Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samuël, de profeet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samuël, de profeet

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op een bijzondere manier is Samuël te Silo, de plaats waar de tabernakel stond, gekomen. Aanvankelijk lijkt het huwelijk van zijn ouders, Elkana en Hanna, kinderloos te blijven. Dit brengt Hanna zo in de nood dat zij haar hart uitstort voor de Heere, wanneer zij met haar man tijdens de jaarlijkse offerplechtigheden in Silo verblijft.

Zijn komst te Silo

En de HEERE gedacht aan haar (1 Sam. 1:19). Hanna wordt zwanger en ontvangt een zoon. Ze noemt hem Samuël, "want, zeide zij, ik heb hem van den HEERE gebeden" (1 Sam. 1:20).

Wanneer de jongen niet meer door zijn moeder zelf gevoed wordt, op ongeveer drie- a vierjarige leeftijd, wordt hij door Hanna naar de tabernakel in Silo gebracht. Dat had Hanna aan God beloofd als Hij haar gebed zou verhoren: "En zij beloofde een gelofte, en zeide: HEERE der heirscharen, zo Gij eenmaal de ellende Uwer dienstmaagd aanziet, en mijner gedenkt, en Uw dienstmaagd niet ver-geet, maar geeft aan Uw dienstmaagd een mannelijk zaad, zo zal ik dat den HEERE geven al de dagen zijns levens, en er zal geen scheermes op zijn hoofd komen" (1: 11).

Samuël mag de hogepriester Eli helpen bij het uitvoeren van zijn taak. Elk jaar wordt Samuël bezocht door zijn moeder Hanna. Zij neemt dan een linnen kleed, zoals de priesters dat droegen, voor hem mee (1 Sam. 2:19).

Zijn jeugdjaren in Silo

De omgeving waarin de jonge Samuël terecht komt blijkt niet uit te blinken in godsvrucht. Integendeel. Het is in en om de tabernakel een droeve toestand. De beide zoons van Eli, Hofni en Pinehas, blijken mannen te zijn die zich om God noch gebod bekommeren.

In hun werk als priesters bedrijven zij de grofste zonden. Zij worden "kinderen Belials" (Zie Deut. 13: 13, kanttek.) genoemd en kennen, dat wil zeggen erkennen, de HEERE niet.

De eerste zonde die genoemd wordt is het feit dat ze geen genoegen nemen met het gedeelte van het offer dat hen volgens de wet (Lev. 7: 30-34) toekwam, namelijk de borst en de rechterschouder. Zij nemen alles wat de drietandige vork uit de kookpot ophaalt. Op deze manier bestelen zij degene die het offer brengt. Uit 1 Sam. 2: 14 blijkt dat dit niet incidenteel gebeurt, maar bij alle Israëlieten die een offer brengen. Bovendien was het ook niet in orde dat zij het vlees lieten halen in plaats van zelf op de offerhandelingen toe te zien (Lev. 1: 5 e.v.). Een tweede zonde wordt in 1 Sam. 2: 155 genoemd. Volgens Lev. 3: 3-5 moest het vet als het fijnste deel worden aangestoken als een liefelijke reuk voor de Heere. Maar hier gebeurt het wel dat de knecht van de priesters het vlees komt halen, voordat dit gebeurd is. Hij neemt het vlees dan rauw mee. Dit was regelrechte diefstal van God zelf. En ondanks het feit dat degenen die het offer brengen hiertegen protesteren, gaan Hofni en Pinehas ermee door: "Alzo was de zonde dezer jongelingen zeer groot voor het aangezicht des HEEREN; want de lieden verachtten het spijsoffer des HEEREN" (1 Sam. 2: 17).

Als derde zonde noemt de Bijbel het feit dat Hofni en Pinehas ontucht bedrijven met de vrouwen die bepaalde diensten verrichten bij de ingang van de tabernakel. Door hun omgang met deze vrouwen verlagen zij de dienst des Heeren tot een heidens gebeuren. Immers bij de heidenen was het heel gebruikelijk dat er godsdienstige prostitutie bedreven werd. Eli vermaant hen wel maar laat hen toch hun gang gaan. In 1 Sam. 3: 133 lezen we dat hij hen niet eens zuur heeft aangezien. Zijn woorden hebben dan ook geen effect.

Dan zendt de Heere een 'man Gods', een profeet, tot Eli. Deze moet de boodschap brengen dat het oordeel en de straf zal komen. Want hoewel Eli en zijn voorgeslacht, het geslacht van Aaron, rijk gezegend is doordat de Heere hen als priesters uitverkoren heeft, hebben zij hun voorrechten verzondigd.

Daarom zal de Heere hen straffen. De mannen uit Eli's geslacht zullen jong sterven, zijn beide zonen zullen op één dag het leven laten, en het priesterschap zal aan een betrouwbaar priester worden gegeven.

Deze profetie gaat in vervulling als Hofni en Pinehas sterven in de strijd tegen de Filistijnen (1 Sam. 4: 17), als de priesters in Nob door Saul worden gedood (1 Sam. 22: 18) en Abjathar door Salomo wordt verbannen (1 Kon. 2: 26,27). In zijn plaats wordt Zadok aangesteld als hogepriester. De hogepriester komt vanaf dan weer voort uit het geslacht van Eleazar in plaats van-uit het geslacht van lthamar(1 Kon. 2: 35), die beiden zonen van Aaron waren.

