Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schepping ... onze zorg?!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schepping ... onze zorg?!

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

En God schiep

Wanneer we gaan denken over de schepping en hoe wij met de schepping om moeten gaan, ligt het begin in Genesis 1 waar de woorden staan: "In den beginne schiep God...". Het is de Heere Die schiep. De aarde was woest en ledig. Er werd orde gebracht. Hij alleen is de Schepper. We lezen in Nehemia 9:6: "Gij zijt de HEERE alleen, Gij hebt gemaakt de hemel, de hemel der hemelen, en al hun heir, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en Gij maakt die allen levend; en het heir der hemelen aanbidt U". Zo bracht God alle dingen tot stand door Zijn Woord (= Christus) en de Heilige Geest. Ook in het Nieuwe Testament wordt verband gelegd tussen God, als het vleesgeworden Woord, en de schepping wanneer we Kolossenzen 1:16 en 17 lezen. In dit verband moet ook gewezen worden op Johannes 1:1-3. En in Hebreeën 11:3 lezen we: "Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid...". Dat God de Schepper is, kunnen we nooit bewijzen, maar dienen we te belijden. Zo belijdt de kerk in de Nederlandse Geloofsbelijdenis: "Wij geloven, dat de Vader, door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, de hemel, de aarde en alle schepselen uit niet heeft geschapen" (art. 12).

Ook de mens wordt door de Heere geschapen. "En God zeide: Laat ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis..." (Gen. 1:26). De mens wordt dus geschapen naar het beeld van God. Dit in tegenstelling tot de dieren, die geschapen zijn naar hun eigen aard. Wat houdt het "beeld van God" in? De Heidelbergse Catechismus geeft hier antwoord op, namelijk: "dat is, in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij (de mens) God zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen" (vr. en antw. 6). De mens kent de wil van God ten volle. Daardoor kan hij op volmaakte wijze leven overeenkomstig Gods wil.

 

De scheppingsopdracht

Nadat de mens is geschapen, zegt de Heere: "Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruipt!" (Gen. 1:28). In deze woorden maakt de Heere Zijn wil bekend aan de mens. De Heere stelt de mens aan als onderkoning over de schepping. In Genesis 2:15 wordt de opdracht als volgt omschreven: "Zo nam de HEERE God de mens, en zette hem in de hof van Eden om die te bouwen en die te bewaren". De mens dient de aarde, de schepping te bebouwen maar ook te bewaren. Een tweeledige opdracht. Hij wordt geen baas over de schepping, de schepping is geen eigendom van het schepsel, maar van de Schepper. 

De mens wordt aangesteld als rentmeester over het eigendom van de Schepper. Een rentmeester moet verantwoording afleggen van zijn rentmeesterschap, maar zal de eigenaar ook moeten erkennen als de wettige eigenaar. Het heersen over de schepping houdt dan in: een heersen in gehoorzaamheid aan Gods wil. In zijn heerschappij moet de mens zich onderwerpen aan zijn Opdrachtgever. Wat God wil, wordt uitgevoerd. En de mens, geschapen naar het beeld van God, is daartoe ten volle bereid. Hij kan het ook doen, aangezien er harmonie bestaat tussen hem en zijn Schepper.

 

Het was goed

ln hel eerste hoofdstuk van de Bijbel wordt beschreven, hoe de Heere deze aarde, en al wat daarop is, schiep. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de woorden: "En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed." (Gen. 1:31). De schepping is voltooid. De Heere overziet al Zijn werk en ziet dat het goed is. De schepping, mens, dier en plant, verheugen zich in de Schepper en de Schepper verheugt Zich in Zijn schepping. Het ruime hemelrond vertelt, met blijde mond, Gods eer en heerlijkheid. Een volmaakte schepping. Alles is goed en alles loopt uit op de verheerlijking van Gods Naam. De mens, het plantenrijk en de dierenwereld roepen het uit: "O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde".

 

De mens zondigt

Genesis 1 en 2 tekenen ons de volmaakte schepping. Binnen deze schepping heeft de mens een plaats van de Heere ontvangen. Hij is onderkoning over het geschapene. Er bestaat een band van volmaakte wederzijdse liefde tussen de Koning en de onderkoning. Maar in het derde hoofdstuk van Genesis wordt beschreven hoe de mens deze band verbreekt. De mens zondigt en is ongehoorzaam. De Koning had een bevel gegeven om niet te eten van de "boom der kennis des goeds en des kwaads". Het pronkjuweel van de schepping, de beelddrager van God, luistert niet naar dit bevel en eet. Dit is de val van de mens in de zonde. En deze val heeft verstrekkende gevolgen. Wat voor de zondeval mogelijk was, wordt nu onmogelijk. De harmonie wordt veranderd in disharmonie. Deze disharmonie maakt het voor de zondige mens onmogelijk om te leven overeenkomstig Gods wil.

