het geschilpunt voor te leggen aan een aantal prominente lutherse en gereformeerde theologen.

Maximiliaan Mörlin en Johannes Stössel, vrienden van Heshusius, vertegenwoordigden de lutherse visie; Thomas Erastus, Petrus Boquinus en Paulus Unicornius verdedigen de calvinistische opvatting van het avondmaal.

Boquinus komt aan het begin van het dispuut met 24 stellingen, die twee dagen lang door de lutherse godgeleerden worden bestreden.

Vervolgens dragen de laatstgenoemden op hun beurt weer 24 stellingen voor, die nu door de calvinistische theologen gekritiseerd worden. Kennelijk hebben de gereformeerde (calvinistische) theologen hun avondmaalsvisie op overtuigende wijze verdedigd. Zó overtuigend zelfs dat Johannes Stössel, één van de lutherse disputanten, gaat twijfelen aan zijn eigen opvattingen en zich korte tijd later schaart bij de gereformeerden.

Voor Frederik III is de uitslag van het dispuut beslissend. Het kerkelijk leven in de Paltz zal van nu aan op calvinistische leest geschoeid worden. Tal van kerkhervormende maatregelen worden door hem doorgevoerd (zie deel 1). Met al de veranderingen is voor Frederik III de kous nog niet af. Alle veranderingen in calvinistische zin zullen pas duurzame betekenis krijgen als de gereformeerde leer ook vaste voet krijgt in de harten van de paltzische bevolking. Om dat te bereiken is het nodig dat vooral de jeugd, maar ook de ouderen, onderwezen worden in de leer, die Frederik zelf van harte toegedaan is. Wil men dit onderwijs goed laten funktioneren dan zal men moeten uitgaan van een uitgangspunt, dat voor alle "onderwijzers" als bindend geldt. Om die reden wil Frederik een nieuwe catechismus, die de reeds bestaande catechismussen, zoals bijvoorbeeld die van Luther en Calvijn, overbodig maken. De eenheid van belijden in de Paltz zal bij een dergelijk leerboek gebaat zijn. Aan twee jonge theologen, van wie we de namen al eerder tegengekomen zijn, nl. Caspar Olevianus en Zacharias Ursinus, wordt opgedragen zo'n catechismus op te stellen.

 

Caspar Olevianus (1536-1587)

De geboorte van Caspar Olevianus heeft plaats op 10 augustus 1536 te Trier. Zijn ouders, Gerhard von der Olewig en Anna Sinzing behoren tot de gegoede burgerij en zijn dan ook royaal in staat hun zoon Caspar von der Olewig (in het Latijn: Olevianus) een gedegen schoolopleiding te laten volgen. Diverse scholen worden door Caspar met succes doorlopen. Op de laatste school die hij bezoekt, alvorens aan de universitaire studie te beginnen, komt hij in kontakt met een oude priester, die hem en de andere leerlingen wijst op het verzoenend lijden en sterven van de Heere Jezus als de enige troost in leven en sterven. Dit kontakt heeft een diepe indruk op hem gemaakt.

Als Caspar nog maar 13 jaar is, wordt hij door zijn ouders naar Frankrijk gestuurd orn zich daar in de "rechten" te bekwamen.

Hij studeert achtereenvolgens te Parijs, Orleans en Bourges en komt daar ook in aanraking met de reformatie. Ondanks het gevaar dat daaraan verbonden is, sluit hij zich aan bij een geheime calvinistische gemeente. 

In Bourges komt hij tot het besluit zich helemaal te wijden aan de zaak van Gods Koninkrijk. Een besluit dat genomen wordt in een levensgevaarlijke situatie. Wat was namelijk het geval?

Op een dag maakt hij een wandeling met zijn vriend Frederik von Simmern, een zoon van de latere keurvorst Frederik III, langs de oever van de rivier. Daar onmoeten zij enkele duitse studenten die willen gaan varen op de rivier. Hoewel Olevianus zijn vriend tot andere gedachten probeert te brengen, gaat deze toch mee het water op. Eenmaal halverwege op de rivier beginnen de studenten, overmoedig in de kennelijke staat van dronkenschap waarin ze verkeren, hevig te schommelen zodat de boot omslaat. Allen, dus ook de prins von Simmern, verdrinken.

