Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom de kansel van Bergambacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de kansel van Bergambacht

Deel 50 van een serie over kerkendienaars en hun spreekplaatsen

22 minuten leestijd

Een van de dominerende kerktorens in de Krimpenerwaard is die van de Hervormde kerk te Bergambacht. In het najaar van 1956 werd in die kerk mijn vrouw gedoopt. Voorganger in die dienst was ds. J. Lekkerkerker, die daar destijds stond. Trouwens, de banken die tot voor de laatste restauratie in de Bergambachtse kerk stonden, verhuisden naar de Hervormde kerk te Scherpenisse, waar ze tot op de dag van vandaag nog dienstdoen en door het gezin van ondergetekende werden gebruikt gedurende de tijd dat hij die gemeente diende.

De kerk van Bergambacht is gewijd aan de heilige Laurentius, zoals dat ook het geval is met de Grote Kerk van Rotterdam. Laurentius was een martelaar uit de vroege kerk, die omwille van het geloof boven een vuur geroosterd werd en zo stierf. Vanwege dat vuur was hij onder meer beschermheilige van koks, bakkers, kolenbranders en brandweerlieden. De kerk is gesitueerd op een donk die vier meter hoger ligt dan de rest van het dorp. Hier hebben de eerste bewoners van het dorp in het begin van de twaalfde eeuw een houten kerkje gebouwd, honderd jaar later gevolgd door een stenen kerkje in romaanse bouwstijl. Een gotisch koor volgde in het begin van de vijftiende eeuw. Dat was veel hoger dan het schip. In 1512 werd de kerk verwoest, doordat bij de burgeroorlog tussen de Hollanders en de Geldersen de kerk door de laatstgenoemden in brand werd gestoken. Herbouw en verhoging van het dak van het schip van de kerk volgden. Bij de stormramp in 1674 werd het koor van de kerk verwoest. Anders dan de Dom van Utrecht, alwaar het schip bij diezelfde tornado instortte en het koor gespaard bleef. Het koor – waar voorheen het altaar stond – werd niet herbouwd, omdat men dit in de protestantse eredienst niet benodigde.

Had men toen geweten dat ruim drie eeuwen later twee morgendiensten nodig zouden zijn om de kerkgangers te kunnen herbergen, dan was men mogelijk tot herbouw overgegaan. Nu werd het romaanse schip in gotische stijl verhoogd. Dit alles vond plaats in de jaren 1681 tot 1683.

Op 26 april 1891 werd de kerk geruïneerd nadat het vuur van een brand, die begon in een boerderij naast de kerk, oversloeg naar de kerktoren, en vervolgens naar de kerk. Het oude meubilair ging verloren. Binnen een jaar, op 24 april 1892, werd de herbouwde kerk in gebruik genomen door consulent J.G. Bruining uit Schoonhoven. De restauratiekosten bedroegen ƒ 9.325,-. Bij de herbouw van de toren is deze verhoogd op neogotische wijze. In de jaren zestig van de vorige eeuw is de toren opnieuw gerestaureerd. Nu werd de neogotische spits veranderd in de huidige spits, zij kreeg weer de vorm zoals die ook op oude etsen te zien is.

Bij de restauratie van de kerk in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de kansel van 1891 vervangen door een oude kansel, die afkomstig was uit de Hervormde kerk te Middelie, die kort daarvoor was afgebroken.

Toen het eerste kerkje van Bergambacht werd gebouwd, viel Bergambacht onder het bisdom Utrecht. Dit bisdom had destijds kerkelijke én wereldlijke macht. Later – in de tijd dat het stenen romaanse kerkgebouw werd gebouwd – werd de wereldlijke macht overgenomen door de graven van Holland. Dezen stelden regionaal landsheren aan. De eerste bekende landsheer die Bergambacht onder zijn hoede had, was Herbaren van Arkel, heer van den Berg. Aan hem was tevens de opdracht gegeven voedsterheer van de kerk te zijn. Voor het eerst komen we zijn naam tegen in een oorkonde van 1254. Hij bewoonde een slot in de nabijheid van het dorp, dat in later jaren in verval is gekomen en zelfs werd afgebroken. Op hetzelfde terrein heeft bouwbedrijf Van Erk enkele jaren geleden een splinternieuw ‘kasteel’ gebouwd met appartementen.