De Heere wendt Zich in de eerste plaats tot de slang "als zijnde geweest des duivels werktuig" (kanttekeningen bij Gen. 3:14). De kop van de satan zal worden vermorzeld. Dit vonnis wordt uitgesproken tegen de duivel en betekent zijn ondergang. Maar tegelijk ligt hierin voor de mensheid een rijke belofte (Gen. 3:15). Uit de vrouw zal de Zoon van God worden geboren.

Door Zijn verdienste zal de macht van Satan, die hij sinds de zondeval heeft, worden verbroken. De Heere geeft de belofte dat eenmaal de Messias zal komen. Door Zijn verdienste zal de mens eeuwig kunnen leven. Hij zal de enige Weg zijn, waardoor de mens aan de dood kan ontkomen. Toch zal de zonde worden gestraft. "Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uwe begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten, zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt..." (Gen. 3:16 en 17).

Het aardrijk om uwentwil vervloekt. In de zondeval snijdt de mens de band met zijn Schepper door. Maar dat niet alleen, ook de ganse schepping wordt meegesleept in het verderf. De vloek rust op "het aardrijk". Vervalt daarmee de opdracht om te heersen over de schepping, om de aarde te bouwen en te bewaren? Nee! Na de zondvloed herhaalt God deze opdracht (Gen. 9:1-4). Wanneer de Heere Noach en zijn zonen zegent, zegt Hij: "Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde; en ulieder vrees en ulieder verschrikking zij over al het gedierte der aarde en over al het gevogelte des hemels, in al wat zich op de aardbodem roert en in alle vissen der zee; zij zijn in uw hand overgegeven. Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze; Ik heb het u alles gegeven, gelijk het groene kruid" (Gen. 9:1-3). Wanneer we Genesis 9:1-4 goed lezen, merken we dat de gevolgen van de zondeval hierin doorklinken.

 

De harmonie verstoord?

"Zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt...". De mens heeft de schepping meegesleept in de zondeval. Voor de zondeval was er sprake van harmonie. Alles was volmaakt op elkaar afgestemd. Er bestond een volmaakte verstandhouding. Harmonie tussen Koning en onderkoning, tussen Eigenaar en rentmeester. Maar ook in het dierenrijk en de plantenwereld. Schapen en leeuwen verkeerden in vrede samen. En na de zondeval? Is er na de zondeval ook sprake van harmonie, van orde? 

Enerzijds moet gezegd worden, dat dit door de zondeval verloren is gegaan. Anderzijds is de scheppingsorde niet verdwenen. Ook al is er sprake van disharmonie, toch wordt in de schepping iets gevonden van de harmonie en orde die de Heere in de schepping heeft gelegd. Denk alleen maar eens aan het verloop van de jaargetijden. Zomer en winter wisselen elkaar af. Dit alles heeft een zekere regelmaat in zich. Gods werken zijn nog steeds zichtbaar in de schepping. David zingt: "De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk" (Ps. 19:2). Ook de dichter van Psalm 104 bezingt Gods heerlijkheid in de schepping: "Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen" (vers 24). Op meerdere plaatsen in de Schrift wordt Gods eer en heerlijkheid verkondigd in het rijk van de natuur. In Psalm 148 worden alle schepselen opgewekt om de Naam van de Schepper te loven. "Looft Hem, al Zijn engelen; looft Hem, al Zijn heirscharen. Looft Hem, zon en maan; looft Hem, alle gij lichtende sterren. Looft Hem, gij hemelen der hemelen; en gij wateren, die boven de hemelen zijt. Dat zij de Naam des HEEREN loven; want als Hij het beval, zo werden zij geschapen." (Ps. 148:2-5). Het is echter door de zonde, dat er geen volmaaktheid meer is, dat de gevolgen van de zonde ook in de schepping tot uiting komen.

 

De Heere waakt

Toch is en blijft de schepping van de Heere. En hierin ligt een troostrijke gedachte. De ganse schepping staat onder Gods bewarende hand. Ook al is er door de zondeval sprake van disharmonie, toch zórgt de Heere er Zelf voor dat Zijn bezit niet door mensen vernietigd wordt. Niet de mens is eigenaar van de schepping, maar de Heere Zelf. Daarom kunnen de opstellers van de Heidelbergse Catechismus in het geloof getuigen dat de Heere door Zijn voorzienigheid "hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, (...) en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen". De Heere onderhoudt en regeert Zelf Zijn bezit, de schepping. De mens is wel aangesteld als rentmeester, maar de Heere kijkt zorgvuldig toe en bewaakt Zijn schepping.

