Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. Eén lichaam, veel leden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Eén lichaam, veel leden

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De reden waarom Paulus een brief schrijft aan de gemeente te Korinthe wordt ons in de brief zelf verteld. Er zijn vier oorzaken aan te wijzen.

1. In Korinthe heeft men al eerder een brief van Paulus ontvangen (1 Kor. 5: 9). Van deze zogenaamde "voorbrief" weten we niets, behalve dan dat Paulus daarin de gemeenteleden waarschuwt voor vermenging met hoereerders. Kennelijk hebben de Korinthiërs Paulus" waarschuwing niet begrepen, want Paulus komt terug op dit punt en werkt het verder uit (1 Kor. 5: 9 e.v.).

2. Een belangrijker reden voor het schrijven van de brief wordt in 1 Kor. 1:11 vermeld. Daar staat dat Paulus van de leden van het huisgezin van Chloë gehoord heeft dat er onenigheid in de gemeente van Korinthe is ontstaan.

3. In de derde plaats heeft Paulus van de Korinthiërs een brief ontvangen (1 Kor. 7: 1), waarin ze de apostel om raad vragen over enkele moeilijkheden in hun gemeente. De gemeenteleden uit Korinthe hebben Paulus vragen gesteld over het huwelijk (1 Kor. 7: 1, 7 25). over het afgodenoffer (1 Kor. S: 1), over de geestelijke gaven (1 Kor. 12: 1) en waarschijnlijk ook over Apollos, Paulus" opvolger te Korinthe (1 Kor. 16: 12).

4. De vierde aanleiding wordt genoemd in 1 Kor lb: 17: Stephanas, Fortunatus en Achaïkus zijn als vertegenwoordigers van de kerk te Korinthe naar Paulus toegekomen. Zij hebben hem geïnformeerd over de toestand in de gemeente.

De eenheid in de gemeente wordt bedreigd. Eén van de problemen is de vraag over het gebruik van de geestelijke gaven. Veel Korinthiërs hebben bepaalde Geestesgaven ontvangen. Toch gebeuren er verkeerde dingen in de gemeente.

In het twaalfde hoofdstuk geeft Paulus aan hoe God wil dat de geestelijke gaven gebruikt worden (1 Kor. 12).

Niet onwetend

vers 1-3

Paulus gaat het onderwerp inleiden met de woorden: "En van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet dat gij onwetende zijt" (vs. 1).

Paulus wil dus in dit hoofdstuk de gemeente informeren over de "geestelijke gaven" die zij ontvangen heeft.

Daarbij herinnert hij de Korinthiërs aan hun verleden: toen ze nog heidenen waren, dienden zij de afgo den (vs. 2). Toen lieten zij zich verleiden door allerlei leugens en bedriegerijen. Toen verkeerden ze voortdurend in onzekerheid. Maar dat is inmiddels veranderd. Zij hebben de genade van G( )d ontvangen (1 Kor. 1: 4). Ze hebben de Heere Jezus erkend als de Zoon van God. Tot deze belijdenis zijn ze gekomen door de werking van de Heilige Geest. Daarom is het onmogelijk dat iemand die de Heilige Geest heeft ontvangen, Jezus niet erkent.

"Daarom maak ik u bekend dat niemand, die door de Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt" (vs. 3). In tegenstelling tot het heidendom, loopt door het Christendom een vaste lijn. Deze vast lijn is Jezus Christus, de Enige Weg tot behoud. Wanneer de Heilige Geest in iemands leven werkt, zal men ook altijd "erkennen en belijden dat Jezus is de ware Zoon van God, de beloofde Messias en Zaligmaker van de wereld" (kanttekening bij vs. 3).

Dit heeft de Heere Jezus Zelf gezegd tegen Zijn discipelen: "Maar wanneer Die (de Heilige Geest) zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid. Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.

Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen" (Joh. 16; 13- 14).

Paulus begint zijn twaalfde hoofdstuk door te wijzen op de nauwe band die er bestaat tussen het werk van de Heilige Geest en de belijdenis dat Jezus is de Heere. Paulus zegt: Gemeente van Korinthe, jullie bestonden vroeger niet. Jullie waren vroeger heidenen. Maar vergeet nooit dat het de Heilige Geest is geweest Die is gaan werken in jullie harten. Door de werking van de Heilige Geest zijn jullie tot de belijdenis gekomen dat Jezus de Heere is, dat Jezus de Zoon van God is. Zo is de gemeente ontstaan. Dat is de grondbelijdenis van de gemeente.