Een van de opvolgers van de ambachtsheer Herbaren van Arkel werd in 1543 Willem van Zuylen van Nyevelt. Hij stierf kort daarna op jonge leeftijd. Aangenomen wordt dat hij de zogenaamde Souterliedekens heeft gedicht of op z’n minst verzameld. Dat waren psalmen (souters), die gedicht waren op de wijs van wereldse liederen om de jeugd bij het geestelijk lied te bewaren. We lezen in het voorwoord van de bundel dat het is opgezet ‘om die ionge ieucht een oorsake te gheven om in die plaetse van sotte vleeselicke liedekens wat goets te moghen singhen, daer God doer gheeert en si doer ghesticht mogen worden’. Voordat de psalmberijmingen van Utenhove en Datheen van de drukpers kwamen, werden deze liederen ook wel gezongen door de hervormingsgezinden. Maar het was toch stotend om door de Heilige Geest geïnspireerde psalmen te moeten zingen op een wijs van wereldgeest. Een voorbeeld is Psalm 26: ‘HEERE, ik heb lief de woning Uws huizes, en de plaats des tabernakels Uwer eer’. Dat werd gezongen op de wijs van ‘Ic weet een vrouken amoureus, die ic met herten minne. Haer wesen is so gracieus, si staet in mijnen sinne’. Toen Datheens berijming verscheen, was het dan ook spoedig gedaan met de populariteit van de souterliedekens van de Bergambachtse ambachtsheer. Willem van Zuylen van Nyevelts zoon (die ook Willem heette en in de kerk te Berg ambacht begraven ligt) ontpopte zich als voluit gereformeerd, terwijl diens zoon Frederik in 1619 mede fiat gaf aan de afzetting van de Bergambachter predikant Neomagus vanwege diens remonstrantse gevoelens.

Ongetwijfeld is er reeds vanaf het vroegste begin een geestelijke werkzaam geweest in Bergambacht. In 1390 wordt echter voor het eerst in een akte betreffende landerijen melding gemaakt van een pastoor. Zijn naam was Jan Gherrit Dijn. Vanaf 1407 wordt er zelfs over twee pastoors gesproken. In 1566, het roemruchte jaar van de Beeldenstorm en de hagenpreek, ontstond er een geschil tussen de twee pastoors. Waarover dat ging is helaas onbekend. Wat we wel weten, is dat de laatste pastoor in 1572 uit angst voor de geuzen Bergambacht ver-liet. Na het succes bij de inname van Brielle hadden verschillende Hollandse plaatsen zich immers voor de prins verklaard, zoals Oudewater en Gouda. Het klooster Den (in de) Hem, gelegen tussen Schoonhoven en Bergambacht, werd door de geuzen van Lumey geplunderd en in brand gestoken. Wat zou pastoor Willem Fransz van der Goude – zoals de gevluchte geestelijke heette – te wachten gestaan hebben wanneer hij in Bergambacht gebleven was? Nadat op 20 oktober 1572 Schoonhoven zich aan de prins van Oranje overgaf, brak daar en ook in de omliggende plaatsen – waaronder Bergambacht – de reformatie door in de kerk.