Duidelijk blijkt dit wanneer we Genesis 6 lezen. "Toen berouwde het de HEERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart. En de HEERE zeide: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van de aardbodem, van de mens tot het vee, tot het kruipend gedierte en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij dat Ik hen gemaakt heb" (Gen. 6:6 en 7). Wordt de schepping nu vernietigd? Zal er door de zonde van de mensheid dan niets meer overblijven van het schone in Gods schepping? 

Gelukkig wel, want daar waakt de Heere Zelf voor. Noach krijgt de opdracht om de ark te bouwen. Niet alleen de mens krijgt een plaats in de ark, maar ook het dierenrijk vindt daarin behoud. En dan? Na de zondvloed bouwt Noach een altaar en offert de Heere een reukoffer, "....en de Heere zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan de aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. Voortaan, al de dagen der aarde zullen zaaiïng en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden" (Gen. 8:21 en 22). De Heere zal er voor zorgen dat Zijn schepping geen wanorde wordt.

 


Christenen hebben veel te weinig hun vreemdelingschap beseft naar mijn diepste overtuiging. Ze hebben veel te weinig beseft dat zij anders moesten zijn: gij geheel anders, anders in de wetenschap, techniek, industrie, landbouw. Ze hebben veel te weinig weerstand geboden tegen de geest van de Renaissance om hun eigen koninkrijk te vestigen. Ja, ze zijn het zelfs wel gaan bevorderen omdat het ook bij christenen is gaan draaien om deze wereld en materiële welvaart, waarbij alles op de mens zelf is gericht. Het materialisme is de oorzaak van de milieuvervuiling.

Prof. dr. ir. E. Schuurman.


 

De mens is en blijft rentmeester

De opdracht om de schepping te bouwen en te bewaren, blijft bestaan. Bouwen: De mens mag de schepping, en de gaven die daarin gegeven zijn, gebruiken. Hij moet aktief omgaan met de schepping. Bouwen houdt ontwikkelen in. Wel zal dit altijd in het teken moeten staan van erkenning van de Schepper. En dan is bouwen niet alleen een verstandelijke opdracht, maar dan is bouwen een middel om God te dienen. Niet de mens is het uitgangspunt of het doel van het ontwikkelen van de schepping, maar de Heere. Hij heeft bouwstenen aan de mens gegeven om Hem te dienen. De schepping kan dan gezien worden als werkterrein voor de mens om met het bouwmateriaal te bouwen tot eer van Zijn Schepper.

De mens krijgt niet alleen de opdracht om te bouwen. Hij moet de schepping ook bewaren. In het bouwen komt tot uiting dat de schepping gebruikt mag worden, maar in het bewaren wordt uitgesproken dat er grenzen zijn. Ook al bewaakt de Heere Zelf de grenzen, daardoor wordt de mens niet ontslagen van zijn plichten, van zijn verantwoordelijkheden. Hij is en blijft rentmeester. En als rentmeester moet de mens de schepping bewaren, beheren voor de Eigenaar. Zo bezien wordt ook het bewaren van Gods schepping een middel om eer aan de Heere toe te brengen. Het schone moet bewaard worden. Er mag niet alleen gebouwd worden. Daarom moet gestreden worden tegen de verstoring en ontwrichting in de natuur.

In het omgaan met, het spreken en denken over de schepping, dient de mens God te erkennen als de grote Eigenaar van de schepping. Hij heeft alles geschapen en heeft de mens aangesteld als rentmeester, als onderkoning. De intentie van Psalm 8 moet in ons spreken en in ons handelen doorklinken. Het begin van deze psalm, maar ook het eind luidt: "O, HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw naam op de ganse aarde!". Hiertussen zit het spreken over de schepping geklemd. Geen roem, geen eer aan het schepsel, maar alle eer wordt aan de Schepper gegeven. Wanneer ik, als mens, naar de hemel kijk en de maan of de sterren zie, dan zink ik weg van verwondering. Ootmoed en verwondering blijven er over. Wat is de mens! Gij, Heere, doet Hem heersen over de werken van Uw handen. Wat is de mens! Dit ootmoedig spreken over Gods schepping zal ook gevolgen hebben voor het handelen, het omgaan met de schepping en het heersen over de schepping. Het begin en het eind zal altijd moeten zijn: "Hoe heerlijk is Uw Naam".