Tegenover de leefwijze van Hofni en Pinehas staat de openbaring van Gods genade in het leven van Samuël. Wordt er bij zijn aankomst in Silo al gesproken over het feit dat "hij aldaar de Heere aanbad" (1 Sam. 1: 28), in hoofdstuk 2 staat in vers 11 het veelzeggende woordje "maar" en in vers 18 het woord "doch". In tegenstelling tot het leven van de priesters wordt het leven van Samuël gekenmerkt door het dienen voor het aangezicht des Heeren. Hij groeide op in ware godsvrucht, "en de jongeling werd groot bij den HEERE" (1 Sam. 2: 21). In vers 26 is de beschrijving van zijn leven nog uitvoeriger: "En de jongeling Samuel nam toe, en werd groot en aangenaam beide bij den HEERE en ook bij de mensen."

Zo wordt Samuel door Gods genade en Geest voorbereid tot de grote taak die hem wacht. De Heere gaat hem roepen tot profeet. 1 Sam. 3:1 vormt daartoe de aanzet

1 Sam. 3: 1 vormt daartoe de aanzet met de mededeling dat "het woord des Heeren dierbaar (=schaars) was in die dagen". Dat wil zeggen dat de Heere Zich weinig op een bijzondere manier openbaarde. Dit zal nu anders worden. Met Samuel breekt een tijd aan waarin er geregeld profeten optreden lot en door wie de Heere spreekt.

Gods eerste openlaring aan Samuël

Samuël slaapt in de nacht in de voorhof van de tabernakel Dan klinkt de slem van de Heere tot hem die hem bij zijn naam roept. Echter, Samuël denkt dat Eli hem roept en gaat naar de oude man toe. Maar Eli heeft hem niet geroepen.

Wanneer Samuël weer op bed ligt klinkt opnieuw Gods stem. Weer gaat Samuël naar Eli, maar weer heeft deze hem niet geroepen. De bijbelschrijver voegt in 1 Sam. 3:7 de verklaring toe: "Doch Samuël kende den HEERE nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog niet geopenbaard."

Een derde maal herhaalt zich de gang van zaken. Maar dan begrijpt Eli dat de Heere Samuël roept. Eli zegt tegen Samuël dat hij de volgende keer moet antwoorden "Spreek HEERE, want uw knecht hoort".

Eli's verwachting blijkt juist te zijn. Als de Heere voor de vierde maal roept, antwoordt Samuël: "Spreek, want uw knecht hoort" (vers 10). Dan verschijnt de Heere aan hem en maakt hem bekend dat het oordeel over het huis van Eli komen zal. De straf zal zo erg zijn dat ieder die het horen zal "dien zullen zijn beide oren klinken", een uitdrukking die wijst op ontzettende schrik. Het oordeel zal vernietigend zijn en de zonde zal niet verzoend kunnen worden (vers 14).

Zo bevestigt God Zijn vroeger gegeven profetie door middel van Samuël. Als Eli de volgende morgen aan Samuël vraagt wat de Heere hem heeft bekend gemaakt, moet deze hem gaan vertellen wat de Heere zal gaan doen. Eli erkent de rechtvaardigheid van dit oordeel en weet het: de stral is verdiend. "Htj is de HEERE; Hi| doe wat goed is in Zijn ogen".

Als profeet erkend

In de laatste verzen (19-21) van hoofdstuk 3 wordt met enkele woorden de beschrijving van Samuëls jeugd beëindigd. Door de bijzondere roeping van de Heere wordt hij tot een zelfstandige positie gebracht. Hij staat nu niet meer onder Eli, maar naast hem. "Samuël nu werd groot" staat er in vers 19. In de Bijbelverklaring van Dachsel lezen we bij vers 19 "Samuël nu werd groot, nadat hij zo tot profeet geroepen was, en tegenover Eli getoond had, dat hij om zijn roeping zich kon verloochenen en moed en kracht bezat, om des Heeren woord bekend te maken, zonder door mensenvrees zich te laten terughouden; hij nam toe in profetische gaven;".

Hij geniet Gods gunst en het "al Zijn woorden" (vers 19) geeft aan dat de Heere bij herhaling aan Samuël is verschenen en hem bijzondere openbaringen heeft gegeven. Zijn profetisch ambt wordt ook als zodanig erkend door het gehele volk, van de noordelijkste plaats Dan tot het zuidelijkst gelegen Ber-seba toe (1 Sam. 3:20 en 4:1).


Silo

In de tijd van de richters voor de Israëlieten de belangrijkste plaats in Kanaän. In Silo werden de ark en de tabernakel opgesteld. Jozua leidde vanuit Silo de intocht in Kanaän. Toen de Filistijnen de ark buit maakten, verloor Silo snel aan betekenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1995

Mivo +16 | 24 Pagina's

Samuël, de profeet

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1995

Mivo +16 | 24 Pagina's