Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1. Paulus in Athene

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. Paulus in Athene

Bijbelse schets naar aanleiding van de geschiedenis uit Hand. 17:15 t/m 34

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het boek Handelingen lezen we dat de apostel Paulus door de Heere geroepen wordt om ook in Macedonië, het huidige Griekenland, het Evangelie te verkondigen.

Paulus' prediking draagt rijke vrucht. In Filippi, Thessaloníca en Beréa komen velen tot geloof. Maar ook in deze nieuwe gemeenten zit de duivel niet stil. De daar wonende Joden zetten het volk tegen Paulus op. Zo erg zelfs dat Paulus op een snelle wijze naar Athene af moet reizen. Dáár zal hij wachten tot zijn twee metgezellen, Silas en Timótheüs, zich bij hem zullen voegen.

 

De stad Athene

Terwijl Paulus in Athene op zijn metgezellen wacht, gaat hij de stad verkennen. Pijnlijk treft het hem, die al veel heidense steden heeft gezien, dat deze stad zo door en door afgodisch is. In Athene alleen al werden meer afgoden vereerd dan in heel Griekenland. Welke vreemde goden de Atheners ook werden aanbevolen, van iedere god maakten zij een tempel of een altaar om de goden te aanbidden.

 

Paulus' bewogenheid

Bij het zien van al deze afgoden maakt zich een ontroering van Paulus meester. In vers 16 staat dat zijn geest in hem ontstoken werd. Hij wordt vervuld van smart omdat hij ziet hoe de eer die alleen aan God toekomt, aan de afgoden wordt gegeven. Hij wordt vervuld met een heilige verontwaardiging tegenover de heidense priesters die het volk op deze manier in het verderf storten. Nog veel meer wordt Paulus vervuld van medelijden met de zielen van de mensen die zo in de greep van de duivel gevangen zitten.

 

Paulus komt in kontakt met de Atheners

Hoezeer Paulus ook vertoornd is over hetgeen hij ziet in de stad, toch stormt hij niet in het vuur van zijn toorn de tempels binnen om de beelden omver te rukken, de altaren af te breken of de priesters te beledigen. Nee, hij bewandelt een andere weg; een voorzichtige en wijze weg.

Eerst gaat hij naar de synagoge en verkondigt de aanwezige Joden het Evangelie. Hij heeft waarschijnlijk niet veel vrucht op zijn prediking gehad. Toch wordt hij niet door de Joden vervolgd zoals dat in Thessaloníca het geval was.

Niet alleen preekt Paulus in de synagoge, maar ook in de week treedt hij met de Atheners in gesprek over God. Dat doet hij voornamelijk op de markt. De markt is een bij uitstek geschikte plaats, deze ligt namelijk in het centrum van de stad. Velen komen hier bijeen, niet alleen om te kopen of te verkopen, maar ook om het laatste nieuws te horen of te vertellen.

Op de markt komen ook veel wijsgeren om met elkaar te praten over hun denkbeelden en overtuigingen. Met een aantal van deze mannen treedt Paulus in gesprek. Ze zijn zeer verbaasd en vragen zich af: "Wat wil toch deze klapper zeggen?" Eigenlijk bedoelen ze: zou die man uit het oosten ons, wijze mannen van de wereld, nog iets kunnen vertellen?

Daarom nemen zij Paulus mee naar de Areópagus en stellen hem voor om in het openbaar te getuigen van de nieuwe leer die hij brengt. Uit het feit dat de Atheners deze leer "nieuw" noemen, blijkt dat ze de boeken van Mozes en de profeten niet bezitten of er nooit aandacht aan hebben geschonken. Anders zou de leer van Christus als de beloofde Messias niet zo volkomen nieuw en vreemd voor hen geweest zijn. En dat terwijl zij ongetwijfeld veel boeken in hun bezit hadden.

De plaats waar Paulus moet getuigen, is de Areópagus, of de heuvel van Mars. Op deze plaats vergaderden de bestuurders van de stad over de openbare zaken. Ook kwamen de geleerden bijeen om te redeneren over hun denkbeelden en meningen en werden hier de rechtzittingen gehouden. Dit gerechtshof moest er onder meer op toezien wat er zoal op de markt gebeurde en wie er op de markt optraden om redevoeringen te houden. Ook Paulus wordt naar de heuvel Areópagus gebracht om gehoord te worden. Helaas komt de behoefte om Paulus te horen niet voort uit een goede begeerte, maar is er een andere reden. In vers 21 staat namelijk dat de mensen in Athene hun tijd besteden "tot niets anders dan om wat nieuws te zeggen en te horen".