Verscheidenheid, doch...

vers 4-11

Vanuit deze grondgedachte gaat Paulus wijzen op de eenheid, temidden van de verscheidenheid. In de verzen 4-6 herhaalt hij de woorden: "En daar is verscheidenheid..., doch..." Binnen de gemeente is er verscheidenheid van gaven (vs. 4), verscheidenheid der bedieningen (vs. 5) en verscheidenheid der werkingen (vs. 6). Welke verschillende gaven dit zijn, geeft Paulus in vers 8-10 weer. En in vers 28 gaat hij in op de "verscheidenheid der bediening".

Paulus erkent de verscheidenheid, maar wijst tevens op de eenheid: "doch het is dezelfde Geest... het is dezelfde Heere,... het is dezelfde God". Een eenheid die niet in de mensen is. maar in God "Die alles in allen werkt". Het is God de Vader Die door de verdienste van Zijn Zoon Jezus en door de werking van de Heilige Geest de gaven geeft.

Eenheid in verscheidenheid!

Verscheidenheid in eenheid!

De ontvangen gaven kunnen sterk van elkaar verschillen. Toch worden ze geschonken door één en dezelfde Geest (1 Kor. 12: 11). Dat behoort, ondanks alle verscheidenheid in gaven, toch de eenheid in de gemeente te geven. Deze eenheid gaat de apostel verduidelijken aan de hand van een voorbeeld.

De gemeente: een lichaam

vers 12

In de volgende verzen wordt een vergelijking gemaakt tussen het menselijk lichaam en de gemeente van Christus. Het lichaam is één geheel; het bestaat weliswaar uit vele onderdelen (leden, organen), maar deze horen allemaal bij elkaar. Het ene orgaan heeft het andere nodig om goed te kunnen funktioneren. Om je hand goed te kunnen sturen (bijvoorbeeld om een pen op te pakken), moeten onder andere je ogen en de spieren in je arm en je hand goed werken. Of, om de woorden van de kanttekenaren te gebruiken: "(.••) het oog kan niets krijgen of aangrijpen zonder de hand, en het hoofd kan niet wandelen zonder de voeten".

Geen enkel orgaan kan zelfstandig bestaan; elk orgaan is afhankelijk van andere organen, of dat nu grote of kleine onderdelen van ons lichaam zijn, of het nu "belangrijke" of schijnbaar "overbodige" onderdelen zijn. Geen enkel onderdeel kan gemist worden.

Zo is het nu ook in de gemeente. "Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van dit éne lichaam vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzo ook Christus" (vs. 12). De gemeente bestaat uit vele leden, die allemaal verschillend zijn. Maar al bestaat de gemeente uit mensen van allerlei verschillende rassen en rangen, al bestaat de gemeente uit Joden, Grieken, slaven en vrijen (vs. 13), toch vormen ze één geheel. De gemeenteleden kunnen niet buiten elkaar.

"door één Geest... gedoopt"

uers 13

Hoe kan het dat de gemeenteleden een lichaam, een eenheid vormen? In vers 13 geeft Paulus de reden: "Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt. De eenheid in de gemeente is een geestelijke eenheid. Ook in de Efeze-brief (4: 4) geeft Paulus aan dat de eenheid een geestelijke eenheid is: "Eén lichaam is het en één Geest (...), één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader (...)". Het is een eenheid die tot stand komt door de Heilige Geest. Door één Geest tot één lichaam gedoopt. De kanttekeningen zeggen hiervan: "Namelijk de gemeente van Christus, die wij ingelijfd worden door de doop, welke het bad der wedergeboorte is en ons ook tot eenigheid verbindt".

In vers 13 spreekt Paulus niet alleen over "tot één lichaam gedoopt", maar ook over "tot één Geest gedrenkt". De kanttekeningen wijzen hierbij op het Avondmaal en verwijzen naar 1 Kor. 10: 17 "Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn".

Gedoopt en gedrenkt door één Geest. Zo worden wij leden van het ene lichaam. Paulus schrijft aan Titus: "Wanneer de goedertierenheid van God. onze Zaligmaker en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes" (Tit. 3: 4 en 5).

