Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het leven van evangelist W. van Leeuwen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het leven van evangelist W. van Leeuwen (2)

20 minuten leestijd

Willem van Leeuwen werd op 16 december 1827 in Vlaardingen geboren. Toen hij negen jaar oud was, hoorde hij een predikant preken over Mattheüs 21:41: ‘Hij zal de kwaden een kwaden dood aandoen.’ Het maakte diepe indruk op de jongen. Deze woorden kon hij niet meer kwijtraken. Toch duurde het nog jaren voordat hij zeggen kon: ‘Ja Heere, Gij zijt mijn Deel voor tijd en eeuwigheid’. In 1857 sloot Van Leeuwen zich aan bij de Schiedamse evangelisatievereniging ‘Bewaar het pand u toebetrouwd.’ Deze vereniging sloot zich later aan bij de Vrienden der Waarheid. Wekelijks gaf Van Leeuwen gedurende enkele avonden godsdienstonderwijs aan kinderen. Ook ouders kwamen er luisteren. Eenvoudig en helder wist hij de boodschap van zonde en genade te brengen.

Kan uit Nazareth iets goeds komen?

In 1867 kwam uit Spijkenisse de vraag of Van Leeuwen daar wilde voorgaan. Na veel bezwaren te hebben overwonnen, voldeed hij aan dit verzoek, en op 15 maart 1868 sprak hij er voor de eerste keer. Plaats van samenkomst was een grote boerderij, met de naam ‘Onder de Ypen’. Het was maar een kleine vriendenkring voor wie hij zou spreken, zo had men tegen Van Leeuwen gezegd. Maar in de grote kamer was er een talrijk gehoor en zelfs aan de ramen stond men te luisteren. De mensen hadden gehoord dat een timmerman uit Schiedam zou komen spreken, en ze wilden weleens weten wat deze man te zeggen had. Van Leeuwen had tot tekst genomen Exodus 14 vers 14: ‘De Heere zal voor u strijden en gij zult stil zijn.’ Zijn woorden maakten indruk. Van tevoren hadden de mensen gezegd: ‘Kan uit Nazareth iets goeds zijn?’ Ze doelden daarmee op de woonplaats van Van Leeuwen. Schiedam werd in de negentiende eeuw ‘Zwart Nazareth’ genoemd, vanwege de vele, door de roetwolken van de branderijen en de distilleerderijen zwart geblakerde gebouwen. Maar nu hoorden ze van deze eenvoudige man zulke indringende woorden. Na de bijeenkomst vroeg men meteen of Van Leeuwen met Pasen weer wilde komen en hij beloofde dat te doen.

Ook in Rotterdam werd hij gevraagd, hij sprak daar in een lokaal in de Korte Pannekoekstraat, een van de beruchtste straten. Tot het einde van het jaar 1867 sprak hij de ene zondag in Rotterdam en de andere zondag in Spijkenisse. Voor het laatst sprak hij in Spijkenisse op oudejaarsavond, want de Evangelisatie werd opgeheven omdat er een Christelijke Gereformeerde Gemeente was gesticht.

Veranderingen

Van Leeuwen was altijd timmermansknecht geweest, maar later was hij samen met zijn vriend D. van der Meijden een eigen zaak begonnen. Toen Van der Meijden naar een andere plaats verhuisd was, had Van Leeuwen de werkzaamheden in juni 1863 alleen voortgezet. Hij was toen ook verhuisd van Oud en Nieuw Mathenesse naar Schiedam, waar hij aan de Broersvest een woning en een werkplaats gehuurd had. Naast timmerwerk had hij zich vooral toegelegd op het maken van jaloezieën. In 1866 betrok hij een huis en werkplaats die gelegen waren in de Boterstraat. Inmiddels was er ook wel wat veranderd in de evangelisatievereniging. Veranderingen die Van Leeuwen met zorg vervulden. De broederlijke band was niet meer zo sterk als voorheen. ‘In de laatste jaren waren vreemde elementen de kring binnengedrongen en dat had tot uiteenrafeling van die band geleid’, zo werd het verwoord in de levensschets. Van Leeuwen waarschuwde voor het gevaar, maar slechts enkelen luisterden naar hem, velen namen hem zijn waarschuwingen kwalijk. Men liet ook sprekers van lichter gehalte voorgaan, en Van Leeuwen was er de man niet naar om zijn mond te houden en protesteerde ertegen.