In augustus 1574 besloot de classis Dordrecht, die in Schoonhoven vergaderde, dat men in Bergambacht zo spoedig mogelijk moest komen tot de vorming van een consistorie. Kort daarna had men ook een predikant; in de classicale acta wordt namelijk gesproken over een ‘minister’, die in 1574 zowel op de oktobervergadering te Gouda als op de novembervergadering te Dordrecht zich door de Schoonhovense collega liet absent melden. Toen in 1575 de Spanjaarden weer heer en meester werden, was het ogenschijnlijk met de reformatie gedaan en moesten de gereformeerden ondergronds. Eind 1576 werden de Spanjaarden definitief verdreven uit de Krimpenerwaard en kon ook in Bergambacht het kerkelijk leven ongestoord opnieuw een aanvang nemen. Overigens dienden de predikanten van Bergambacht aanvankelijk ook de gemeente Ammerstol (vroeger ook wel Klein-Ammers genaamd), waar sedert 1331 een kerk stond. Deze situatie duurde tot 1658. Toen ging Ammerstol zelfstandig beroepen. Geestelijk groeiden de dorpen op den duur uit elkaar. Ammerstol ontwikkelde zich namelijk langzamerhand tot een vrijzinnige gemeente, waardoor leden die de hervormd-gereformeerde prediking wensten te beluisteren naar Bergambacht trokken. Dat was en is overigens wederkerig. Wel werd er in 1913 te Ammerstol aan de Lekdijk een Evangelisatie opgestart, waarin onder anderen de voorgangers W.A. de Groot, A. de Redelijkheid en J. Vroegindeweij het Woord bedienden. Zestig jaar later werd vanwege gebrek aan belangstelling deze Evangelisatie opgeheven.

De eerste predikant van Bergambacht van wie de naam bekend is, was Clemens van de Roose, die zijn naam naar de gewoonte van die tijd latiniseerde tot Rosaeus. Hij kwam in 1578 vanuit Klaaswaal naar Bergambacht, om een jaar later naar Lekkerkerk te vertrekken. Clemens was bevriend met Johannes Uijtenbogaert, een van de koplopers van de remonstranten. Toch behoorde hij tot de rechtzinnigen en geen van zijn drie zoons, Henricus, Johannes en Petrus, die evenals hij predikant werden, behoorden in 1618-1619 tot degenen die geschorst werden vanwege remonstrantse gevoelens. Uijtenbogaert haalde zelfs Henricus – de zoon van zijn vriend – naar Den Haag. Die vriendschap bekoelde toen de strijd tussen remonstranten en contraremonstranten op scherp kwam te staan. Toen in 1618 vele remonstrantse predikanten werden afgezet, was dat ook bij Uijtenbogaert het geval. Toen hij de pastorie moest verlaten, vroeg Rosaeus of hij voortaan in diens pastorie mocht wonen. Daarin werd bewilligd. Uijtenbogaert schreef dat Rosaeus in zijn catechismus een wijziging had aangebracht bij het tiende gebod. Hij had volgens hem ‘gij zult niet begeren uws naasten huis’ weggelaten.

Mocht de eerste predikant van Bergambacht onverdacht gereformeerd zijn, Arnoldus Neomagus, zijn derde opvolger, die sedert 1610 Bergambacht diende, werd in 1619 met tal van anderen afgezet vanwege zijn remonstrantse gevoelens. Dr. L.H. Wagenaar noemde hem in zijn studie over de geschiedenis van de Dordtse Synode 1618-1619 Geloof en overwinning zelfs een ‘scherpe anti-calvinist’. Overigens probeerde hij daarna nog als schoolmeester in Bergambacht werkzaam te zijn. Dit werd hem door de slotheer verhinderd. De rechtzinnige Samuel van den Borre, die in het tegenover Bergambacht gelegen Groot-Ammers predikant was, wist te bewerkstelligen dat zijn broer Antipas van Ottoland in datzelfde jaar naar Bergambacht kwam. Niet lang zou Bergambacht Antipas van den Borre in hun midden hebben, want in 1622 vertrok hij naar Gouda.

Ds. Johannes Croon (1736-1790) diende Bergambacht van 1756 tot aan zijn vervroegd emeritaat in 1782. Dat hij zo vroeg met emeritaat ging, had te maken met de oogziekte waaraan hij leed. In verband met die oogziekte had hij de laatste jaren voor zijn emeritaat ook een bijstand in het pastoraat. Een van de hulppredikers was Jan Nupoort. Hij werd in 1733 in het nabijgelegen Ammerstol geboren. Met zijn ouders verhuisde hij in 1740 naar Schoonhoven. Vader Adriaan Nupoort kwam daar in 1750 in de kerkenraad, eerst was hij diaken, later ouderling. Sedert 1752 fungeerde hij als catechiseermeester. Als zodanig werd hij in 1764 opgevolgd door zijn zoon Jan.