Door geboorte worden we lid van de christelijke gemeente. Daarbij hebben de ouders bekend dat "zij in Christus geheiligd zijn, en daarom, als lidmaten Zijner gemeente, behoren gedoopt te wezen" (zie kader op pagina 16). Gedoopt in de naam van de Heilige Geest wil zeggen dat de Heilige Geest ons verzekert "door dit Heilige Sacrament, dat Hij in ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenende hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing onze zonden en de dagelijkse vernieuwing onzes levens" (doopsformulier).

Het woord "gedrenkt" wijst op de volheid van het werk van de Heilige Geest in de harten van mensen. Al eerder heeft Paulus gewezen op het feit dat de Geest Christus verkondigt. Wanneer de Heilige Geest in het hart werkt, gaan mensen in Christus geloven. "Wie in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt: Stromen des levende waters zullen uit zijn buik vloeien. En dit zeide Hij van de Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem geloven..." (Joh. 7: 38, 39).

vers 14-30

vers 14-30

In de verzen 14-20 werkt de apostel het voorbeeld van het menselijk lichaam uit. In dit gedeelte benadrukt hij de volgende zaken:

1. De gemeente bestaat uit verschillende leden (vs. 14)

2. Deze leden hebben verschillende gaven/taken ontvangen (vs. 15- 16) 3. Zouden de leden allemaal dezelf

3. Zouden de leden allemaal dezelfde taken/gaven hebben, dan zou er geen sprake kunnen zijn van een lichaam (vs. 17 en 19) 4. God heeft ieder lid een taak

4. God heeft ieder lid een taak gegeven, zoals Hij dat Zelf heeft gewild (vs. 18) 5. De verschillende leden vormen

5. De verschillende leden vormen samen één lichaam (vs. 20) 6. Deze verschillende leden hebben

6. Deze verschillende leden hebben elkaar onderling nodig (vs. 21)

In deze verzen komt duidelijk tot uiting hoe Paulus de gemeente ziet. De gemeenteleden vormen samen één lichaam. Vanuit de verbondenheid aan elkaar hebben de leden elkaar nodig om te kunnen funktio-neren. Vanuit deze gedachte gaat Paulus wijzen op het verkeerde van de onderlinge verdeeldheid binnen de gemeente (vs. 22-24).

1. Mensen kunnen wel eens denken dat er leden zijn die zwak zijn, maar in Gods ogen bestaan er geen onaanzienlijke leden. De "zwakste" (in menselijke gedachten) zijn toch nodig "tot onderhouding en dienst van het gehele lichaam" (Kanttekeningen bij vers 22).

2. Zo zijn er volgens menselijke beredenering ook "minst eerlijke leden". Paulus doelt op de lichaamsdelen die niet zichtbaar zijn. Deze leden vallen niet op. Van deze leden zegt Paulus: "doen wij overvloediger eer aan" (vs. 23)

3. En de "onsierlijke leden"? Hiermee wordt bedoeld: "... die mismaakt, verdraaid of verkort zijn, of enig ander gebrek hebben, of die om der eerbaarheid wille moeten gedekt worden" (kanttekeningen). Deze onsierlijke leden "hebben overvloediger versiering" (vs. 23). Paulus legt de nadruk niet op de onsierlijkheid, maar op de versiering. Zo dient in de gemeente niet de nadruk gelegd te worden op de gebreken van anderen, maar men dient de gebreken juist te verbergen en de gaven te vereren die een lid heeft ontvangen.

4. De sierlijke leden hebben het niet nodig om nog meer versierd of geëerd te worden (vs. 24a).

5. God heeft alle leden, sierlijke-, zwakke- en onsierlijke leden, op zodanige wijze bij elkaar gevoegd, dat de sierlijke leden de onsierlijke leden eer aandoen (vs. 24).

De vele leden vormen samen één lichaam. De leden dragen met elkaar zorg voor dat ene lichaam. Zo heeft God de leden samengevoegd, "opdat geen tweedracht in het lichaam zij" (vs. 25).

Tweedracht past niet in het lichaam. Tweedracht past niet in de eenheid. Integendeel, de leden die nen gelijke zorg voor elkaar te dragen

Praktisch toegepast betekent dit: "En hetzij dat één lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat één lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede".

