Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

2. Armoede en rijkdom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Armoede en rijkdom

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een ontwikkelingsland wordt over het algemeen getypeerd door honger en ellende. Toch zijn dit niet de enige twee kenmerken. Een ontwikkelingsland kent meer problemen: een snelle groei van de bevolking in het algemeen, maar in het bijzonder ook van de stedelijke bevolking; grote moeilijkheden op het platteland en een achterblijvende industrie.

Het zal blijken dat het ene kenmerk alles te maken heeft met het andere. Uit al deze kenmerken blijkt dat de problematiek van de ontwikkelingslanden een enorme omvang heeft.

Aan het eind van dit hoofdstuk zullen de mogelijke oorzaken van de problematiek verkend worden.

 

Spektakulaire bevolkingsgroei

Eén van de duidelijkste kenmerken van een ontwikkelingsland is de snelle groei van de bevolking. Jaarlijks worden er in het totaal van deze landen 85.000.000 kinderen geboren. In Nederland, met zijn 14.000.000 inwoners, is de bevolkingsgroei ongeveer 0,4%. In veel ontwikkelingslanden ligt dit percentage tussen de 2 en 3%, terwijl dit voor sommige landen zelfs hoger is. Voor een land als India (700.000.000 inwoners) betekent de bevolkingsgroei van 2,5% per jaar dat er jaarlijks 17.500.000 mondjes meer moeten worden gevoed.

Terugkerend naar de 85.000.000 moeten we bedenken dat een groot deel van deze kinderen ter wereld komt zonder dat er deskundige hulp bij de bevalling aanwezig is. Velen sterven nog voor de eerste verjaardag. In zwart Afrika wordt het aantal kinderen dat in hun eerste jaar sterft, geschat op 20 van de 100. Ter vergelijking: in Nederland sterft 1 op de 100 kinderen beneden de 1 jaar.

Kijken we naar de sterftecijfers van kinderen beneden de vijf jaar, dan worden de verschillen nog veel groter. Dit sterftecijfer is in de ontwikkelingslanden 30 tot 50 maal hoger dan in het rijke westen.

Ondanks deze trieste cijfers groeit de bevolking enorm snel. In een ontwikkelingsland bij uitstek, het Midden-Amerikaanse Mexico, is 60% van de bevolking jonger dan 20 jaar. Dit houdt in dat over 20 jaar 60% van de huidige bevolking in de huwbare leeftijd komt!

Waarom zulke hoge geboortecijfers? Kinderen, zeker ook in de arme landen, vormen de hoop voor de toekomst. Vanaf de lagere-school-leeftijd zijn kinderen gewaardeerde arbeidskrachten. Bovendien is een groot gezin in deze landen een soort oudedagsvoorziening. Wanneer je als ouders niet meer kunt werken, neemt de kans op een goede verzorging toe naarmate je meer kinderen hebt. 

Wanneer we kijken naar de westerse landen, zien we dat een toename van de welvaart en een daling van het geboortecijfer met elkaar verband houden. In de loop van de tijd gingen kinderen in het westen een steeds grotere kostenpost vormen. Denk maar aan de lange leerplicht, schoolgelden en dergelijke. Daarentegen zijn in de Derde Wereldlanden kinderen meer een ekonomische lust dan een last.

In de wereld zijn ongeveer 10 miljoen kinderen onder de vijf jaar zodanig ondervoed dat zij zich in feite op de rand van de dood bevinden. Het ernstigste en meest algemene symptoom van een ontwikkelingsland is ondervoeding.

 

Achterblijvende landbouw

Ondervoeding heeft alles te maken met de achterblijvende landbouw. In Nederland, waar slechts 5% van de bevolking werkzaam is in de landbouw, worden overschotten geproduceerd.

Alhoewel 60 tot 80% van de bevolking in de Derde Wereld op het platteland woont, is het met de voedselvoorziening triest gesteld.