Ook dat hij in Rotterdam sprak vond men niet goed. Uiteindelijk werd hij voor de keus gesteld: zich niet meer in afkeurende zin uitlaten over voorgangers en ook niet meer uit spreken gaan of de vereniging verlaten. Van Leeuwen hoefde er niet lang over na te denken en zo verliet hij dan in 1868 de vereniging waaraan hij elf jaar lang zijn beste krachten gegeven had. Maar er was werk genoeg voor

Maar er was werk genoeg voor Van Leeuwen. Hij bleef voorgaan in Rotterdam en hij werd ook gevraagd om in Breukelen te komen spreken. De banden met de Schiedamse

De banden met de Schiedamse evangelisatievereniging Vrienden der Waarheid waren dus verbroken, maar niet met de landelijke vereniging. Toen de zaak ging floreren en Van Leeuwen personeel in dienst kon nemen, kwam er tijd vrij om meer uit spreken te gaan.

Door het hoofdbestuur, gevestigd in Amsterdam, werd hij in het begin van 1871 benoemd tot evangelist. De Vereniging Vrienden der Waarheid had als doel evangelisten te sturen naar plaatsen waar in de Nederlandse Hervormde Kerk de waarheid niet zuiver verkondigd werd. Van Leeuwen sprak in de eerste jaren na zijn benoeming vooral in Noord-Brabant. In Meeuwen, Dussen, Drimmelen en Loon op Zand ging hij niet alleen voor in de godsdienstoefeningen, maar hij catechiseerde er ook en ook deed hij er pastoraal werk. Ook op Walcheren werd hij bekend, met name kwam hij veel in Arnemuiden en Biggekerke.

Nood en uitkomst Op een dag kreeg Van Leeuwen

Op een dag kreeg Van Leeuwen het bericht dat het huis en de werkplaats in de Boterstraat die hij huurde, zouden worden afgebroken. De eigenaar wilde op die plaats wat anders laten bouwen. Dat was een tegenvaller: Van Leeuwen woonde er werkte er naar zijn zin en in Schiedam was er op dat moment niet veel te huur. Toch lukte het hem na korte tijd een ander huis te vinden. Achter dat huis bevond zich een groot stuk grond en daar kon hij mooi een flinke houten werkloods bouwen. Hij kreeg daarvoor toestemming van de eigenaar. Van Leeuwen kocht voor circa tachtig gulden hout en begon de planken pasklaar te maken. Toen hij daarmee bezig was, verscheen er ineens een hoofd boven de schutting. ‘Wat ben je aan het doen?’ werd gevraagd. Van Leeuwen vertelde dat hij bezig was met het maken van een werkplaats. Tot zijn verwondering kreeg hij te horen dat dit niet zou gebeuren. ‘Ik geef hiervoor geen toestemming, want ik als ik in mijn tuin zit, wil ik geen herrie horen’, zo verklaarde de man, een vermogend iemand die veel invloed had. Dat Van Leeuwen ertegenin bracht dat hij er toestemming voor gekregen had, hielp niets. Al na enkele uren kreeg hij bericht van zijn aanstaande huisbaas dat deze de toestemming introk.