Het is niet bekend wat Jan oorspronkelijk voor werk deed, maar op twintigjarige leeftijd werd hij ernstig ziek. Hij herstelde en kreeg naar eigen zeggen de Goddelijke toezegging: ‘Ik zal u zenden tot een volk welks spraak gij niet kent’. Op latere leeftijd ging hij theologie studeren, waarschijnlijk aan de theologische faculteit in het Duitse Lingen. Jan Nupoort heeft verschillende publicaties het licht doen zien, waarin hij zich een vertegenwoordiger betoont van de Nadere Reformatie. Als eerste schreef hij een Korte en eenvoudige catechizatie waarbij hij de Goddelijke waarheden van Hellenbroek uitlegde. Nadat hij zijn studie had afgerond, werd hij in april 1777 enkele maanden hulp van ds. Croon te Bergambacht. Het zendingswerk bleef hem evenwel trekken. Daartoe was hij als twintigjarige immers ook geroepen? Op 5 oktober 1777 preekte hij reeds afscheid van Bergambacht. Als afscheidstekst koos hij Genesis 12:1: ‘De HEERE nu had tot Abraham gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land dat Ik u wijzen zal’. In deze preek deed hij de gelofte dat, wanneer hij weer terug zou komen uit Oost-Indië, hij de kansel van Bergambacht zou betreden ‘om de Heere dankoffers te offeren’. Dat is niet gebeurd. Ruim vier jaar later overleed hij al te Djakarta op 48-jarige leeftijd. In 1983 schreef prof. dr. S. van der Linde in Theologia Reformata dat Nupoorts kracht niet zozeer in de catechese lag, zoals velen meenden, maar in de zendingsarbeid. ‘Ik zou er eerder voor pleiten zijn grootste belang daarin te zien, dat hij niet maar mooie zendingspreken wist te houden, maar zelf overvoer om te helpen. Daarin steekt hij weldadig af bij de te velen, die ook wel catechisatieboekjes en dergelijke gaven, maar ‘’veilig’’ thuisbleven.’

In de periode van 1799 tot 1816 diende Jacob Martijn Bergambacht. Tijdens zijn ambtsperiode werden de evangelische gezangen ingevoerd in de Hervormde Kerk. Men moest er minstens één opgeven, maar in Bergambacht stuitte dit op bezwaren. Verschillende gemeenteleden weigerden om die reden naar de kerk te gaan of verlieten de kerk demonstratief wanneer ds. Martijn een gezang opgaf. Om de moeilijkheden op te lossen, stelde de predikant in om bij de aanvang van de dienst een gezang te zingen en verder alleen psalmen. Dan konden degenen die zich ergerden iets later naar de kerk komen. Dat werkte goed. Toen hij echter op 19 april 1807 een besluit van de classis voorlas waarin de gemeente vermaand werd zich met gepaste eerbied onder het zingen van gezangen en psalmen te gedragen, ging het mis in Bergambacht. Tijdens de eerste de beste kerkdienst hielden een aantal mannen de hoed op bij het zingen van het gezang. De predikant liet het zingen staken en verzocht de demonstrerende mannen eerbiedig te zijn en hun hoed af te zetten. Ze deden het niet, waarop ds. Martijn zei: ‘Nu zie ik duidelijk dat het geen onkunde of vergissing, maar dat het opzet is, en nu verzoek ik niet, maar ik eis namens de kerkenraad dat men z’n hoed afzet en eerbied toont in de naam van die God Die een God van orde en niet van verwarring is’. Daarop verlieten de mannen de kerk en ze kwamen niet meer terug. Ds. Martijn hoopte dat het hierbij bleef. In de middagdienst waren de opstandige mannen er weer – zelfs twee meer dan ’s morgens – en opnieuw hielden ze hun hoed op bij het zingen van het eerste gezang. Nadat hij opnieuw de gemeentezang liet onderbreken en de mannen met klem verzocht het hoofd te ontbloten en eerbied te tonen, weigerden zij dit weer. Met als gevolg dat ds. Martijn de dienst voortijdig beëindigde. Een en ander werd aan de baljuw van Bergambacht gemeld, waarop de protesterende gemeenteleden waarschijnlijk een boete gekregen hebben wegens ordeverstoring in de kerk. ’t Zal in ieder geval geholpen hebben, want daarna lezen we niet meer van dergelijke ongeregeldheden.