Het is gemakkelijker om daarvan een groot aantal oorzaken op te sommen, dan te zeggen hoe de problemen opgelost moeten worden. En als dat nog mogelijk zou zijn dan stuit men veelal op praktische onmogelijkheden voor theoretisch prachtige oplossingen. Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen:

 

1. Geen maximale benutting

Veel kansen voor de landbouw blijven onbenut liggen, omdat grote oppervlakten die wel ontginbaar zijn niet in kultuur worden gebracht. Dikwijls ontbreekt het aan de technische middelen om de natuurlijke omstandigheden aan te passen aan de produktie. Met kapitaal en kunstmest, om maar iets te noemen, zouden enorme suksessen geboekt kunnen worden.

Dit geldt niet voor alle landen. Waar grootgrondbezit een stempel op de landbouw zet, begin je met kunstmest niets. Denk maar aan de situatie in Brazilië waar ongeveer 60% van de grond in handen is van 3,5% van de landeigenaren. Voor Latijns-Amenka geldt dat ongeveer 1,5% van de landeigenaren in bezit is van 50% van de grond. De trieste werkelijkheid voor de overige 98,5% van de mensen is versnippering van de grond. Zo blijkt dat in Latijns-Amerika het grootgrondbezit de oorzaak van de versnippering is. Toch vinden we ook in Azië, waar niet zoveel grootgrondbezit aanwezig is, een sterke mate van versnippering. Daar is het echter veel meer het gevolg van grote koncentratie van de bevolking op een klein oppervlak, bijvoorbeeld vochtige rivierdalen of vruchtbare delta's.

Op het Indonesische eiland Java is 75% van de agrarische bedrijven kleiner dan 0,5 ha! De oorzaak hiervan is de bevolkingsdichtheid. Gemiddeld wonen er 700 inwoners op een km2 (in Nederland 425; dit noemt men in wereldverband al veel). Rond de stad Yogyakarta wonen zelfs meer dan 2000 mensen op een km2.

 

2. Klimaatveranderingen

Ook het klimaat is een belangrijke faktor in de achterblijvende landbouw. Zo zijn er gebieden die regelmatig geteisterd worden door overstromingen en waar geld ontbreekt om honderden meters brede stromen in bedwang te houden door ze te kanaliseren. Meer in de belangstelling staan vandaag de dag de landen die te kampen hebben met gebrek aan neerslag. De Afrikaanse Sahellanden zijn daarvan inmiddels het schoolvoorbeeld geworden.

Sahel is een Arabisch woord en een aardrijkskundige aanduiding voor de strook van droog savannegebied ten zuiden van de Sahara. Vanaf de Atlantische kust tot aan de Rode Zee strekt zich een brede gordel (500 - 1000 km) uit waarin al sinds 1968 de neerslag ver beneden peil bleef. Landennamen als Senegal, Mali, Tsjaad, Sudan en Ethiopië hebben er bekendheid door gekregen.

Gebrek aan neerslag doet de begroeiïng zodanig kwijnen dat de steppen en savannen aan de randen van de woestijn tot woestijnachtige gebieden worden.

 

3. Verkeerd gebruik

Verkeerd menselijk ingrijpen in de natuurlijke omstandigheden heeft dikwijls tot gevolg dat gebieden een woestijn worden. De kleine boeren die niet beschikken over kunstmest, putten met hun gewassen in korte tijd de grond uit, zodat alle begroeiing verdwijnt. Op een volgend stukje grond, waar ze eerst alle natuurlijke plantegroei verwijderen, gebeurt in korte tijd hetzelfde en ook dat laten ze braakliggend achter, zodat de woestijnwinden vrij spel hebben.

Als dit proces zich in het huidige tempo blijft voltrekken, zal binnen twintig jaar 1/3 van de vruchtbare gronden in de wereld verdwenen zijn.

 

Verstedelijking

Een veel minder bekend kenmerk van een ontwikkelingsland is de toenemende verstedelijking. De situatie op het platteland is allerminst rooskleurig. Dit is voor veel mensen aanleiding om naar de stad te trekken. In de ontwikkelingslanden neemt het aantal stedelingen zorgwekkend toe.

Het Midden-Amerikaanse land Mexico is met de hoofdstad Mexico-city een treffend voorbeeld hiervan. De stad die 25 bij 40 km groot is, telt op dit moment 15.000.000 inwoners en zal, als de groei in hetzelfde tempo doorgaat in het jaar 2000 plaats moeten bieden voor 30.000.000 mensen.

