Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

2. Nehemia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Nehemia

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geschiedenis van het joodse volk tijdens de overheersing door verschillende koningen is beschreven door de Kroniekenschrijver. De boeken Ezra en Nehemia zijn het slot van deze geschiedbeschrijving. Voor ons zijn deze boeken een belangrijke kennisbron. Evenals in de boeken der Kronieken geven zij echter geen doorlopend verslag van de gebeurtenissen. Zij tekenen een beeld van de wederopbouw van de staat en de hernieuwde vestiging in het land dat in Abraham aan het joodse volk is gegeven. Uit hun beschrijving blijkt dat daarbij het herstel van de oude godsdienstige instellingen in tempel en cultus in het middelpunt staat.

Voorgeschiedenis

In het vorige hoofdstuk zijn we ingegaan op de historische achtergronden die het optreden van Ezra en Nehemia mede bepaald hebben. De terugkeer uit de ballingschap betekende een nieuwe periode in de geschiedenis van het joodse volk. Deze periode is voor het volk niet gemakkelijk geweest.

Over de periode tussen 515 en 458, het jaar waarin Ezra naar Jeruzalem reisde is maar heel weinig bekend. Wel kunnen we uit het boek Maleachi het één en ander afleiden. Uit Maleachi blijkt dat er met de tempeldienst achteloos werd omgesprongen: offerdieren met gebreken werden in de tempel gebracht en de tempeldienaren bedrogen de mensen. Maleachi noemt verder de misstanden in de hogere kringen: gemengde huwelijken en lichtzinnige echtscheidingen. Alles bij elkaar is er een voortdurende bedreiging geweest voor de israëlische identiteit. Op deze manier zou het joodse volk, naar de mens gesproken, zelfs na de terugkeer uit de ballingschap als uniek volk van God verloren gaan en opgaan in de heidenwereld.

Optreden van Ezra en Nehemia

In deze ontwikkeling grijpt de Heere in. In dit ingrijpen blijkt dat de Heere trouw blijft aan Zijn verbond. Hij heeft het joodse volk afgezonderd en zal er voor zorgen dat dit volk niet ten onder gaat. God had beloofd dat uit dit volk de Messias geboren zou worden. Hij zal dit Zelf waar maken.

De geschiedenis volgend, lezen we van het optreden van twee mannen, Ezra en Nehemia. Deze twee personen wil God gebruiken om in de situatie die ontstaan is, verandering te brengen. Ezra en Nehemia vulden elkaar aan in het werk wat gedaan moest worden. Zij kwamen niet tegelijk naar Jeruzalem: Ezra reisde in 458 naar Israël, terwijl Nehemia pas omstreeks 445 in Israël aankwam. Toch wordt terecht gezegd dat de beide mannen de grondleggers zijn geweest van de latere joodse volksgemeenschap. Zij zijn het geweest die de lijnen hebben uitgezet, zodat langzamerhand het godsdienstige, maatschappelijke en politieke leven in Israël weer vorm begon te krijgen. Het is opvallend dat men zich enerzijds zeer trouw opstelde tegenover de Perzische koning en tegelijk serieus bezig is geweest met het herwinnen van de eigen identiteit als joodse natie.

Uit de geschiedenis blijkt dat Ezra en Nehemia elkaar hebben aangevuld. Zo is Ezra, de priester, vooral betrokken geweest bij de wederopbouw van het godsdienstige leven in de tempel en in de maatschappij. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan het opnieuw in het openbaar voorlezen van de Thora, de wetten die God aan Mozes, en daarmee aan het hele volk, heeft gegeven.

Nehemia blijkt een man met kwaliteiten op het maatschappelijke en bestuurlijke vlak. Hij stelt bijvoorbeeld poortwachters en zangers aan en neemt allerlei maatregelen van organisatorische en politieke aard. Nehemia was immers door de Perzische koning als stadhouder over de provincie Jeruzalem aangesteld. In die funktie had hij een vanzelfsprekende leidende en bestuurlijke taak.