 


Achtergrondinformatie

Areopagus. (heuvel van Ares of Mars). Een heuvel van kalksteen, een smalle kale heuvel, ten noordwesten van de Acropolis*, de zetel van het in de eerste tijden van Athenes* geschiedenis achtenswaardige hoogste gerechtshof. Ten noordwesten van de - was de markt, agora*, Hd. 17:17. Van de markt af voerde een rotstrap naar de - omhoog (dus aan de zuidwestzijde van deze heuvel). Even beneden de top was een terras, 16 X 12 m, met een achtergrond van 3 m hoog. Dat was de plaats, waar het Hof der Areopagieten* samenkwam om recht te spreken; hun zetels waren in de rotsen uitgehouwen.

Acropolis. Eig.: de top van de stad, de bovenstad. Meestal een versterkte hoogte.

Areopagiet. Lid van het gerechtshof, dat op of bij de Areopagus* te Athene* zitting hield. Een aanzienlijk ambt. Wanneer Dionysius*, Hd. 17:34, tot bekering komt, wordt uitdrukkelijk vermeld, dat hij - is.

Agora. Oorspronkelijk (gri.): volksvergadering. Later de plaats waar deze volksvergadering gehouden werd: openbare spreekplaats, markt. Op de - van Athene* (door de American School of Classical Studies geheel opgegraven) sprak Paulus* dagelijks met hen, die hij er aantrof, Hd. 17:17. In Filippi* hield de plaatselijke magistraat zitting op de - , Hd. 16:19. In Mt. 11:16; 20:3; 23:7 e.p.p.; Mc. 7:4, heeft markt* ook de betekenis van: openbaar plein, niet van verkoopplaats van goederen. In Js. 23:3; Ez. 27:12 vv. moet markten (SV) worden vertaald door (handels)waren, zoals SV ook in Ez. 27:27,33 vertaalt. In Js. 23:3 door opbrengst, vgl. 23:18; 45; Spr. 3:14.


 

De rede van Paulus

Staande op de Areópagus begint Paulus met zijn machtige rede. Een rede niet tot zelfverdediging maar tot meerdere eer van God. Indrukwekkend is zijn rede, niet alleen omdat Paulus onbevreesd hier staat terwijl hij goed weet dat slaag en geseling het antwoord op zijn prediking kan zijn. Maar ook omdat hij over de hoofden van zijn hoorders een machtige tempel ziet: het Parthenon. Deze tempel werd gebruikt ter ere van de godin der wijsheid, Pallas Athene.

Daar staat Paulus tegenover de Atheners. Niemand heeft hij bij zich. Alleen dreiging tegenover zich. Dreiging die uitgaat van deze grootse tempel, maar ook dreiging die uitgaat van de cynische en kritische gezichten der wijsgeren. Wil hij, Paulus, met zijn "nieuwe leer" die tempeldienst soms aan het wankelen brengen? Denkt hij deze gevestigde orde te kunnen verstoren?

De kritische gezichten, de imponerende tempel, het heeft geen vat op Paulus. Hij weet dat hij in Christus meer dan overwinnaar is. Overwinnaar over àlles. En zie daar de Krachtbron van waaruit hij zijn moed put en zijn rede houdt.

 

Deze God verkondig ik u

"Gij mannen van Athene", zo begint hij, "ik bemerk dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt". Hiermee wil Paulus niet zeggen dat de Atheners buitengewoon godsdienstig zijn in positieve zin, maar juist dat zij zeer bijgelovig zijn.