 

Het schepsel zucht

De opstellers van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreken over de schepping als "een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, grote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen". Over deze goede schepping is de zondige mens rentmeester. Eenmaal zal de Eigenaar Zijn rentmeester vragen naar hun omgaan (bouwen en bewaren) met Zijn eigendom, de schepping. Kunnen we wel rentmeesters zijn? De harmonie hebben we immers verbroken? Toch ontslaat dit ons nooit van onze verantwoordelijkheid. Dat de scheppingsopdracht niet meer volbracht kan worden door de mens zelf, ligt niet aan de Heere, maar aan de mens. Hij heeft gezondigd en daardoor niet alleen zichzelf gevonnist tot de dood, maar ook de ganse schepping meegesleurd. Onder het gebrekkig uitoefenen van het rentmeesterschap van de mens zucht de schepping. Paulus spreekt in de brief aan de Romeinen over het "lijden dezes tegenwoordigen tijds". Opvallend is dan dat hij begint door te wijzen op de schepping. "Het ganse schepsel" zucht (Rom. 8:22). Niet alleen de plantenwereld zucht, niet alleen de dierenwereld zucht, niet alleen de mensheid zucht, maar het "ganse schepsel tezamen zucht".

In de Bijbel is er vaak een verband te zien tussen de zonde van de mensheid en de gevolgen voor de natuur. De profeet Hoséa deelt het volk bijvoorbeeld mee, dat de Heere een twist heeft met het volk Israël. Waarom? "Omdat er geen trouw, en geen weldadigheid, en geen kennis van God in het land is; maar vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen, zij breken door, bloedschulden raken aan bloedschulden" (Hos. 4:1-2). Hier tekent hij de zonde van het volk. Onmiddellijk volgt daarop: "Daarom zal het land treuren, en een iegelijk, die daarin woont, kwelen, met het gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt worden" (vers 3).

Ook Jeremía legt verband tussen de zonde van de mens en de gebrokenheid van de natuur. "Hoelang zal het land treuren, en het kruid des gansen velds verdorren? Vanwege de boosheid dergenen, die daarin wonen, vergaan de beesten en het gevogelte; dewijl zij zeggen: Hij ziet ons einde niet" (Jer. 12:4).

Het ganse schepsel zucht. Hoe duidelijk wordt dit gehoord. De leeuw die het lammetje verslindt... het schepsel zucht. De bomen die aangetast worden door de zure regen... het schepsel zucht. De aarde die verontreinigd wordt, mensen die onderling in onenigheid leven, het bloemetje dat wordt vertrapt... Alles wijst op het zuchten van het schepsel. Dit alles vindt plaats omdat de mens heeft gezondigd. Nog sterker: de oorzaak van de huidige milieuproblematiek ligt in het feit dat wij hebben gezondigd en daardoor is de aarde vervloekt. Wanneer we dan spreken over de natuur en alle problemen die daarmee te maken hebben, wanneer we het hebben over het zuchten van de schepping zullen we eerst met de vinger naar onszelf moeten wijzen. Wij hebben gezondigd, wij hebben ervoor gezorgd dat het ganse schepsel zucht. Wij hebben de volmaakt goede schepping ontwricht. En toch blijft de opdracht om rentmeester te zijn. Rentmeester zoals de Heere dat van ons vraagt. Een opdracht die we in diepe afhankelijkheid moeten uitvoeren.

 

Het schepsel hunkert

Paulus spreekt in Romeinen 8:22 over zuchten "als in barensnood". "Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is" (Joh. 16:21). Daarom roept Paulus het uit: "het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods" (Rom. 8:19). Luther zegt hiervan: "Anders dan in de dwaasheid der filosofie is hier sprake van een verlangend bezig-zijn, niet met wat is en hoe het is, maar wat toekomstig is en nog niet is".

Paulus zegt dat het schepsel wel zucht, maar reikhalzend uitziet naar verlossing. Het is geen wanhopig zuchten, want Paulus beluistert in het zuchten van de schepping ook een lied van verlangen; net zoals een moeder uitziet naar de geboorte van het kind. Een hunkering gaat gepaard met zuchten. Een reikhalzend uitzien naar het rijk van vrede, waar de profeet Jesaja zo rijk over heeft gesproken. Een rijk waar de wolf met het lam zal verkeren, waar de luipaard bij de geitenbok neer zal liggen, waar de koe en de berin samen zullen weiden en waar een zoogkind zich zal vermaken in het hol van de adder. Een rijk van vrede waar niemand meer lijden zal (Jes. 11:5-9). Het zuchten van de schepping wordt dan een hoopvol zuchten, een reikhalzend uitzien naar verlossing. Hierin moeten we ook een hunkering beluisteren naar herstel van de band met de Schepper.