Het optreden van Ezra en Nehemia ligt voor ieder op een eigen terrein. Dat betekent echter niet dat het maatschappelijke en het godsdienstige leven naast elkaar kwamen te staan.

Als vanouds blijft dit nauw met elkaar verweven, iets wat kenmerkend is voor de identiteit van de joodse gemeenschap. De verbondenheid blijkt bijvoorbeeld als Nehemia, waarschijnlijk mede vanwege politieke of bestuurlijke redenen, het vieren van nieuwjaarsdag opnieuw instelt: de nieuwjaarsdag is namelijk de inleiding op het Loofhuttenfeest en de daarop aansluitende Grote Verzoendag.

Een ander voorbeeld vinden we in het moment waarop Ezra een schriftelijke bekrachtiging opstelt van de vernieuwing van het verbond (Neh. 9). Namens alle onderdanen ondertekenen de leiders van het volk.

Stadhouder Nehemia wordt dan als eerste ondertekenaar genoemd.

Van de preciese bestuurlijke taken van Nehemia weten we niet zoveel. Van zijn optreden in de periode voor de herbouw van de tempel is weinig aan ons overgeleverd. Pas na de tempelinwijding lezen we van het bestuurlijk en politiek optreden van Nehemia. We zullen een aantal maatregelen die hij neemt bespreken. Daarbij letten we niet op de preciese tijdsvolgorde, maar trekken een paar grote lijnen.

Zorg voor het herstel van de muren

Omstreeks het jaar 444 krijgt Nehemia in Babel bezoek van zijn broer Hanani en een groep Joden uit Jeruzalem. Nehemia informeert hoe de situatie in Jeruzalem is. Zijn broer kan daarop slechts een weinig rooskleurige reaktie geven. Jeruzalem is immers geen stad meer: de muren zijn verwoest en de poorten zijn verbrand. Dit bericht is voor Nehemia aanleiding tot inkeer en verootmoediging. "En ikzeide: ...en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israëls, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd. Wij hebben het ganselijk tegen U verdorven..." (Neh. 1: 6 en 7). In zijn gebed houdt hij de HEERE aan Zijn beloften uit Deuteronomium 30: 3 (zie Neh. 1: 8). Nehemia vraagt de HEERE of hij mag slagen in het herbouwen van de muren van Jeruzalem. De HEERE zorgt ervoor dat Nehemia zijn zorgen aan de koning Arthasasta mag uitleggen. De koning geeft hem vervolgens verlof om naar Jeruzalem te gaan en de stad te herbouwen.

Nehemia vraagt en krijgt van de koning de nodige volmachten en aanbevelingsbrieven (Neh. 2: 7-8). Ook krijgt hij een uitgebreide militaire begeleiding. Zijn komst te Jeruzalem wordt echter niet door iedereen gewaardeerd. De perzische stadhouder in Samaria, Sanballat en een andere hoge perzische ambtenaar, Tobia, die over de provincie Ammon was aangesteld, waren zeer ontstemd dat er iemand gekomen was om het goede voor de Israëlieten te zoeken. Omdat deze ambtenaren niet wilden meewerken, kon Nehemia alleen maar 's nachts een inspektietocht maken om zich op de hoogte te stellen van de toestand waarin de muur en de poorten zich bevinden. "Daarna maakte ik mij des nachts op, ik en weinige mannen met mij, en ik gaf geen mens te kennen, wat mijn God in mijn hart gegeven had, om aan Jeruzalem te doen" (Neh. 2: 12). Nehemia ziet dat de toestand van de muren zeer slecht is.