Direkt daarna geeft hij de reden op waarom hij dit zegt. Toen ik uw stad doorging en al uw heiligdommen bezag, vond ik ook een altaar met een opschrift: Den Onbekenden God. Waarom dit altaar opgericht was, is niet duidelijk. Sommige verklaarders menen dat, toen er in Athene een vreselijke pest woedde, vele altaren aan onbekende goden werden gewijd om zodoende de goden gunstig te stemmen om de pest te laten verdwijnen. Anderen zeggen dat de stad veel altaren kende met meer algemene opschriften zoals: "Aan de goden van Azië, Europa, Afrika" of "Aan de onbekende God". Op deze wijze dachten de Atheners te voorkomen dat zij een onbekende god zouden vergeten. Hoe het ook zij, Paulus gaat hen nu uit de onwetendheid helpen en zegt: "Dezen dan, Dien gij niet kennende dient, verkondig ik ulieden". Hij gaat de enige ware God prediken die Zich geopenbaard heeft en Wiens Naam bekend is. Deze God mag alleen worden gediend.

Allereerst zegt Paulus dat deze onbekende God de God is die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is. Deze boodschap is in sterke tegenstelling met wat de Atheners geloven. Zij geloven namelijk dat de wereld "als bij toeval" is ontstaan.

Paulus benadrukt echter dat Gods heerschappij over alles gaat. Hij is de Heere van de hemel en van de aarde. Hij heeft alles geschapen en dus is Hij ook de rechtmatige Eigenaar en Bezitter van alles en iedereen. "Deze God", zegt Paulus, "wordt niet van mensenhanden gediend als iets behoevende". De apostel bedoelt dat God de dienst van mensen niet nodig heeft. Dit betekent natuurlijk niet dat de Heere niet mag of moet gediend worden. Integendeel! Hier sluit Paulus weer aan bij wat de filosofen ook leerden, namelijk dat God noch ons noch onze diensten nodig heeft. Paulus heeft echter meer te zeggen en legt uit waarom dit zo is: Deze God Die de hemel en de aarde geschapen heeft, heeft immers ook aan alle mensen het leven, de adem en alle dingen gegeven. En al deze dingen zijn in Zijn hand. Hij regeert deze wereld.

Hierna worden in vers 27 de Atheners erop gewezen hoe belangrijk het is om God te zoeken en Hem op de juiste wijze te vrezen en te aanbidden. Paulus spreekt zelfs van een "tasten en vinden" van deze God. Hier wordt gesproken over de zeer nauwe en tere gemeenschap met de Heere God.

Nu gaat Paulus verklaren dat dit tasten en vinden van Gods kant ook mogelijk is gemaakt omdat God niet ver van een ieder van ons is. Hij is overal tegenwoordig. Hij is niet slechts aan onze rechterhand, maar Hij bezit zelfs onze nieren. Te allen tijde is Zijn oog op ons gericht en Hij kent ons veel beter dan wij onszelf kennen. Afgodendienaars maken beelden van hun god om hen zo dicht mogelijk bij zich te hebben. Maar God is een oneindige Geest, die niet ver is van een ieder van ons. Hij is nabij ons wáár wij ook zijn, zowel om de eer te ontvangen die wij Hem brengen als om ons de zegeningen te schenken die wij van Hem vragen, want God is nabij allen die Hem aanroepen. In vers 28 wordt de reden opgegeven dat God niet ver van ons is: "Want in Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij". Voortdurend zijn wij afhankelijk van Gods voorzienigheid. Wij zijn het niet alleen aan Zijn lankmoedigheid en barmhartigheid verschuldigd dat ons leven nog niet is afgesneden maar het is door Zijn goedheid, macht en zorg dat ons leven verlengd wordt.

 


Achtergrondinformatie

Hand. 17:18: "En sommigen van de epikuréïsche en stoïsche wijsgeren streden met hem..."

Epikuréïsche wijsgeren waren atheïsten. Zij geloofden niet in het bestaan van God. Ook een leven na dit leven was volgens hen niet aanwezig. Het tijdelijk leven was alles. Je moest er daarom ook echt van genieten. Eten, drinken en vrolijk zijn, was hun leuze.

De stoïsche wijsgeren daarentegen geloofden wel in God. Zij waren van mening dat alles God was. God is in de bomen, in de bergen, in de dieren, in de stenen, in alle materiële dingen. God is geen apart iets. Hun levenshouding werd gekenmerkt door afstandelijkheid. De leuze van deze wijsgeren was: "Neem het leven zoals het tot je komt en beheers je in alle situaties".