Olevianus doet wat hij kan om zijn vriend te redden en raakt daarbij zelf in ernstig levensgevaar. In dat kritieke moment belooft hij, als hij het er levend af zal brengen, zijn leven in dienst van God te stellen. Een lakei van de prins von Simmern, die de prins denkt te redden, trekt bij vergissing Caspar Olevianus uit het water.

Voor Olevianus is vanaf dit moment de koers van zijn leven bepaald. Na zijn promotie in de rechten in 1557 ontvangt hij zijn theologische vorming onder Calvijn (Genève). In zijn Zwitserse tijd komt hij in kontakt met een groot aantal bekende persoonlijkheden, zoals onder andere Beza en Farel. Farel dringt er bij hem op aan zijn studietijd in te korten en in Trier te gaan werken aan de reformatie van de stad. Olevianus vestigt zich in zijn geboortestad en oefent daar voor een korte tijd (nog geen jaar) een grote invloed uit. Helaas wordt de reformatie in Trier onderdrukt en Olevianus belandt in de gevangenis. Keurvorst Frederik III van de Paltz weet hem vrij te krijgen en haalt Olevianus naar Heidelberg. Hier krijgt hij niet alleen bekendheid als één van de opstellers van de Heidelbergse Catechismus maar ook als ontwerper van de kerkorde van de Paltz.

 

Zacharias Ursinus (1534-1583)

Zacharias Ursinus is afkomstig uit Silezië. In Breslau heeft hij zijn jeugd doorgebracht. Net als Olevianus beschikt Ursinus over een goed verstand en krijgt hij de kans zich verder te ontwikkelen.

Op zestienjarige leeftijd wordt hij ingeschreven aan de Wittenbergse universiteit. Melanchtons colleges daar worden door Ursinus trouw gevolgd en zijn van grote betekenis geweest voor zijn theologische vorming. In deze tijd ontstaat tussen Melanchton en Ursinus een intieme vriendschap. Zoals gebruikelijk bezoekt ook Ursinus andere universiteiten, o.a. die te Heidelberg, waar hij later ook het hoogleraarschap bekleedt, en die te Genève. In Genève leert hij onder andere Calvijn kennen. Uit het kontakt met Calvijn groeit een hechte vriendschap.

Nadat de parijse universiteit door Ursinus bezocht is, bezoekt hij opnieuw de universiteit van Genève. Wanneer hij zijn studie heeft afgerond, wordt hij leraar aan een gymnasium te Wittenberg, het brandpunt van het lutheranisme.

Na een meningsverschil met de lutheranen gaat hij naar Zürich, waar hij in nauw kontakt staat met de bekende hoogleraar Petrus Martyr. Als Petrus Martyr een benoeming naar Heidelberg afslaat, wordt in zijn plaats Zacharias Ursinus uitgenodigd. Deze aanvaardt zijn benoeming aan het al eerder genoemde Collegium Sapientiae ("Kweekschool der Wijsheid") en wordt in deze funktie de opvolger van Olevianus. Laatstgenoemde krijgt een nieuwe taak als superintendent en wordt vooral belast met praktische organisatorische arbeid. In 1563, de opstelling van de Heidelbergse Catechismus is inmiddels voltooid, aanvaardt Ursinus een professoraat in de dogmatiek aan de universiteit van Heidelberg.

Was Olevianus vooral de man van het praktische kerkewerk, met grote organisatorische kwaliteiten; Ursinus was meer de studeerkamergeleerde, die in tal van dogmatische kwesties de juiste weg gewezen heeft. Beiden waren van harte de gereformeerde beginselen toegedaan. Van principiële verschillen in uitgangspunten tussen hen beiden is bij het opstellen van de Heidelbergse Catechismus niets gebleken.

 

Waarom een nieuwe catechismus?

Men kan zich afvragen of een nieuwe catechismus wel echt zo nodig was. Er was toch al een aantal catechismussen? Te denken valt o.a. aan Luthers Kleine en Grote Catechismus (1526), de Catechismus van Calvijn (1545), de Catechismus van Leo Judea, een mederwerker van Zwingli (1534) enz. Keus genoeg kennelijk!

De behoefte aan een nieuwe catechismus moeten we zien tegen de achtergrond van het konflikt tussen lutheranen en calvinisten in de Paltz.