Nehemia neemt het op zich om de stadsmuur en de poorten te herbouwen. Hij weet de burgers van Jeruzalem en de omliggende steden te bewegen om met totale inzet hieraan mee te werken. "En ik gaf hun te kennen de hand mijns Gods, Die goed voor mij geweest was, als ook de woorden des konings, die hij tot mij gesproken had" (Neh. 2: 18). Iedereen doet mee, de burgers, de priesters en levieten, de mannen en de vrouwen. Omdat er in Neh. 3 veel namen worden genoemd krijgen we een beeld van het toenmalige Jeruzalem als vesting. In de muur zijn muurtorens geweest, zoals de Metatoren, de Hananeltoren en de Bak-oventoren. Daarnaast worden ook vele poorten met name genoemd. Zo bevond zich in de noordmuur de Schaapspoort en de Vispoort. in de westmuur de Oude Poort, in de zuidwesthoek de Dalpoort, in de zuidoosthoek de Bronpoort, de Paardenpoort en de Oostpoort die toegang gaf tot het tempelplein en de Wachtpoort in de noordoostelijke hoek van het tempelplein.

"Maar het geschiedde, als Sanballat gehoord had, dat wij de muur bouwden, zo ontstak hij, en werd zeer toornig; en hij bespotte de Joden" (Neh. 4: 1). De tegenstand tegen het herstel van de stadsmuren wordt steeds heftiger. Naast Sanballat en Tobia zijn het ook de Arabieren, de Ammonieten en de Asdodieten die tegenwerken (Neh. 4:7). Hoe hachelijk de toestand is, wordt ons duidelijk in de verzuchting van Nehemia in hoofdstuk 4: 4 en 5. Het wordt meer dan ooit bidden en werken. Omdat er plotseling zoveel personen paraat zijn, ziet de vijand af van verdere aktie. Dit neemt echter niet weg dat voortdurende oplettendheid geboden blijft. Degenen die aan de muur werken hebben dan ook een speer binnen handbereik of een zwaard aan de zijde (Neh. 4: 16-18).

Dat het geen gemakkelijke tijd geweest is. maakt Nehemia ons duidelijk. Als de intimidaties van Sanballat en de zijnen geen effekt hebben, gaan zij een andere taktiek volgen. Ze proberen tot vier maal toe Nehemia uit de stad te lokken, zogenaamd voor een bespreking. Het doel was echter om Nehemia te doden. Maar Nehemia weigert te gaan. Tenslotte proberen de tegenstanders van Nehemia hem op een andere manier ten val te brengen. In een open brief beschuldigen zij Nehemia ervan koning te willen worden. Nehemia wijst de beschuldiging echter resoluut van de hand (Neh. 6). "Doch ik zond tot hem. om te zeggen: Er is van zulke zaken, als gij zegt, niets geschied: maar gij versiert ze uit uw hart" (Neh. 6: S).

Het sluitstuk van de stadsversterkingen is het aanbrengen van de poortdeuren en het aanstellen van de poortwachters, s Nachts en een gedeelte van de dag moeten de poorten gesloten zijn, want uiterste waakzaamheid blijft geboden (Neh. 7: 1-3).

De voltooiing van de herbouw van de muren wordt gevierd in een godsdienstige plechtigheid, waarbij twee grote zangkoren over de muur lopen. Het ene koor staat onder leiding van Ezra en het andere onder leiding van Nehemia. Het ene koor loopt linksom over de muur en het andere in tegenovergestelde richting, tot zij elkaar in de tempel ontmoeten. "En zij offerden deszelven daags grote brandofferen en waren vrolijk, want God had hen vrolijk gemaakt met grote vrolijkheid; en ook waren de vrouwen en de kinderen vrolijk: zodat de vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd" (Neh. 12:43).

Zorg voor de armen onder het volk

Naast het herbouwen van de stadsmuren gaat Nehemia ook het burgerlijke leven in de stad veranderen. Er blijkt een sociale toestand te zijn ontstaan waar Nehemia fel tegen optreedt (Neh. 5: 1-13). Door de tijdsomstandigheden waren velen financieel in de knel gekomen. Velen hadden hun bezittingen, huizen, akkers en wijngaarden moeten verkopen. Er waren ook mensen die grote sommen geld hadden moeten lenen om de belasting te kunnen betalen. Zo was er een grote groep armen ontstaan tegenover een kleine groep welgestelden.