Van Leeuwen had het huis kunnen huren nadat hij zijn knieën ervoor had gebogen en hij had er de Heere voor gedankt toen hij toestemming gekregen had om er te gaan wonen. En nu dit. Het viel hem bitter tegen. Daarbij kwam de schade die hij leed omdat hij al hout had aangekocht en de planken op maat had gebracht. Wat nu? Het bracht Van Leeuwen aan de genadetroon. En er kwam uitkomst. Van Leeuwen hoorde dat er in de Kethelstraat een huis met werkplaats beschikbaar kwam. En ja, hij kon het huren, de eigenaar vertelde hem zelfs dat hij het graag aan hem verhuurde. Van Leeuwen voelde dat dit de plaats was waar hij voortaan wonen zou, dat dit de plaats was die God Zelf voor hem beschikt was. Maar er wachtte een beproeving. De volgende dag kwam de eigenaar zeggen dat het niet doorging. Hij had het huis en de werkplaats op voor hem betere voorwaarden kunnen verhuren. ‘Maar dat zult u toch niet kunnen doen, want het is daar de plaats die God voor mij bestemd heeft’, zei Van Leeuwen. De man keek hem verbaasd aan. ‘Maar ik heb het al aan die ander verhuurd’. ‘Dat zal toch niet doorgaan, want het is mijn huis’, was de reactie Van Leeuwen. De man haalde zijn schouders op en vertrok. Hij begreep niet hoe iemand zo dwaas kon redeneren. Was het dwaasheid geweest om zo stellig te spreken? Daarmee werd Van Leeuwen aangevallen. Hoe had hij zo durven spreken? De satan fluisterde hem in:

Waar is God, op Wien gij bouwdet, En aan Wien g’ uw zaak vertrouwdet?

Een bange dag en een nog bangere nacht volgden. De nood werd nog groter toen de volgende dag enkele werklieden voor de deur van het huis in de Boterstraat stonden. ‘We komen het huis afbreken. U hebt tijd genoeg gehad om wat anders te huren, u bent vroeg genoeg gewaarschuwd.’ Maar voor Van Leeuwen stond het nu vast dat hij het huis in de Kethelstraat toch zou krijgen. Tegen de werk-mensen zei hij: ‘Hoor eens, ik heb altijd trouw de huur betaald en het is niet mooi van de eigenaar om nu zo te handelen. Ik laat het ook niet toe dat jullie het huis gaan afbreken. Ik zal het zelf wel even aan jullie opdrachtgever gaan zeggen.’ Van Leeuwen was nog maar even buiten, of daar kwam hij iemand tegen die tegen hem zei: ‘Van Leeuwen, zo-even heb ik gehoord dat de man die het huis in de Kethelstraat gehuurd heeft, daar toch niet gaat wonen. Als je er nu heen gaat, is het zeker voor jou.’ En zo was het. Van Leeuwen zei niet veel, maar zijn hart stroomde over van dankbaarheid voor de weldaden die de Heere hem bewezen had.

Nieuwe beproevingen

Nieuwe beproevingen kwamen er in het gezin toen moeder Van Leeuwen ziek werd. Ze had altijd al een zwak gestel gehad, maar nu werd ze ziekelijk en bedlegerig. Langzaam maar zeker werd haar lichaam gesloopt door de tbc. Bij verschillende dokters werd hulp gezocht, maar niets mocht baten, de ziekte was ongeneeslijk. Het was een groot verdriet voor haar man en kinderen om haar zo te zien lijden, maar toch was er een grote troost. Steeds meer had zich een verlangen en een zoeken geopenbaard naar de dingen die boven zijn. Lange tijd was het donker voor haar geweest, maar het behaagde de Heere haar zielsogen te richten op Hem, Die alleen kan redden van de dood. Door het geloof mocht zij zich het eigendom van Jezus Christus noemen en daar getuigde zij ook van. Vlak voor haar sterven – op 26 maart 1873 – liet ze haar kinderen voor haar bed komen en voor de laatste keer waarschuwde zij hen en wees ze hen op Hem bij Wie alleen zaligheid te zoeken en te vinden is. Toen ze van haar man afscheid genomen had, strekte ze haar armen omhoog en ze riep uit: ‘Kom Heere Jezus, ja, kom haastiglijk.’ Een enkele snik en ze was voor eeuwig Thuis. Wat het voor Van Leeuwen was, die zo vaak voor haar gepleit en gesmeekt had aan de troon der genade, is niet te zeggen. Er was grote droefheid om het aardse verlies, maar toch was er ook blijdschap, nu de Heere getoond had een Hoorder der gebeden te zijn. Onder dit alles werd hij bijzonder gesterkt. Met blijdschap mocht hij zijn weg gaan, in de wetenschap dat het Gods hand was die hem leidde.