In zo'n situatie ligt het voor de hand het belijden van de kerk opnieuw te verwoorden (denk aan de Dordtse Leerregels). De catechismussen van lutherse zijde kwamen, gelet op de uitslag van het dispuut van 1560, zeker niet in aanmerking als leerboeken voor de kerken; die van calvinistische zijde vielen af omdat de onenigheid tussen lutheranen en calvinisten een nieuwe, duidelijke formulering van de gereformeerde leer (mede t.a.v. het avondmaal) noodzakelijk maakte. Bovendien ging het er om de vele bestaande leerboeken te vervangen door één leerboek dat nu voor allen bindend zou zijn.

In zo'n situatie verdient een nieuwe catechismus aanbeveling.

 

De totstandkoming van de Heidelbergse Catechismus (H.C.)

De auteurs van de H.C. hadden de beschikking over een flink arsenaal reformatorische lektuur, die zij konden raadplegen. Met name van de Catechismus van Calvijn en die van à Lasco hebben zij gretig gebruik gemaakt. Trouwens, Ursinus had al eerder een catechismus in het latijn opgesteld, zodat de basis van het werk feitelijk al gelegd was.

Bovendien is er regelmatig overleg geweest met andere gereformeerde theologen.

Olevianus en Ursinus hebben aanvankelijk onafhankelijk van elkaar gewerkt. Beiden stelden om te beginnen een konsept op. De vorm en indeling van Ursinus hebben uiteindelijk het gezicht van de catechismus in vergaande mate bepaald. Zo is de indeling van de stof in de bekende drie "stukken": ellende, verlossing en dankbaarheid, van zijn hand. Olevianus heeft de eindredaktie voor zijn rekening genomen. Het is overigens niet mogelijk precies vast te stellen welke bijdrage elk van de auteurs aan de definitieve versie heeft geleverd. Op 19 januari 1563 wordt beider ontwerp officieel aanvaard door de synode van Heidelberg. 

In hetzelfde jaar, de preciese datum ontbreekt, verschijnt de eerste uitgave. Vraag en antwoord 80 over de paapse mis wordt pas in latere uitgaven ingevoegd op verzoek van Frederik III. Olevianus is hiervan de opsteller. De betrokkenheid van de keurvorst bij deze uitgave komt eveneens tot uiting in de voorrede, die hij aan de catechismus meegeeft.

Voor hen die zich met de inhoud van de H.C. niet willen of kunnen verenigen is in de Paltz geen plaats meer. Naar de gewoonte van die tijd is slechts één belijdenis in een gebied toegestaan.

 

3. Verdere ontwikkelingen

Op 26 oktober 1575 sterft Frederik III in de volle zekerheid van het geloof. Voor zijn heengaan spreekt hij veel met Casimir, zijn jongere zoon, over de toekomst van de kerk in de Paltz. De keurvorst beseft heel goed dat zijn oudste zoon, Lodewijk, niet in zijn voetsporen zal verder gaan. Toch is hij niet zonder hoop voor de toekomst: op zijn kleinzoon Frederik, een zoontje van Lodewijk, is zijn hoop gevestigd: "Lutz will's nicht thun, Fritz wirds' thun!"

Frederik heeft zich in zijn toekomstverwachting niet bedrogen. Onder Lodewijk zet de lutherse reaktie in. Lodewijk VI heeft alles gedaan om de Paltz te "zuiveren" van de gereformeerde religie. In zijn regeringsperiode heeft hij niets onbeproefd gelaten om het levenswerk van zijn vader ongedaan te maken. Typerend voor Lodewijks opstelling is wel dat hij de laatste wens van zijn vader openlijk negeert. Niet Tossanus, Frederiks hofprediker leidt de rouwdienst, maar een lutherse predikant die bovendien een fel tegenstander van de gereformeerden is. Het is duidelijk dat onder deze vorst ook voor Olevianus en Ursinus geen plaats is; met hen verlaten vele gereformeerden de Paltz.

In 1583 voltrekt zich een wending in de godsdienstige situatie van de Paltz. Lodewijk VI sterft in dat jaar. Johan Casimir, zijn jongere calvinistische broer, wordt regent en voogd over diens zoontje Frederik en laat hem een gereformeerde opvoeding geven.

Frederik IV is trouw gebleven aan zijn gereformeerde opvoeding en heeft het werk van zijn grootvader voortgezet. De vrome keurvorst had het goed gezien: "Lutz will's nicht thun, Fritz wird's thun!"