Dat betekent een gestage groei van de illegale krottenwijken waar "huizen" van golfplaten, opengesneden benzineblikken en andere "bouwmaterialen" worden opgetrokken.

De woonomstandigheden zijn erbarmelijk: toiletten zijn er nog zeldzamer dan kranen.

Werkgelegenheid is er voor die voormalige plattelanders evenmin als woongelegenheid. Volwassenen en kinderen zijn straathandelaar, krantenverkoper of schoenpoetser, terwijl veel anderen hun handel zoeken op de vuilnisbelten.

De krottenwijken van Mexico-city, Sao Paulo, Abidjar, Khartoum, Koeala Loempoer, Jakarta en tientallen andere steden in ontwikkelingslanden zijn er het bewijs van dat de ontwikkelingen op het platteland stagneren en dat stedelijk-industriële werkgelegenheid in sterk onvoldoende mate aanwezig is.

 

Andere oorzaken

Naast de tot hiertoe genoemde en toegelichte kenmerken zijn er natuurlijk meer: de soms eenzijdige export van grondstoffen in plaats van industrie-produkten; het analfabetisme; de kwantitatieve en kwalitatieve ondervoeding. We hebben er enkele wat nader besproken om daarmee duidelijk te maken dat hulp die alleen bestaat uit het geven van geld geen werkelijke hulp is. Bovendien zal duidelijk geworden zijn dat "honger en ellende" die we in de inleiding noemden, slechts symptomen zijn: de werkelijke oorzaken van die problemen liggen bij de uitvoeriger besproken kenmerken.

 

Arme landen en rijke landen

ln het tweede deel van dit hoofdstuk willen we meer ingaan op de diepere oorzaken van het ontstaan van de grote tweedeling in de wereld: het rijke westen tegenover de ontwikkelingslanden.

De verklaring voor het grote verschil in ontwikkelingspeil tussen verschillende delen van de wereld kan niet simpel worden afgedaan met de konstatering dat arm en rijk geschapen zijn en als zodanig ook zullen bijven bestaan. De verschillen bestaan immers nog maar enkele eeuwen. In de Oudheid en de Middeleeuwen was er geen sprake van een Derde Wereld. Sterker nog: destijds bloeiden staatkundig en ekonomisch rijken waar we nu van ontwikkelingslanden spreken. Deze konstatering heft meteen een aantal veel gehoorde "oorzaken" op.

Het klimaat bijvoorbeeld heeft wezenlijk wel invloed op de mogelijkheden tot ontwikkeling van een bepaald gebied maar kan in het licht van bovenstaande moeilijk als oorzaak voor de onderontwikkeling worden gezien.

Ook kom je de gedachte nog wel eens tegen dat het blanke ras de eigenschappen bezit die hebben geleid tot de huidige welvaart.

Is deze gedachte geen diskriminatie van het zuiverste soort?

Wetenschappelijk is er niet anders aangetoond dan dat er een opvallende overeenkomst bestaat tussen de verschillende rassen, voor wat betreft verstandelijke en lichamelijke eigenschappen. Bovendien zou de balans wel laat in de geschiedenis zijn doorgeslagen ten gunste van het blanke ras.

Laten we ook niet vergeten dat Latijns-Amerika en het Middellandse Zeegebied veel landen kennen waar het blanke ras overheerst.

"Ja maar", proberen sommigen dan nog, "als je kijkt naar wat ze er in veel voormalige koloniën van terecht gebracht hebben?"

Dit is nu juist het punt waar de schoen al enkele eeuwen wringt: het kolonialisme. Zonder nu gelijk te willen stellen dat het kolonialisme de hoofdoorzaak van de huidige tweedeling in de wereld is, moeten we toch konstateren dat die tweedeling pas duidelijk vanaf de koloniale periode aanwezig is.

Wetenschappers gaan ervan uit dat de hoofdoorzaak ligt bij het ontbreken van een klasse van handelaren en ondernemers, in de tijd dat deze groep mensen in de nu ontwikkelde landen hun aktiviteiten op grotere schaal gingen ontplooien.