Voor Nehemia zijn deze misstanden aanleiding om een volksvergadering bijeen te roepen. Tijdens deze vergadering maakt hij duidelijk dat zulke verschillen in rijkdom niet te dulden zijn. "De zaak is niet goed, die gijlieden doet; zoudt gij niet wandelen in de vreze onzes Gods, om de versmading der heidenen, onze vijanden?" (Neh. 5:9). Hij stelt daarom voor dat schulden worden kwijtgescholden en dat verpande eigendommen worden teruggegeven. En zoals vroeger de profeten hun boodschap onderstreepten met een symbolische handeling, zo doet hier ook Nehemia: hij schudde de boezem van zijn kleed uit. Wij zouden zeggen: hij gaf zelf het goede voorbeeld en keerde zijn portemonnee om. De boezem was namelijk een plooi van het opperkleed dat dienst deed als zak. Nehemia zegt bij deze handeling:

Nehemia zegt bij deze handeling: "Alzo schudde God uit allen man, die dit woord niet zal bevestigen, uit zijn huis en uit zijn arbeid, en hij zij alzo uitgeschud en ledig". We lezen de reaktie van het volk: "En de ganse gemeente zeide: Amen; en zij prezen de HEERE. En het volk deed naar dit woord" (Neh. 5: 13).

Hoe Nehemia zelf geleefd heeft, wordt duidelijk in Neh. 5: 14. In de twaalf jaar stadhouderschap (444- 432) heeft hij 'het brood des landvoogds niet gegeten'. Met andere woorden: hij heeft in twaalf maanden geen salaris ontvangen. Dit in tegenstelling tot zijn voorgangers, die het volk zware lasten oplegden en brood en wijn van hen opeisten.

Zorg voor Jeruzalems bevolking

"De stad nu was wijd van ruimte en groot, doch des volks was weinig daarbinnen en de huizen waren niet gebouwd" (Neh. 7: 4). "Zo gaf mijn God in mijn hart, dat ik de edelen, en de overheden, en het volk verzamelde, om de geslachten te rekenen". Hoe blijkt opnieuw Gods trouw voor Zijn volk. Aan de hand van de lijst van degenen die onder Zerubbabel waren teruggekeerd uit de ballingschap gaat Nehemia aandacht schenken aan het bevolkingsvraagstuk. We lezen hoe Nehemia de herbevolking van Jeruzalem en van Juda-Benjamin heeft geregeld. De oversten van het volk en een tiende deel van de overige Judeeërs krijgen Jeruzalem als een woonplaats aangewezen (Neh. 11: 1-2). De overige priesters, Levieten en andere volksgenoten mogen het platteland bewonen. In Neh. 11: 25-36 worden de bewoonde dorpen en steden in Juda en Benjamin opgesomd.

Zorg voor de tempelleveranties

In hoofdstuk 12 lezen we dat Nehemia mannen heeft aangesteld die zorg moesten dragen voor het innen en beheren van de wettelijke voorschriften voor de tempeldienaren. Zij moesten de heffingen, de eerstelingen en de tienden (Deut. 14: 22-29) beheren en uitdelen aan hen voor wie ze waren bestemd. In bepaalde gedeelten van de tempel werden de 'voorraden' opgetast die volgens Neh. 13: 5 en 2 Kron. 32: 28 bestonden uit 'koren, most en olie' en daarnaast 'allerlei soorten vee'. Het beheer en de uitdeling aan de rechthebbenden was uiteraard een zaak van groot vertrouwen. Met nadruk wijst Nehemia in zijn

Met nadruk wijst Nehemia in zijn beschrijving op de bereidwilligheid waarmee het volk de lasten opbracht (zie bijvoorbeeld Neh. 12: 47). In die bereidwilligheid deelden ook de poortwachters en de zangers. Van deze beroepsgroepen is in de wetten van Mozes geen sprake. Beide ambten dateren uit de tijd van David (zie bijvoorbeeld 1 Kron. 9: 26, 15: 17 e.v.). De poortwachters en de zangers maakten toen nog deel uit van de Levieten en genoten dus de inkomsten van de Levieten. Na de ballingschap staan ze echter op zichzelf (zie ook Ezra 2: 40-42). Naar een koninklijk besluit werd in hun inkomen voorzien door het uitreiken van een vaste toelage uit de belasting van het volk. Uit Neh. 13:10 blijkt dat er ook tijden waren waarin de Levieten en de zangers reden tot klagen hadden. Nehemia treedt daartegen dan ook op. "En ik twistte met de overheden en zeide: Waarom is het huis Gods verlaten? Doch ik vergaderde hen, en herstelde ze in hun stand" (Neh. 13: 11).