Drukke werkzaamheden

Kort na het overlijden van zijn vrouw kreeg hij uit verschillende plaatsen het verzoek om zich daar als vaste evangelist te vestigen. Het werk als evangelist had wel de volle liefde van zijn hart, maar toch had Van Leeuwen niet de vrijmoedigheid om in te gaan op de verzoeken. Hij zag hoe zijn dagelijks werk gezegend werd en ook daarin zag hij de leidingen van de Heere. Wel was hij vaak van huis om ’s zondags voor te gaan en ook wel om pastoraal werk te verrichten. Voorheen was hij vooral werkzaam in Noord-Brabant en Zeeland, maar ook uit Noord-Holland en Gelderland kwamen er verzoeken om te komen voorgaan. Op 20 mei 1874 trouwde hij met

Op 20 mei 1874 trouwde hij met de veertigjarige Neeltje Villerius. Zij nam de zorg op zich voor het gezin, dat bestond uit vader Van Leeuwen en zijn vijf kinderen. Zes kinderen waren overleden. Uit het huwelijk met Neeltje Villerius werd nog een dochter geboren.

Zondag 18 november 1877 was het voor Van Leeuwen een gedenkwaardige dag. Hij ging toen voor in de Hervormde Gemeente in Dirksland en hij stond daar op de kansel waarop ook ds. Johannes van der Kemp gestaan had. Wat ging er door Van Leeuwen heen! Hij was negen jaar toen hij de catechismusverklaring van Van der Kemp in handen had gehad. Dat boek was van zijn godvrezende grootmoeder geweest. Wat hij toen gelezen had, had hem zeer aangegrepen, met name ook het grafschrift dat voor in het boek was opgenomen. En nu stond hij op de preekstoel van Van der Kemp. Toen hij de kansel verliet, bezocht hij eerst het graf van Van der Kemp, dat zich bevindt in het kerkgebouw.

In de jaren die nu volgden, kreeg Van Leeuwen het steeds drukker, in zijn dagelijks werk maar ook in zijn werk als evangelist. Er kwam een arbeidsveld bij, namelijk de Alblasserwaard, waar hij trouwe en warme vrienden kreeg.

’Ik kom je werk opdragen’

In november 1880 had de dertigjarige Jan Brederveld uit Vlaardingen met goed gevolg het examen voor godsdienstonderwijzer in de Nederlandse Hervormde Kerk afgelegd. Kort daarna zou hij voor de eerste keer in een weekbeurt voorgaan in Kethel, een dorp dicht bij Schiedam en ook niet zo ver bij Vlaardingen vandaan. Hij keek ernaar uit. Maar de dienst kon niet doorgaan, omdat het een nacht en een dag achter elkaar gesneeuwd had, zodat er geen doorkomen aan was. Niet lang daarna werd hij uitgenodigd om in een naburige Evangelisatie op zondag tweemaal voor te gaan. Dat betekende een paar uur lopen. ’s Morgens ging het goed en ’s middags ook wel, maar hij tuimelde bijna van het bankje in de katheder. ‘Zo’n bankje is goed voor een standbeeld’, vermeldde hij in zijn levensgeschiedenis. De hoorders lachten. En dat was de enige reactie die hij hoorde. Over de preken hoorde hij niets, maar dan ook helemaal niets. Ontmoedigd kwam hij thuis en hij nam het besluit: ‘Ik ga niet meer uit spreken. Dat is werk voor anderen.’ Op een morgen was hij even ergens heen geweest en toen hij thuiskwam, zat daar Willem van Leeuwen. ‘Evangelist en jaloezieënmaker te Schiedam’, zo noemde Brederveld hem in zijn levensschets. ‘Zo, u al zo vroeg hier?’ ‘Ja’, zei Van Leeuwen, ‘dat had je niet gedacht, hè? Ik kom je werk opdragen.’ ’Jaloezieën?’

