Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. Festus' en Agrippa's reaktie op Paulus' rede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Festus' en Agrippa's reaktie op Paulus' rede

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paulus vertelt dat hij een man heeft gezien die vele jaren geleden door Pilatus werd gedood. Wanneer hij aangeeft dat die Man is gebonden om voor Zijn volk de vrijheid te verwerven; wanneer hij aangeeft dat Deze uit de doden is opgestaan en "een licht zou verkondigen deze volke en de heidenen (vs. 23), kan Festus het niet langer uithouden.

Hij roept het uit: "Razernij!" Welk mens, die zijn verstand heeft, kan zulke dingen zeggen. "Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij" (vs. 24). Inderdaad heeft Paulus veel boeken gelezen tijdens zijn gevangenschap (2 Tim. 4: 13). Misschien, zo denkt Festus, heeft al die studie hem krankzinnig gemaakt. Hoe haalt hij het in zijn hoofd: een dode die is opgestaan!

Paulus reageert in het geheel niet boos, hij blijft vriendelijk, hij geeft uitleg: "Zijn dit woorden van een krankzinnige? Nee toch?" Festus, de man die zo goed de orde

Festus, de man die zo goed de orde in zijn machtsgebied kan herstellen, weet geen raad met Paulus' woorden. "Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn: want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat ze geestelijk onderscheiden worden" (1 Kor. 2: 14).

En Agrippa? Agrippa reageert heel anders dan Festus. Hij begrijpt goed waar Paulus hem aan herinnert (vs. 26). Hij weet welke dingen er gedaan zijn in de Naam van de Heere 1 Jezus. Hij kent de geschiedenis van Jezus van Nazareth. Zijn omgang met de Joden heeft er voor gezorgd dat hij er veel over heeft gehoord.

"De zaken zijn niet in een hoek geschied". Koning Agrippa weet dat deze dingen waar zijn, hij weet wat de profeten hebben gezegd.

"Gelooft gij, o Koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft" (vs. 27).

Wat moet Agrippa hierop antwoorden? Dat Paulus raast? Hij weet wel beter. Hij voelt dat het geen krankzinnigheid is om in Jezus te geloven. Hij antwoordt: "Gij beweegt (overreedt) mij bijna (in weinig) een Christen te worden". Wat hij hiermee precies heeft bedoeld, is niet duidelijk. Misschien heeft hij het len zeggen: "Wil je in zo weinig tijd me ompraten om een Christen te worden? Dan heb je het wel mis!"

Het kan ook zijn dat hij niet echt in staat was de argumenten van Paulus te weerleggen. Hij stond op het punt zich gewonnen te geven om in Christus te geloven, maar... hij deed het niet. Hij, Koning Agrippa, een Christen? Nee, daarvoor moest hij dan wel wat teveel inleveren!

Paulus predikt "Christus, de Gekruisigde, de Joden wel een ergernis en de Grieken een dwaasheid..." (1 Kor. 1: 23). Christus, de Gekruisigde, Festus wel een ergernis en Agrippa een dwaasheid.

Tweeërlei reaktie op Paulus' redevoering: één reaktie van iemand die er niets van begrijpt, en één reaktie van iemand die het wél begrijpt, maar er niets van wil weten.

Paulus' redevoering wordt afgebroken; kort gaat hij in op het antwoord op de prediking. Wat is het jammer dat Agrippa niet verder gaat dan "bijna te zijn", zoals hij, Paulus, is. Hij wenste dat hij en de overigen van zijn hoorders niet "bijna", maar "geheel en al" zouden zijn zoals hij is, namelijk een mens in echte vrijheid. Dat ze mensen zouden zijn die iets wisten van de vrijheid die er in Christus Jezus is.

Uiteraard wenst Paulus hen niet de uiterlijke omstandigheden toe, "uitgenomen deze banden" (vs. 29).

De beslissing van het gerechtshof wordt snel gemaakt. Er is geen enkele Romeinse wet die door de verdachte is overtreden. Hij heeft niets gedaan waarvoor hij zou moeten worden gedood of gevangen zou moeten blijven.

"En Agrippa zei tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien hij zich op de keizer niet had beroepen" (vs. 32).


4. Herodes Agripa II was de zoon van - Agrippa I en heet in het NT Agrippa. Agrippa II was de broer van Bernice* en Drusilla*. Toen zijn vader stierf, was hij 17 jaar oud en vertoefde hij te Rome, waar hij aan het hof werd opgevoed. Claudius achte hem te jong, hem zijn vader te laten opvolgen en Agrippa bleef te Rome. Hij verwierf voor de Joden het recht om het ambtsgewaad van de hogepriester* zelf te bewaren. Toen zijn oom - van Chalcis in 48 stierf, schonk Claudius hem diens kleine rijk, waardoor Agrippa koning werd. In 52 kreeg hij een groter rijk. nl. de tetrarchie van Filippus (Batanea, Trachonitis, Gaulonitis), de tetrarchie van Lysanias en Abilene. Nero* voegde daaar in 55 de steden Tiberias, Tarucheae en Julias aan toe. De verhouding van Agrippa tot zijn zuster Bernice verwerkte schandaal. Toen Festus* te Caesarea kwam, ging Agrippa hem begroeten en hoorde hij de rede van Paulus*, Hd. 25, 13v.

Agrippa vergootte het paleis der Hasmoneeen* te Jeruzalem. HIj deed hetzelfde met Caesarea. Toen de joodse oorlog uitbrak, streed Agrippa aan de zijde van Vespasianus. Na de innemig van Jeruzalem ging Agrippa met Titus naar Rome, waar hij praetor werd en in het jaar 100 stierf. Agrippa is de laatste man van betekenis uit het huis van Herodes.


24 En als hij deze dingen tot verantwoording sprak, zeide Festus met grote stem: Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij!

25 Maar hij zeide: Ik raas niet, ,achtigste Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en van een gezond verstand;

26 Want dee koning weet van deze dingen, tot welken ik ook vrijmoedigheid gebruikende spreek; want ik geloof niet, dat hem iets van deze dingen verborge is; want dit is in geen hoek geschied.

27 Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft.

28 En Agrippa zeide tot Paulus: Gij beweegt mij bijna een Christen te worden.

29 En Paulus zeide: Ik wenste wel van God, dat, en bijna en geheelijk, niet alleen gij, maar ook allen, die mij heden horen, zidanigenwierden, gelijk als ik ben, uitgonemen deze banden.

30 En als hij dit gezegd had, stond de koning op, en de stadhouder, en Bernice, en die met hen gezeten waren;

31 En aan een zijde gegaan zijnde, spraken zij tot elkander, zeggende: Deze mens doet niets des doods of der banden waarding

32 En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, ondien hij zich op den keizer niet had beroepen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Mivo +16 | 24 Pagina's

3. Festus' en Agrippa's reaktie op Paulus' rede

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Mivo +16 | 24 Pagina's