Ten tijde van de kortstondige periode waarin Teunis Cornelis van der Kulk Bergambacht diende, ontstond er in 1868 te Bergambacht een Gereformeerde Gemeente onder ’t kruis, terwijl deze gemeente van 1869 tot de opheffing in 1885 deel uitmaakte van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Ds. J. Schotel diende haar van 1872 tot 1873. De eerste steen van het kerkgebouw in de Hoofdstraat was gelegd op 18 maart 1868. In 1885 sloot men de deuren vanwege de geringe omvang van de kleine Afgescheiden Gemeente.

Had de afnemende belangstelling voor de kleine Afgescheiden Gemeente mogelijk te maken met de prediking die in Bergambacht was te beluisteren? Van de predikanten A.F. Simons (1871 tot 1873) en A. Renier (1879 tot 1884) is bekend dat ze een schriftuurlijk-bevindelijke prediking brachten.

Na Reniers vertrek naar Elspeet ontstond een vrij lange vacature. Deze duurde tot 1889. Dat was juist in de periode dat het bruiste en giste in de Hervormde Kerk vanwege de Doleantie. Verschillende predikanten die beroepen werden, zijn inderdaad met de Doleantie meegegaan, zoals W. Ringnalda te Loon op Zand, G. Klaarhamer te Montfoort en P.C. Koster te Eemnes-Binnen. Toen ds. Jan Adriaan van Boven in 1889 intrede deed, was het duidelijk dat in Bergambacht geen doleantie was te verwachten. Hij bleef de vervallen kerk toch trouw. Vandaar dat in 1891 de Afgescheiden Gemeente een doorstart maakte, kort na het vertrek van Van Boven naar Ede. Men betrok het leegstaande kerkgebouw in de Hoofdstraat.

Toen ds. Wijnand Herman Dekking, die een maand na de ingebruikname van de kerk in 1892 vanuit Hagestein naar Bergambacht trok, ging de kleine Nederduits Gereformeerde Kerk (dolerend), die een jaar eerder was opgestart, over naar de Gereformeerde Kerken. Dat was de naam van het kerkverband dat in 1892 ontstond als gevolg van de vereniging van Dolerenden en Afgescheidenen. In de periode 1973 tot 1979 is een samenwerking aangegaan met de Gereformeerde Kerk van Haastrecht vanwege de kleine omvang van de gemeente. In 1979 werd gereformeerd Bergambacht weer zelfstandig. Het oude kerkje uit 1868 functioneert nog steeds, al is het door de jaren heen uitgebreid. Het presenteert zich heden ten dage als de Ontmoetingskerk. Sinds 2004 maakt ze deel uit van de Protestantse Kerk Nederland.

In Bergambacht heeft men vrij laat een kerkorgel aangeschaft. In 1900 kwam de behoefte eraan op de tafel van de kerkvoogden en op 13 april 1904 wijdde organist G.B. van Krieken (leermeester van de bekende Jan Zwart) uit Rotterdam het orgel in, terwijl ds. Theodorus George Cornelis Rappard de gemeente, die in de stampvolle kerk was samengekomen, toesprak naar aanleiding van de eerste drie verzen van Psalm 33.