 

Disharmonie wordt harmonie

Een zuchtende schepping. Disharmonie... Het lijden van deze tegenwoordige wereld... Maar Paulus houdt het daarvoor, dat dit niet te waarderen is tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden" (Rom. 8:18).

In Romeinen 8 is een mens aan het woord, een rentmeester. Een rentmeester, die verlangend uitziet naar de heerlijkheid die aanstaande is. Enerzijds horen we hem zuchten: "Ik ellendig mens", maar anderzijds klinkt het lied van verlangen; "wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus onze Heere" (Rom. 7:24 en 25).

De profeet Jesaja heeft gesproken over het vrederijk, waar Paulus naar hunkert. Hij zag in een vergezicht over dood en graf heen en blikte in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, verworven door de beloofde Messias. En Paulus? Paulus ziet in het hier en nu een vergezicht. In het zuchten van het schepsel hoort hij de muziek van het Jeruzalem dat boven is en waar hij zo verlangend naar uitziet.

De Heere zal ook de bevrijding en het herstel van de schepping bewerken. Daarom is er verwachting. Met reikhalzend verlangen ziet de schepping uit naar de dag van de volkomen verlossing. De Heere heeft de schepping niet voor de dood en het verderf, maar voor het leven en voor de heerlijkheid bedoeld. Hij zal op de dag van de verlossing van Zijn volk ook de schepping vrijmaken van de dienstbaarheid. Het zijn barensweeën. Dat wijst op iets nieuws. Onbewust, maar die de eerstelingen des Geestes hebben, merken het op en verblijden zich, omdat het een teken is van de wederkomst. 

Wanneer Paulus spreekt over het zuchten van de schepping, is dit de bestaande schepping. In Romeinen 8:26 spreekt Paulus over de Geest die bidt "met onuitsprekelijke zuchtingen". In het zuchten van de schepping hoort hij het zuchten van de geest. Niet alleen het schepsel, maar ook de Heilige Geest ziet verlangend en zuchtend uit naar de volle oogst. Hij zucht met het schepsel. Hij verwekt in de mens een zuchten. De kanttekeningen zeggen, dat de Geest als het ware ons voorspelt hoe wij bidden moeten. De Geest deelt de last met ons ter verlichting. De Heilige Geest leidt en bestuurt het gebedsleven. En de Zoon? De Zoon bidt. Hij zit aan de rechterhand Gods en bidt in de hemel voor Zijn zuchtend kind. Hij hoort het zuchten van Zijn kind, gewerkt door de Heilige Geest. Kinderen zijn erfgenamen (Rom. 8:17) en daarom bidt Gods Zoon voor Zijn kinderen bij Zijn Vader.

Het ganse schepsel zucht... De Geest bidt met onuitsprekelijke zuchtingen... "En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom!" 

En de Heere Jezus bidt bij Zijn Vader. Tot de tijd zal aangebroken zijn en Christus weder zal komen op de wolken des hemels. De apostel Petrus zegt in zijn tweede brief: "Maar de hemelen die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden ten vure bewaard tegen de dag des oordeels en der verderving der goddeloze mensen" (2 Petr. 3:7).

Kort daarop volgen de woorden: "Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid, verwachtende en haastende tot de toekomst van de dag Gods, in welken de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten! Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont" (2 Petr. 3:10-13). Mensen die alleen voor deze wereld leven, zullen met deze wereld vergaan. Maar degenen die door genade eigendom van Christus zijn, verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Voor hen zal eenmaal de disharmonie veranderen in harmonie. Niet door toedoen van de mens, maar op grond van de verdiensten die de Zoon van de Eigenaar op deze aarde heeft volbracht.

 


 

Is dit het einde?

Is dit, is dit het einde Heer'?  Komt er nu nooit een voorjaar meer?

..........

"Klein mensenkind,  dat zijn slechts dromen,

er zal een nieuwe wereld komen.

Mijn hand geeft stuur aan sterren en planeten,

zou Ik de aarde en  Mijn kind'ren dan vergeten?

Al wat ik schiep heeft doel en zin:

Dit wordt geen einde, maar  een wonderschoon begin."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

Mivo +16 | 28 Pagina's

De schepping ... onze zorg?!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

Mivo +16 | 28 Pagina's