Lange tijd is het gereformeerde protestantisme daarna de enig toegestane godsdienst gebleven. Pas als de keizerlijke veldheer Tilly in 1622 Heidelberg verovert, komt daar verandering in.

Afwisselend is de Paltz nu eens rooms en dan weer gereformeerd. Was de Paltz aan het begin van de 80-jarige oorlog een toevluchtsoord voor vervolgde gereformeerden uit ons land, in later tijd hebben talloze ballingen uit de Paltz hier een gastvrij onthaal gevonden.

In de 17e eeuw wordt vanuit Nederland ook financiële steun geboden aan de kerk in de Paltz.

 

Kritiek op de Heidelbergse Catechismus

Zoals te verwachten was bleef de kritiek op de nieuwe catechismus niet uit. Volgens sommigen was hij te beknopt, omdat alleen de apostolische geloofsbelijdenis, de wet en het Onze Vader de grondslag vormden van het erin gegeven onderwijs. De principiële kritiek van lutherse en roomse kant keerde zich tegen het uitgesproken gereformeerde karakter van de catechismus.

Lutherse en roomse vorsten maken zich met het oog op de komende rijksdag (Rijksdag te Augsburg 1566) samen sterk om Frederik te dwingen "zijn" catechismus af te schaffen en het calvinisme uit zijn gebied te weren. Het is triest te moeten konstateren dat lutheranen en roomsen hier samen plannen beramen om het calvinisme te vernietigen.

Hoewel zijn leven in gevaar komt, laat Frederik zich hierdoor niet weerhouden en gaat hij naar de Rijksdag. Hij weet dat God hem "wel bewaren kan en gewisselijk door Zijn Heiligen Geest bewaren zal". "Ja", zegt hij, "al moest het ertoe komen, dat mijn bloed moest gestort worden, waarvoor ik mijn God en Vader, indien het Hem behaagde mijn zo groot eene eere waardig te keuren, nooit genoeg, noch hier beneden op aarde, noch daar boven in de eeuwigheid zou kunnen loven en danken". Na de aanklacht tegen zich aangehoord te hebben, spreekt Frederik III de Rijksdag toe. De rede, waarin hij de catechismus (en zijn geloof) verdedigt, maakt diepe indruk op de aanwezige vorsten. Karel markgraaf van Baden, aanvankelijk één van de felste tegenstanders, merkt na afloop van de vergadering op: "Wat valt gij deze man aan; hij is vromer dan wij allen".

Er wordt niets meer tegen Frederik de Vrome ondernomen!

 

De Heidelbergse Catechismus in Nederland ingevoerd

Voor de invoering van de Heidelbergse Catechismus in Nederland is de bekende Petrus Datheen van grote betekenis geweest. Hij is het die zorgt voor de vertaling van de 3e druk van de Heidelbergse Catechismus. Achter zijn psalmberijming wordt deze nederlandse vertaling opgenomen en krijgt zo algemene bekendheid in onze lage landen. Zodoende wordt niet de catechismus van Calvijn, zoals door het Convent van Wezel (1568) was bepleit, maar die van Heidelberg in ons land ingevoerd. In navolging van eerdere synoden zal de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) de bijzondere positie van deze catechismus in de vaderlandse kerken bekrachtigen.

Als het gebruik van de Heidelbergse Catechismus op de synode ter sprake komt, wordt eerst de catechismus helemaal voorgelezen en krijgen de afgevaardigden de gelegenheid eventuele bezwaren naar voren te brengen. Geen enkel synodelid maakt hiervan gebruik. Tijdens de volgende zitting besluit de synode dan ook: "dat de leere in de Catechismus van de Paltz begrepen in alles met Godes Woort was accorderende".

Voortaan zal overal op elke zondag uit de Heidelbergse Catechismus gepreekt worden. Ook in het onderwijs aan de jeugd op school en catechisatie zal de Heidelbergse Catechismus gehanteerd worden. De synode achtte de Heidelbergse Catechismus voor dit doel bijzonder geschikt en geeft als haar mening te kennen dat "deselve derhalven met groote stichtinge en in de Nederlantsche Kercken mochte gheleert ende in alle manieren behoorde gehouden te worden".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

Mivo +16 | 28 Pagina's

Het ontstaan van de Heidelbergse Catechismus

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1982

Mivo +16 | 28 Pagina's