‘Welnee, dat kan ik zelf wel aan op ’t ogenblik. ’t Is nog winter.’ ‘Wat dan?’ Vervolgens vertelde Van Leeuwen dat men in Nieuw-Helvoet iemand zocht die om de twee weken daar zou kunnen voorgaan en hij had aan Brederveld gedacht. Deze sputterde tegen en vertelde dat hij het besluit genomen had niet langer meer uit spreken te gaan. Maar Van Leeuwen liet zich niet afschepen. ‘Denk je dat ik voor niets een halve nacht met je bezig geweest ben in overdenking en gebed? Ze moeten daar geholpen worden, en jij bent de aangewezen persoon.’ Uiteindelijk zwichtte Brederveld en zes jaar lang is hij om de veertien dagen naar Nieuw-Helvoet gegaan. In 1887 werd de Evangelisatie daar opgeheven en werd er een Dolerende gemeente gesticht. Later diende Brederveld (1850-1926) de Gereformeerde Kerken als oefenaar; als zodanig is hij werkzaam geweest in Velsen, Harskamp en Velseroord.

Nood en uitkomst

Het jaar 1883 was voor het gezin Van Leeuwen een veelbewogen jaar. Geruime tijd waren verschillende gezinsleden ziek, ook vader Van Leeuwen. Hij herstelde echter en ook de andere gezinsleden werden beter. Maar op 15 juli werd het gezin getroffen door een grote slag toen dochter Geertruida Adriana na een ziekte van slechts enkele dagen overleed. Tegelijk werd Van Leeuwens vrouw door dezelfde ziekte aangegrepen en ze verkeerde in doodsgevaar. Maar de Heere gaf uitkomst en ze herstelde. Van Leeuwen was zeer bezet met gedachten over de eeuwige bestemming van zijn dochter. Haar levenswandel was onberispelijk geweest, maar Van Leeu-wen wist dat dit tekort was om daarmee voor Gods aangezicht te kunnen verschijnen. Hij riep de Heere aan om licht hierover, maar hij kreeg geen antwoord. De zondag voor haar overlijden had hij gesproken over Job 19 vers 25: ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft.’ Ach, had hij uit de mond van zijn kind deze geloofstaal mogen horen. Zo peinzende en biddende liep hij enkele weken later op een avond op de dijk, en toen kwamen met bijzondere helderheid de woorden van Psalm 36 voor zijn aandacht: ‘Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen.’ Nu zag hij dat er door Gods genade een toevluchtnemend geloof bij zijn dochter geweest was.’ Het ging hem als Hagar: toen de Heere zijn ogen opende, zag hij de bron. Nu kon hij berusten in de wil des Heeren en mocht hij roemen in de wetenschap dat zijn dochter voor eeuwig bij haar Verlosser was.

Aan het einde van het jaar wachtte een nieuwe beproeving: zijn jongste dochtertje, de zevenjarige Willemina, werd ernstig ziek. Hij moest naar Zeeland, en met een bloedend hart nam hij afscheid van haar. Zou hij haar nog levend terugzien? De reis naar Zeeland viel hem zwaar. Anders was hij gewend om tijdens de reis op de stoomboot na te denken over de preken die hij zou gaan houden, maar nu waren zijn gedachten bij de situatie thuis. ’s Middags was Zondag 49 van de Heidelbergse Catechismus aan de beurt, ‘Uw wil geschiede’. Het viel voor Van Leeuwen niet mee daarover te spreken. Hij voelde dat zijn hart in opstand kwam bij de gedachte dat de Heere zijn kind zou wegnemen. ‘Uw wil geschiede…’

Zelf kon hij dat niet zeggen. En er dan wel over spreken? In het gebed legde hij zijn noden neer voor het aangezicht des Heeren. Toen hij begon te spreken, kwamen de woorden aarzelend over zijn lippen. Steeds zag hij zijn zieke dochtertje voor zich. Maar hoe verder hij kwam, hoe meer vrijmoedigheid hij kreeg. En ten slotte viel alles weg en mocht hij persoonlijk van harte instemmen met wat verder in Zondag 49 staat: ‘… en onze eigen wil verzaken en Uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn.’ Zijn angsten en zorgen waren verdwenen en met blijmoedigheid kon hij zeggen: ‘Uw wil geschiede.’ Toen hij de volgende dag thuiskwam, zag en hoorde hij dat de ziekte een keer genomen had. Willemina mocht weer beter worden.