Als die handelaren/ondernemers er al geweest zouden zijn (op kleine schaal) dan hebben ze zeker de internationale boot gemist. De handelaren uit de nu ontwikkelde landen gaven de eerste internationale klap.

In feite is die klap gegeven bij wat we achteraf het koloniale tijdperk hebben genoemd.

Westerse landen bevoeren de wereldzee en haalden de uitheemse produkten bij scheepsvrachten tegelijk uit de landen van de "wilden". Na verloop van tijd eigenden de westerse landen zich grondgebied toe in die landen en ontstonden de koloniën. De "handel" kostte weinig en leverde dus veel op. In een later stadium bleken de koloniën goedkope leveranciers van grondstoffen te zijn. Heden ten dage zijn de lage lonen in de ontwikkelingslanden voor veel westerse ondernemingen aantrekkelijk. Natuurlijk drijven tegenwoordig ook ontwikkelingslanden handel. Het probleem is echter dat de industrieën op grote schaal ontbreken. De grootste industrie is door de kolonialisten niet opgebouwd. De export bestaat dus veelal uit grondstoffen en die leveren in verhouding tot de eindprodukten die men vanuit het westen moet importeren veel minder op.

Bovendien stijgen de prijzen van grondstoffen minder snel dan die van de eindprodukten (uitzonderingen als aardolie buiten beschouwing gelaten). Soms kelderen ze zelfs in een korte periode tot fatale laagte!

Om het erg kort en (te) simpel te zeggen: in de koloniale tijd hebben veel moederlanden de ekonomische, en soms ook de bestuurlijke organisatie in de kolonieën naar hun hand gezet. Met alle gevolgen van dien. 

Rudolf van Lier, die een zeer gedegen, sociaal-historische studie over Suriname schreef (Samenleving in een grensgebied, 1949; 1977) bracht het haarfijn onder woorden:

"Tussen de bevolking en het hoogste staatsgezag bestaat er een ruimtelijke en geestelijke scheiding. Het hoogste gezag zetelt over zee in het moederland. De hoge gezagsdragers in Suriname komen van overzee, zij zijn vreemden voor de bevolking en velen van hen blijven vreemden gedurende de lange of korte tijd dat zij in het land versterven (...). Langzamerhand heeft zich in de kring van deze hoge ambtenaren een bepaalde visie gevormd op de samenleving, die aan ieder nieuwaangekomene meegedeeld en, in nota's en rapporten neergelegd, een politieke wijsheid werd, die vaak kritiekloos werd aanvaard en toegepast en daardoor ook vaak belemmerend heeft gewerkt op de ontwikkeling van het land."

We hebben in het verleden in de koloniën dus echt niet de basis gelegd voor een welvarende natie.

Van Lier toont dat in zijn boeiende studie overduidelijk aan. En hij was een kenner. Suriname is wat dat betreft geen uitzondering geweest. Nog een voorbeeld: in Indonesië hielden we er ten eigen bate een eigen landbouwekonomie op na. Ook Frankrijk en Engeland hebben er flinke koloniale rijken op na gehouden. Natuurlijk zijn er voorbeelden te noemen van grote groepen mensen in de kolonieën die de band met het moederland op hoge prijs stelden. Hieruit moet echter zeker niet de konklusie getrokken worden dat het moederland zoveel heeft betekend voor de opbouw van de ekonomie in de kolonie.

Als we dan bedenken dat de zelfstandigheid van veel koloniën nog maar sinds enkele tientallen jaren een feit is, dan is begrijpelijk dat ze "er nog niet zoveel van terecht gebracht hebben". Een ontwikkeling waar wij in het Westen enkele eeuwen over hebben gedaan, kan zich in de ontwikkelingslanden moeilijk in enkele decennia voltrekken!

Ook niet met een paar miljard gulden aan ontwikkelingshulp.