"Gijlieden zljt..."

vers 27-30

Paulus gaat zijn onderwerp afslui ten. Hij heeft tot op heden het vol gende gezegd:

1. Wanneer de Heilige Geest in het hart werkt, zullen mensen tot de belijdenis komen dat Jezus de Heere is.

2. De werking van de Heilige Geest zorgt voor éénheid, ook al is er verscheidenheid.

3. De gemeente als het lichaam van Christus vormt een eenheid, maar bestaat wel uit verschillende leden die elkaar nodig hebben en elkaar aanvullen.

"En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder". Brengen we dit in verband met de eerste verzen van dit hoofdstuk, dan kan gesteld worden dat het lichaam van Christus bestaat uit mensen die door de werking van de Heilige Geest tot de belijdenis komen dat Jezus de Heere is. Immers in vers 27 wordt gesproken over "gijlieden" en in vers 2 staat: "Gij weet, dat gij heidenen waart..." Het is "de gemeente Gods, die te Korinthe is, de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen, met allen, die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onze Heere".

IJvert naar de beste gaven

vers 31

Wanneer Paulus het gedeelte beëindigt, roept hij de gemeente op om te ijveren naar de beste gaven (vs. 31). De gaven die de Heilige Geest geeft, zijn verschillend. Er is verscheidenheid van gaven, leder lid van het ene lichaam heeft gaven ontvangen. Hoe gering deze gaven ook al zijn en hoe onaanzienlijk in menselijke ogen, toch roept Paulus op te ijveren met de geschonken gaven. Dat wil zeggen: de gaven te besteden tot stichting van de gemeente.

Tevens roept Paulus de leden van het lichaam op om te ijveren naar "de beste gaven". In hoofdstuk 14 werkt hij dit verder uit. Hij begint door te wijzen op het najagen van de liefde "en ijvert om de geestelijke gaven, maar meest, dat gij moogt profeteren".

"En ik wijs u een weg, die nog uitnemender is", zo vervolgt Paulus in vers 31. Hoe belangrijk de gaven op zich ook mogen zijn, er is een weg die nog uitnemender is. Deze weg moet worden bewandeld. Het is de weg van de liefde!

Want: "al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden" (1 Kor. 13: 1). In het lichaam is de levenskracht van groot belang. Zo is in de gemeente de liefde van levensbelang. "Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is liefde".

Waarom roept Paulus op om de weg van de liefde te bewandelen? Omdat de liefde aan elkaar verbindt. Paulus bedoelt hiermee niet een horizontale liefde, niet een liefde die zich alleen op de naaste richt.

Paulus werkt in 1 Kor. 13 uit wat hij bedoelt met deze "weg die nog uitnemender is". Daarbij gaat het over de liefde tot God en de liefde tot de naaste. "En nu dan blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde".

Het is de liefde van God, de liefde van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest die de leden aan elkaar verbindt tot één lichaam.

Johannes schrijft: "Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening van onze zonden.

Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad, zo zijn ook wij schuldig elkander lief te hebben". (1 Joh. 4: 9-11).


In Christus geheiligd

Eerstelijk, hoewel onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja, aan de verdoemenis zelf onderworpen, of gij niet bekent, dat zij in Christus geheilig zijn, en daarom, ais lidmaten zijner gemeente, behoren gedoopt te wezen?

Doopsformulier

De woorden 'in Christus geheiligd' zien niet op een innerlijke heiliging.

Hoe zouden de ouders deze vraag dan met ja kunnen beantwoorden? Het is hen immers onbekend of hun kinderen die innerlijke heiliging des Geestes in het bloed van Christus deelachtig zijn! Calvijn tekent bij 1 Kor. 7:14 aan: Deze plaats leert dat der gelovigen kinderen door enig voorrecht van de anderen worden afgezonderd; dat zij heilig in de gemeente gerekend worden...

'In Christus geheiligd' doelt dus op een uitwendige heiliging of afzondering. De heiligign van de Israëlitische kinderen bestond hierin, dat zij afgezonderd waren van de onreine en onbesneden heidenen. Dat is ook de inhoud van de heiliging van de kinderen der zichtbare kerk.

ds. J. van Haaren,

De goede belijdenis

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1992

Mivo +16 | 32 Pagina's

3. Eén lichaam, veel leden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1992

Mivo +16 | 32 Pagina's