Doleantie

In de loop der jaren was er in de Hervormde Gemeente in Schiedam steeds meer de vraag naar een rechtzinnige prediking gekomen. Het had begin 1883 onder meer geresulteerd in de komst van ds. H.H. Veder (1852-1913). Van Leeuwen voelde zich aan deze predikant verbonden en met hem ontstond een vriendschapsband. De jaren tachtig van de negentiende eeuw waren in kerkelijk opzicht roerige jaren. In 1886 vond de Doleantie plaats. Ruim driehonderdduizend mensen verlieten toen de Nederlandse Hervormde Kerk, dat was ongeveer tien procent van het ledental. Bij de Afscheiding van 1834 ging het slechts om ongeveer één procent. Ook in Schiedam kreeg de Doleantie aanhang. Ds. Veder sloot zich in 1887 ook hierbij aan en met hem ongeveer driehonderd belijdende leden. Onder hen bevond zich Van Leeuwen. Toen er een kerkenraad gevormd werd, maakte hij hiervan ook deel uit. Hij diende de gemeente als ouderling.

De Doleantie raakte ook de vereniging ‘Vrienden der Waarheid’, waaraan Van Leeuwen als evangelist verbonden was. Op de evangelisten van deze vereniging werd door de Dolerende gemeenten veelvuldig een beroep gedaan, omdat er een gebrek aan predikanten was. Verschillende evangelisten van de vereniging zijn oefenaar in de Nederduitsche Gereformeerde Kerk geworden, zoals de naam van het nieuwe kerkverband luidde. In verband met de vele vacatures werd hier en daar wel een oogje dichtgeknepen als het om opleiding en kennis ging.

Van Leeuwen was vaak in Arnemuiden voorgegaan en ook daar was beroering ontstaan. In juli 1888 brak een deel van de Hervormde leden in Arnemuiden met de Hervormde Kerk. De daaropvolgende zondag zou Van Leeuwen in Arnemuiden spreken. Dat was een week van tevoren afgekondigd. Maar in die week was de breuk gekomen. Er was een gespannen situatie. Waar zou de kerkdienst gehouden worden? In het Hervormde kerkgebouw? Als dat niet meer kon, waar dan? Voor de zekerheid werd een grote schuur in gereedheid gebracht en van zitplaatsen voorzien. Zou de kerkklok luiden, dan zou dat een teken zijn dat de dienst in de Hervormde kerk gehouden zou worden. Zou de klok zwijgen, dan zou men in de schuur bijeenkomen. En de klok luidde! Van Leeuwen sprak die morgen over Johannes 6 vers 66-68. De dienst had een ordelijk verloop. Aan het eind van de dienst werden de namen gelezen van de kerkenraadsleden die in de afgelopen week benoemd waren. ’s Avonds werd er niet geluid en men begaf zich naar de schuur, waarin velen zich verzameld hadden. Van Leeuwen stond voor de katheder en zag buiten door de openstaande deuren de burgemeester en enkele veldwachters heen en weer lopen. Ze waren gekomen om de orde te handhaven. Maar dat was niet nodig. Van Leeuwen zei: ‘Lieve vrienden, kom toch binnen en sluit de deuren achter u. Van ons hebt u geen verstoring van de orde te vrezen.’ Nadien werd Van Leeuwen door zowel Dolerenden als niet-Dolerenden bedankt voor de manier waarop hij de rust had weten te bewaren. In mei 1889 werd Van Leeuwen door de classis Rotterdam-Dordrecht-Brielle van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk toegelaten als oefenaar. Op vele plaatsen sprak hij. Als de