Zorg voor de zuiverheid van de gemeente

In Neh. 13: 1-3 lezen we hoe uit de geregelde openbare wetslezing naar voren komt dat geen Ammoniet en Moabiet in de gemeente Gods mag komen. Hier wordt niet bedoeld dat er geen omgang zou mogen zijn met de Ammoniet of de Moabiet. De bedoeling is dat degene die van Ammonitische of Moabitische afkomst is, of daarmee een bloedband is aangegaan, buiten Israëls gemeente moet worden gehouden en geen deel mag nemen aan alles wat de dienst des Heeren betreft.

Dat zo streng opgetreden moet worden tegen deze stamverwante volken komt door een gebeurtenis in het verleden. Toen Israël op het punt stond het Over-jordaanse binnen te trekken, waren zij de kinderen Israëls niet tegemoet gekomen met brood en water. Ze hadden zelfs Bileam gehuurd om Israël te vloeken, zo lezen we in vers 2. In gehoorzaamheid aan Num. 21:21 e.v. en Jozua 24: 9 wordt tot volkomen uitzuivering besloten. "Alle vermengeling" wordt buiten de gemeente gesloten en mag niet deelnemen aan de tempeldienst.

We vinden in het laatste hoofdstuk van Nehemia twee maatregelen die hiermee verband houden. In de verzen 4 c ) lezen we hoe Nehemia optreedt tegen de Ammoniet Tobia. Tijdens de afwezigheid van Nehemia, die in 432 voor een korte periode naar het Perzische hof was teruggekeerd, had de priester Eljasib aan zijn verwant T< >bia een grote kamer in de tempel in gebruik gegeven. Bij zijn terugkeer is Nehemia daarover zeer < jntstemd. In vers 8 lezen we hoe hij al hi'l huisraad van Tobia uit de kamer g<>< >it Daarna laat hij het vertrek opnieuw wijden en geeft het zijn eigenlijke bestemming terug.

In de verzen 23-29 van hoofdstuk 13 lezen we hoe Ne! lemia optreedt tegen de gemengde huwelijken. Blijkbaar steekt <lit kwaad c >pnieuw • Ie kop op nadat Ezra daar al eens tegen opgetreden was (zie Ezra c >). Er zijn kinderen uit dergelijke huwelijken die niet eens Judees spreken (vers 24). Nehemia treedt hier hardhandig tegen op, hij slaat sommige mannen ei i plukt hen hel haar uit (vers 25). Hij verwijst naar de ellende die koning Salomo geoogst had uit een gemengd huwelijk. Zelfs een zoon van de hogepriester Jojada, die getrouwd was met een dochter van Sanballat, de perzische stadhouder van Samaria, wordt weggejaagd. Met dit huwelijk had hij het priesterdom verontreinigd en werd het ambt hem ontnomen.

Zorg voor de sabbatsrust

Omdat er gedurende de ballingschap natuurlijk geen offers konden worden gebracht, onderscheiden de ballingen zich door het streng vieren van de sabbat van hun Babylonische omgeving. De sabbat is daardoor steeds meer het teken geworden van de bijzonder verhouding waarin Israël als het heilige volk van God tegenover de HEERE stond. Wie door het houden van de sabbat een deel van zijn leven aan de HEERE wijdde, erkende daarmee aan Hem toe te behoren (zie Jes. 56: 2 en 4).