Liever zal hij waarschijnlijk een tramverbinding met Gouda hebben gehad dan een nieuw orgel, want in een brief aan ouderling Streefland te Waarder (zijn eerste gemeente) schreef hij – hoewel hij zich betreffende het geestelijk leven thuis voelde in Bergambacht – in 1906: ‘Bovendien zit ik hier thans, nu de tramverbinding niet doorgaat, zoo ongelegen met mijne jongens, waarvan de oudste nu 14 jaar is, voor het onderwijs, dat het mij de grootste zorgen baart’. Hij had het beroep in 1902 mede met het oog op die tramverbinding aangenomen. Daar was men in dat jaar juist mee begonnen. Vanwege de slechte bodemgesteldheid van de Krimpenerwaard duurde het echter tot 1914 voordat die trambaan in gebruik werd genomen. De zorg voor het vervolgonderwijs voor zijn kinderen zat hem erg hoog. Graag had hij naar IJsselmuiden gegaan, mooi dicht bij Kampen. Hij kreeg wel hoorders uit IJsselmuiden, maar… geen beroep. Kesteren werd zijn volgende gemeente, dat hij later ‘een woestijn’ noemde, omdat daar de verbinding met voor het onderwijs belangrijke plaatsen toch tegenviel. De gunstigste plaats voor studerende kinderen die hij kreeg was Maartensdijk. Die gemeente diende hij echter toen het emeritaat al begon te wenken en zijn zoons allang afgestudeerd waren als arts en predikant.

Een heel bekend predikant die Bergambacht gediend heeft was Diederik Theodorus Keck (1878-1945). Hij deed op 15 november 1915 intrede, nadat hij door ds. P. Kruyt uit Gouderak was bevestigd. Zijn bevindelijke prediking bracht een menigte toehoorders uit de regio op de been om zich onder zijn gehoor te stellen. Een van die hoorders was de Stolwijker Christiaan van Dam, die later predikant zou worden binnen de Gereformeerde Gemeenten.

Tijdens de ambtsperiode van ds. Keck rezen er grote problemen in kerkelijk Bergambacht. Hij weigerde mand die uit onvrede met de consent te geven aan iemand die uit onvrede met de prediking in Bergambacht zijn kind in Lekkerkerk wilde laten dopen. Hetzelfde geschiedde met ouders die hun kinderen in het vrijzinnige Ammerstol wilden laten dopen. Toen ds. Keck weigerde hen in het lidmatenboek in te schrijven, kwam de classis er aan te pas. De predikant werd met zijn kerkenraad voor een week geschorst, zodat de classis de namen zou inschrijven. Dit was van maandag 29 mei tot zaterdag 3 juni 1916. Naar aanleiding van deze maatregel nam ds. Keck op de zondag voor zijn schorsing afscheid van Bergambacht in de kerk met een preek over Hebreeën 13:13: ‘Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende’. Keck en zijn kerkenraad (een diaken bleef) besloten op grond van de tijdelijke schorsing zich geheel buiten de Hervormde Kerk te stellen. Op 4 juni 1916 preekte ds. Keck in de christelijke school en vanaf maart 1917 in een houten gebouw dat uit Streefkerk afkomstig was en aldaar had gefunctioneerd als noodkerk, nadat de kerk aldaar eerder totaal was uitgebrand. Het gevolg was dat daarna de gehele kerkenraad en de predikant op één diaken na uit hun ambt ontzet werden. Het moet voor ds. Keck heel pijnlijk zijn geweest dat een van de eerste predikanten die in zijn plaats in de oude kerk voorgingen, zijn bevestiger ds. Kruyt was, die ook behoorde tot degenen die in de Hervormde Kerk nog een zuiver geluid lieten horen. Keck heeft, toen Kruyt met paard, wagen en koetsier naar Bergambacht kwam, het paard bij het hoofdstel gegrepen en Kruyt vermaand niet voor te gaan in de valse kerk, waarop Kruyt heeft geantwoord: ‘Ik moet gehoorzamen aan de Heere, ik moet Zijn Woord brengen’.