Daar zij hun wens verkrijgen

Inmiddels was Van Leeuwen de zestig gepasseerd. Niettemin kwamen er uit diverse plaatsen verzoeken om zich als vaste oefenaar te willen verbinden, maar op die verzoeken ging hij niet in. Hij voelde dat hij ouder werd, en dat was ook de reden dat hij na verloop zijn ouderlingschap neerlegde. Ds. J.F. Jonkers, die de levensschets die kort na het overlijden van Van Leeuwen verschenen is, van een Woord vooraf voorzag, heeft hem niet als ouderling meegemaakt, want hij was pas sinds 1906 predikant van de Schiedamse gemeente. Wel heeft hij hem goed gekend en volgens eigen zeggen was hij met banden van broederlijke vriendschap aan Van Leeuwen verbonden. A. van der Blom, die de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk in Schiedam beschreven heeft, was enigszins verbaasd dat er zo positief over Van Leeuwen geschreven werd, want uit de notulen kwam naar zijn mening een ander beeld naar voren. Van Leeuwen was namelijk overal tegen, zo schreef hij. Als voorbeeld noemt hij dat er eens tijdens een kerkenraadsvergadering gesproken werd over de noodzaak om zending te gaan bedrijven. Van Leeuwen zag het niet zitten: ‘… dat er in ons land nog zoo veelen heidenen zijn vooral in Oost-Friesland. Zoolang die er zijn moeten we niet over den Oceaan gaan.’ Tot op hoge leeftijd heeft Van

Tot op hoge leeftijd heeft Van Leeuwen nog het Woord verkondigd. Zo ging hij op 25 oktober 1908, hij was toen 81 jaar oud, nog tweemaal in Noordeloos voor.

Op zondag 8 november 1908 was Van Leeuwen voor het laatst in de kerk. Hij zat toen onder gehoor van ds. Jonkers, die toen preekte over Jakobus 1 vers 2-4. De daaropvolgende woensdag 11 november bracht hij ’s middags een bezoek aan een ziek familielid in Rotterdam. Deze vertelde dat een kennis van haar plotseling overleden was en een goede ruil gedaan had. ‘Wat een geluk om zo spoedig Thuis te zijn’, zei Van Leeuwen. ‘Dat is om jaloers op te worden.’ Hij verliet het huis en stapte op de tram naar het Beursplein, waar hij overstapte in de tram naar Schiedam. Toen de tram daar arriveerde, stond Van Leeuwen op en verliet de tram. De tram stond echter nog niet helemaal stil en bij het uitstappen viel Van Leeuwen. Zijn hoofd kwam in aanraking met de tram en vrijwel onmiddellijk overleed hij. Op zaterdag 14 november vond

Op zaterdag 14 november vond de begrafenis plaats. De kist werd gedragen door de kerkenraadsleden van de Gereformeerde Kerk. Het woord werd gevoerd door ds. Jonkers en een collegaoefenaar. Gezongen werd een van de lievelingspsalmen van Van Leeuwen, namelijk Psalm 68 vers 2:

Maar ’t vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd, Daar zij hun wens verkrijgen.

Literatuur

Door ’s Heeren hand geleid. Levensschets van Willem van Leeuwen. In leven Oefenaar bij de Geref. Kerken in Nederland (…), Goes 1909.

J. Brederveld, Ter gedachtenis. Eenige aanteekeningen uit mijn kerkelijk leven te Velsen, Harskamp en Velseroord, z.p. z.j. [1919].

K. Kleijwegt, Uit en over het oude kerkje. Opstellen betreffende de geschiedenis van de Ned. Hervormde Kerk te Rozenburg, Loosduinen 1932.

A. van der Blom en J.J. Donkers Azn, De geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Schiedam, z.p. z.j. [1981].

Joh. de Haas, Gedenkt uw voorgangers, deel III, Haarlem 1984 (artikel over ds. J.F. Jonkers).

G.J. Mink en P.J. Feij, Wij gedenken Uw goedertierenheid. 100 jaar Gereformeerde Kerk Arnemuiden, Arnemuiden 1988.

G.J. Mink, Op het tweede plan. Evangelisten in de tweede helft van de negentiende eeuw, Leiden 1995. Ach lieve tijd. Schiedam. Deel 11, 750

Ach lieve tijd. Schiedam. Deel 11, 750 jaar ziel en zaligheid, Zwolle 2002.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Oude Paden | 48 Pagina's

Uit het leven van evangelist W. van Leeuwen (2)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Oude Paden | 48 Pagina's