Het is dan ook te begrijpen dat Nehemia de heiligheid van de sabbat benadrukt en het vieren van de sabbat ziet als het dragen van het stempel des Heeren. Hij is dan ook zeer verontwaardigd als hij na zijn tweede terugkeer (zie Neh. 13: 6-8) ziet hoe ook in dit opzicht allerlei tekenen van verwording openbaar worden. Zonen der ballingschap verrichten op de sabbat allerlei landarbeid en nemen deel aan het handelsleven van die dagen. Onmiddellijk neemt hij krachtig positie tegen deze schending van de sabbat. Hij waarschuwt zijn landgenoten, die tegen beter weten in zich hieraan schuldig maken en richt een ernstig verwijt tot "de edelen van Juda" (vers 17).

Juist de overheid wordt verantwoordelijk gesteld. Zij maakt geen gebruik van het gezag dat zij van God gekregen heeft om de zonde te bestrijden.

Daardoor maakt de overheid zichzelf aan die zonde schuldig en is zij er de oorzaak van dat de toorn van de HEERE over het zondige volk losbarst.

En dat doen zij. die in de ballingschap aan den lijve hebben ervaren hoe juist de ontheiliging van de sabbat de toorn van de HEERE gaande maakt! (vers 18).

Nehemia neemt dan ook krachtige maatregelen. Hij probeert iedere mogelijkheid van handel op de sabbat af te snijden. Op vrijdagavond, wanneer de zon achter Moabs bergen wegzinkt en in Jeruzalems poorten dus geen licht meer valt, worden de poorten gesloten en door één van zijn eigen lijfwachten bewaakt. Maar weldra blijkt dat de handel meer dan één list kent. Al zijn de poorten voor de lastdieren gesloten, mensen kunnen toch nog in en uit. Daarom legeren de handelaars zich vlakbij de stadspoorten om zodoende de inwoners van Jeruzalem toch in de gelegenheid te stellen hun inkopen te doen.

Nehemia dreigt met strengere maatregelen (vers 21). De handelaren zullen aan den lijve ervaren wat het zeggen wil de sabbat te ontheiligen. De maatregelen hebben effekt. De kooplui zorgen er voortaan voor, dat op de rustdag geen koopwaar bij Jeruzalems poorten verkocht worden. Nehemia trekt de tijdelijke maatregel van poortbewaking door zijn lijfwacht in en bepaalt dat dit voortaan een taak voor de Levieten zal zijn (vers 22).

Uit het feit dat zij moesten voldoen aan de rituele reiniging van lichaam en kleding kunnen we afleiden dat de dienst aan de poorten gelijk gesteld werd met de dienst in de tempel.

Slot

Nehemia besluit zijn kroniek met een korte bede (vers 31) "Gedenk mijner, mijn God, ten goede". De persoon van Nehemia treedt niet op de voorgrond. Nehemia ijverde voor zijn God als een getrouw dienaar. Als diplomaat en als stadhouder is hij echter slechts een instrument in Gods hand geweest. God wilde hem op de aan hem toevertrouwde plaats gebruiken. Daarin bleef Nehemia afhankelijk van de HEERE. Daarvan legt hij in dit slot getuigenis af.

In het vorige hoofdstuk hebben we gezien hoe de HEERE de machtige vorsten van het Assyrische, Babelse en Perzische rijk gebruikte om Zijn raad te volvoeren. Het volk Israël is in de wegvoering in ballingschap door God gestraft. Het volk had de goddelijke maat volgezondigd. Hoe blijkt echter Gods trouw als Hij Zijn volk ook in de ballingschap niet vergeet en op Zijn tijd weer terugbrengt in het land dat Hij aan dit volk tot in eeuwigheid gegeven heeft.

In dit tweede hoofdstuk zien we dat Gods leiding ook over de dagelijkse dingen gaat. Hij brengt Zijn volk niet alleen terug in Israël maar geeft hen ook mannen die het volk in deze periode leiding kunnen geven. Er moest veel gebeuren. Niet alleen moesten de geestelijke zaken rondom de tempel en de eredienst geregeld worden, maar ook de maatschappelijke en sociale kwesties tot aan de dingen van elke dag toe. Nehemia krijgt niet alleen de opdracht om de muren te herbouwen.