 

Hulp is geboden

Laten we niet al te gemakkelijk denken: "daar wordt belasting voor betaald en daar hebben we een Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking voor". Natuurlijk doet het ministerie veel. Op de begroting voor 1985 staat voor hulpverlening een bedrag van ruim 4,6 miljard gulden. Dat is overigens maar 1,5% van ons netto nationaal inkomen. En iedereen begrijpt dat we allemaal ook persoonlijke verplichtingen hebben. De Bijbel spreekt in Deuterononium 15 vers 11b en op vele andere plaatsen in dit verband duidelijke taal: "Gij zult uw hand mildelijk opendoen, aan uw broeder, aan uw bedrukte en aan uw armen in uw land." Dat in het eerste deel van het vers gesteld wordt "dat de arme niet zal ophouden uit het midden des lands" moet niet uitgelegd worden alsof armoede een soort natuurlijk gegeven zou zijn waar toch niets tegen te doen is. In deze geest worden waarschijnlijk vele bijbelwoorden uitgelegd waarin het (voort-)bestaan van armoede ter sprake komt. Ze moeten echter geen lijdelijk bij-de-pakken-neerzitten tot gevolg hebben, maar veel meer juist aktie: Ieder is geroepen daar verandering in te brengen. Zo riep ook Paulus de gemeente van Korinthe op de gemeente van Jeruzalem te helpen.

In dit verband is het ook duidelijk dat een éénmalige inzameling, hoe goed bedoeld ook, niet de ware strijd tegen de armoede betekent. Dat is tijdelijke noodhulp. Er moet voortdurend werkelijke strukturele hulp worden geboden. De financiering van een landbouwprojekt is dus veel meer waard dan een paar honderd ton voedselhulp voor een bepaald dorp.

 


Aan ds. Strohshein, predikant van de Evangelische Kerk in Tsjaad, werd gevraagd: Welke boodschap heeft u voor de mensen die meer bevoorrecht zijn dan de mensen hier in Tsjaad?

Zijn antwoord gaf hij puntsgewijs als volgt:

Uitgangspunt: 1 Tim. 6:17

1. Veel bezitten is een voorrecht

* Materiële gaven komen van de gevende God.

* Dit voorrecht om veel te bezitten komt voort uit de souvereine wil van God.

* God is het die het vermogen om welvaart te verkrijgen schenkt. Hij is het Die de rijke met materiële zaken zegent.

God schenkt ook geestelijke zaken.

* 2 Petr. 1:3

* Rom. 8:32

* Joh. 3:16

2. De gaven van het veel bezitten

Aan deze gaven zijn verschillende gevaren verbonden.

a. Het gevaar uan de hoogmoed

Een ootmoedig persoon begrijpt wat er staat in 1 Tim. 6:7. Dat betekent dat er geen reden voor hoogmoed is, maar ook niet voor schuldgevoelens.

God geeft materiële en geestelijke zegeningen. De normale beleefdheid eist dat wij Hem daarvoor dankzeggen en dat het gegevene op de juiste wijze gebruikt wordt, namelijk tot Zijn eer.

b. Het gevaar van materialisme

* Het is zo gemakkelijk om op dingen ons vertrouwen te stellen in plaats van op de levende God.

* Rijkdom is onzeker en onbestendig.

* Materialisme kan tot heimelijke zonden leiden, 1 Tim. 6:9.

c. Het steeds meer willen bezitten

Meer willen hebben eindigt veelal in ontevredenheid en niet gelukkig zijn. Gods Woord vermaant om tevreden te zijn. 1 Tim. 6:8.

d. Gevaar van het verwaarlozen van de belangrijkste zaken in ons leven

* 1 Tim. 6:12 - "Grijpt naar het eeuwige leven".

* Matth. 6:33 - "Zoek eerst...".

* 2 Kor. 4:17 en 18 - "Dingen die men ziet" en "dingen die men niet ziet".

3. Het genot van het wel bezitten

"Dat zij geweldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn, en gemeenzaam" (1 Tim. 6:18).

Hoe dienen materiële en geestelijke zegeningen genoten te worden?

1. Door ze met eerbied en met dankzeggingen van God te ontvangen in het besef een rentmeester te zijn.

2. Door ons vertrouwen op God en niet op de zegeningen te stellen.

3. 1 Tim. 6:18.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

Mivo +16 | 64 Pagina's

2. Armoede en rijkdom

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

Mivo +16 | 64 Pagina's