In 1919 stopte Keck – die inmiddels te Gouda woonde – met zijn voorgangerschap in Bergam-bacht, hij werd onkerkelijk en verhuisde naar Woerden. Hij nam een kantoorbaan aan terwijl hij ook met sigaren ventte om zijn talrijk gezin te onderhouden. Hij twijfelde aan zijn roeping tot het ambt en verkeerde in die dagen voornamelijk onder onkerkelijke gezelschapsmensen zoals Manus van den Hoven, Piet de Bie en Jan Geense. Ook was hij te vinden op de begrafenis van Koos Vrolijk. Toen de in Alblasserdam woonachtige Piet de Bie Keck erop wees dat de kinderen in de Nederlandse Hervormde Kerk gedoopt behoorden te worden – zijn jongste kind dat na de neerlegging van het ambt werd geboren was nog ongedoopt – raakte hem dit diep. Het deed hem op zijn schreden terugkeren naar de Nederlandse Hervormde Kerk met het verzoek opnieuw in het ambt bevestigd mogen te worden. In de bekende brief die hij aan zijn vrienden schreef, noemt hij zeven redenen waarvan de eerste luidt: ’Er is geen bevel noch toelating in Gods Woord dat grond geeft de Kerk te verlaten, hoe verdorven ook’. Hij argumenteerde dat orde en tucht behoort tot het welwezen der kerk en niet tot het wezen. ‘Een hof blijft een hof, al is de muur verwoest en wordt hij omgewoeld door het zwijn.’ Ook meende hij dat men vrij was de zuivere Waarheid te verkondigen en de zuivere bediening der sacramenten uit te voeren. In de brief beleed hij meer naar Gods volk geluisterd te hebben dan naar Gods Woord. Bijna aan het eind van de brief schreef hij: ‘Gelukkig die nooit predikant is geworden in deze donkere tijden, maar die het eenmaal is, die is niet vrij meer, maar in consciëntie gebonden aan zijn roeping, gewillig of onwillig’.

Nadat ds. Keck weer predikant werd in de Hervormde Kerk, diende hij achtereenvolgens de gemeenten Garderen, Heteren en Staphorst. Ook hield hij op 25 oktober 1923 in Bergambacht een preek waarin hij verantwoording aflegde van zijn terugkeer naar de Nederlandse Hervormde Kerk.

Nadat ds. Keck zijn ambt had neergelegd, werd in de Hervormde Kerk – nadat een nieuwe kerkenraad was gekomen – het beroepingswerk weer ter hand genomen. Een van de beroepen predikanten was de bekende J.H. Koster, die toen in ’s-Grevelduin-Capelle stond. Hij bedankte. Ds. Dirk Plantinga kwam vanuit Hoogeveen in 1917 naar Bergambacht, om drie jaar later naar Elburg te vertrekken.

Na het vertrek van ds. Plantinga nam ds. Pieter Jacobus Steenbeek de herdersstaf op. Het eerste beroep na diens vertrek naar Kampen werd uitgebracht op… ds. D.Th. Keck te Garderen. Deze bedankte echter. Een beroep werd wel aangenomen door ds. Jacobus Gerard Dekking (1927-1930), een broer van Wijnand Herman, die er dertig jaar eerder stond. Na diens vertrek naar Houten werd opnieuw ds. Keck beroepen, die inmiddels Heteren diende. Opnieuw bedankte deze. Voornamelijk uit achting voor de uitgetredenen, met wie hij jaren eerder zo eensgeestes opgetrokken was.

Nadat ds. Keck zich teruggetrokken had als voorganger in de noodkerk genaamd ‘Vereniging van uitgetredenen uit de Nederlandse Hervormde kerk’, werden voorgangers uit allerlei afgescheiden kerkverbanden uitgenodigd te komen spreken, zoals ds. W.H. Blaak, ds. L. Boone, ds. D.J. van Brummen, ds. J. Fraanje, ds. W.C. Lamain, ds. B. Toes en vele anderen. Aardig is het briefje dat ds. E. du Marchie van Voorthuysen aan de ‘preekregelaar’ Cornelis van der Graaf schreef vanwege het feit dat hij vanwege vervoersproblemen – het was midden in de Tweede Wereldoorlog – niet naar Bergambacht was gekomen. Hij schreef onder meer: ‘Als u een oudvader gelezen hebt, is het zeker winst; want in een regeltje zitten soms meer zaken en heilgeheimen dan in honderd preken van ons. In dat opzicht is alles nog winst’.