Hij treedt ook op tegen de opkomende armoede en sociale misstanden. Ook hierin moeten we Gods leiding zien. Ezra en Nehemia hadden elk een eigen taak, maar ze zijn beiden een instrument in Gods hand geweest.


Het symbool

In de Daniël, 19de jaargang, nr. 1 (1964) werd het destijds nieuwe wapen van de Jeugdbond geïntroduceerd. Inde "Rondkijk" (een vaste rubriek in die tijd) wordt hierover het volgende geschreven:

Op de omslag van ons vernieuwde blad is een symbool aangebracht, een nog niet afgebouwde muur, een zwaard en een troffel. Iedere lezer zal hebben begrepen dat dit slaat op de geschiedenis uit de Bijbel, n.l. van Nehemia bij de opbouw van de verwoeste muren van Jeruzalem. De bouwers droegen het

De bouwers droegen het zwaard bij zich tegen de vijanden en hanteerden de troffel om stad en tempel te herbouwen. Zij werkten dag en nacht en kwamen bijna niet uit de kleren. Van Nehemia is het bekende woord: Wij, Zijne knechten, zullen ons opmaken en bouwen en God van de hemel zal het ons doen gelukken! In die uitspraak lag geloof en een vast vertrouwen; het ging om de zaak en de eer van de Naam des Heeren. Dat we samen in die kracht mogen bouwen en niet ons zelf, maar 's Heeren eer er mee mogen bedoelen.


Perzische koningen

(bron: Korte Verklaring)

Cyrus de Grote (=Kores) 559-529 v Chr.

Cambyses (=Kamboedsjija) 529-522

Dariusl 521-485

Xerxes (=Ahasveros) 485-465

Artaxerxes (=Arthasasta) 465-424


Verhouding boeken Ezraen Nehemia

Van oorsprong zijn Ezra en Nehemia één boek. In allerlei geschriften, die in de eerste eeuwen na het begin van onze jaartelling geschreven zijn, wordt over één geschrift Ezra gesproken. In dat ene geschrift werd geschreven én over Ezra én over Nehemia. Voor zover bekend is Origines (overleden 420 n. Chr.) de eerste geweest die van Ezra en Nehemia als twee boeken spreekt. De Vulgata, de vertaling van het Oude Testament uit het Hebreeuws en Aramees in het Latijn, worden de beide boeken naar Ezra genoemd: 1 Ezra en 2 Ezra. Er zijn meerdere mogelijke oorzaken aan te wijzen, die de splitsing in

1 Ezra en 2 Ezra. Er zijn meerdere mogelijke oorzaken aan te wijzen, die de splitsing in de hand gewerkt hebben:

a. Er is een vergelijking gemaakt met Kronieken. Ook dat boek is volgens sommige geleerden later gesplitst.

b. Vanwege het aparte opschrift van Nehemia: 'De geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja' (Neh. 1:1).

c. Om meer duidelijkheid te krijgen over de canoniciteit van het boek 3 Ezra. Later heeft de kerk gemeend dit boek niet in de Bijbel op te nemen, maar bij de apocriefe boeken. In latere jaren heeft men andere namen aan de twee boeken meegegeven. 1 Ezra kreeg de naam Ezra mee, 2 Ezra de naam Nehemia. De naam Ezra dekt de inhoud van het boek maar ten dele. De geschiedenis die in hoofdstuk 1 tot en met 6 in dat boek vermeld wordt, gaat niet over Ezra. Pas in hoofstuk 7 tot en met 10 wordt er over de schriftgeleerde Ezra gesproken. De keuze van de naam Ezra heeft dan ook niet direkt met de inhoud te maken, dan wel met de schrijver. Naar alle waarschijnlijkheid is Ezra de schrijver van het boek. De naam Nehemia voor het daaropvolgende boek is wel passend. Het hele boek door is Nehemia de hoofdpersoon.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. Nehemia

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's