Herken je de houding van de epikuréïsche en stoïsche wijsgeren ook in onze tijd? Lees de gesprekken met onkerkelijke jongeren eens en probeer iets daarvan te verwerken in je inleiding.


 

Een indringende oproep

Hierna komt Paulus bij het slot van zijn toespraak en onbevreesd klinken de machtige woorden de mensen van Athene in de oren: "God dan, de tijden der onwetendheid overzien hebbende, verkondigt nu alle mensen alom dat zij zich bekeren".

De onwetendheid van de Atheners bestond erin dat ze de Naam en de dienst van de enige waarachtige God niet kenden. Nu mag Paulus deze God ook voor de afgodendienaars van Athene gaan prediken en stelt de eis tot bekering. Tot een volledig breken met het verleden. Het verleden van onwetendheid, maar ook van schuld. De eis tot bekering wordt des te scherper doordat Paulus direkt daarna wijst op het oordeel. Dat oordeel zal zeker komen. God heeft de dag van het oordeel vastgesteld en het zal gaan over alle mensen. Niemand zal zich er aan kunnen onttrekken, ook de Atheense filosofen niet. En dat oordeel zal uitgevoerd worden door een Man Die God heeft aangewezen (vers 31).

Op deze manier komt Paulus bij Christus uit, Die opgestaan was uit de doden. Deze opgestane Levensvorst zal altijd het Middelpunt moeten zijn van de prediking.

En wanneer Paulus gaat spreken over de opstanding uit de doden, sluit hij nogmaals trefzeker aan bij wat de Grieken geloofden en leerden. Voor de Grieken was het een vanzelfsprekendheid dat alle goden onsterfelijk waren. Maar nu Paulus juist het Mens-zijn van Christus benadrukt, wordt het wonder van de opstanding van Christus des te groter. En deze Christus zal als Rechter gesteld worden over de levenden en de doden.

De Grieken geloofden wel in een oordeel na de dood door de rechters van de onderwereld, maar niet dat dit oordeel door Gods Zoon voltrokken zou worden en dat alleen door het geloof in Christus van redding sprake kan zijn.

 

De Grieken een dwaasheid

De toehoorders hebben Paulus' rede geduldig en zelfs aandachtig aangehoord. Totdat hij komt bij de opstanding der doden. De reactie van sommigen is spot. Wat Paulus te voren zei, lijkt enigermate op wat zij zelf in hun scholen leren. Ze kennen ook het denkbeeld van een opstanding in de betekenis van een toekomstige geest. Maar een opstanding uit de doden is volstrekt ongelooflijk voor hen.

Anderen zijn wat beschaafder en zeggen: We zullen u wederom hiervan horen, waarmee ze zich beleefd van de zaak afmaken.

Paulus verlaat hen, oordelende dat hij op dit moment bij hen geen goed meer kan doen. Toch zijn er sommigen die hem aanhangen en geloven. Twee van hen worden in het bijzonder genoemd, namelijk Dionysius de Areopagiet, een lid van het gerechtshof voor wie Paulus opgeroepen was om te getuigen. Zijn rechter is dus zijn bekeerling geworden. De ander was Dámaris, een vrouw van aanzien. En hoewel nu in Athene niet zo'n grote oogst ingezameld werd als in sommige andere plaatsen, toch waren er in wie het geloof krachtig ging werken. Paulus had dus geen reden om te zeggen dat hij tevergeefs getuigd en gearbeid had.

 

Gespreksvragen

1. We lezen in vers 16 dat Athene zeer afgodisch was. Dat is: vol afgoden. Zie je dit ook nog in onze tijd? Geef eens enkele voorbeelden (niet te ver van huis).

2. Prikkelt de situatie in onze samenleving ons tot daden (verg. vers 16)? Wat is onze opdracht?

3. Paulus knoopt bij de Griekse literatuur aan om de mensen met het evangelie in kontakt te brengen. Volgt daar voor ons de plicht uit om kennis te nemen van het moderne denken? Kan deze kennis ons helpen om de moderne mens met het evangelie in kontakt te brengen?

4. Wat is volgens jou nodig om te beantwoorden aan de opdracht tot evangelisatie? Hoe kun jij evangeliserend bezig zijn?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

Mivo +16 | 28 Pagina's

1. Paulus in Athene

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

Mivo +16 | 28 Pagina's