In 1950 werd de houten noodkerk afgebroken en nam ds. M.A. Mieras op 31 juli 1953 een nieuw kerkgebouw gelegen aan de Badhuisstraat in gebruik met een preek over Ezra 3. Op 6 februari 1985 sloot de gemeente zich aan bij de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Hoewel er verschillende beroepen zijn uitgegaan, heeft de gemeente nooit een eigen predikant gehad. Recent werd een beroep uitgebracht op lerend ouderling H.H. Romkes, die evenals de vorige beroepen predikanten en lerendouderlingen bedankte. Met ouderling G. de Jong, die de gemeente lange tijd diende als bestuurslid en ouderling, is schrijver dezes werkzaam geweest in een timmerfabriek te Lopik.

Na het beroep dat in 1930 op ds. Keck werd uitgebracht door de Hervormde Gemeente, volgden er nog vier. Het laatste was voor ds. Hendrik Ewoldt uit Raamsdonk die dit beroep in 1931 aannam en aan de gemeente verbonden bleef tot 1949. Tijdens zijn ambtsperiode werd de torenklok gevorderd door de Duitsers. Deze klok dateerde van 1891 en had geen historische waarde. De klok kwam niet terug en werd omgesmolten voor vijandelijke doeleinden. In plaats van de klok hebben toen een tijdlang twee autoclaxons voor de galmgaten gehangen om de juiste tijd aan te geven. Ze werden niet gebruikt om de gemeente op te roepen onder de verkondiging van het Woord. Waarschijnlijk vond men dat niet stichtelijk. Alhoewel… de kinderen Israëls werden vroeger met de sjofar opgeroepen tot de heilige samenkomsten… Op 31 oktober 1945 maakte ds. Ewoldt een bijzondere trouwdienst mee in Bergambacht. Op die dag werden namelijk drie huwelijken tegelijk bevestigd. Het betrof de huwelijken van de drieling Gerard Leendert den Hoed, Leendert Gerard den Hoed en Neeltje den Hoed. Ewoldt preekte over de Aäronitische zegen uit Numeri 6:24-26. In de krant stond: ‘Het was indrukwekkend de drie paren naast elkaar geknield te zien’.

Ds. Ewoldt werd opgevolgd door ds. Johannes Lekkerkerker (1950-1961) en ds. Wouter Vroegindeweij (1963-1969). De laatstgenoemde was een van de vier predikantenzonen van oefenaar J. Vroegindeweij. Diens opvolger was ds. H. van der Post (1970-1979). Tijdens de periode dat deze predikant Bergambacht diende, is zowel de kerk als het orgel geheel gerestaureerd. Naast de predikant was de heer D. Oskam als hulpprediker werkzaam. Op latere leeftijd is hij predikant in Spijk geworden. Op den duur kwam er een tweede predikantsplaats. Sedert 1996 heeft Hervormd Bergambacht twee predikanten. Toen een kwart eeuw geleden ds. E.M. Bakker

Toen een kwart eeuw geleden ds. E.M. Bakker Hervormd Bergambacht diende, schreef hij in de rubriek Torenspitsen-Gemeenteflitsen in De Waarheidsvriend een artikel over de Laurentiuskerk te Bergambacht. Hij beëindigde dat artikel als volgt: ‘Maar ook voor Bergambacht geldt: Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter’ (Ps. 127:1). Dat geldt de Laurentiuskerk aan de Kerksingel, de Ontmoetingskerk aan de Hoofdstraat en de Oud Gereformeerde Gemeente aan de Badhuisstraat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2016

Oude Paden | 48 Pagina's

Rondom de kansel van Bergambacht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2016

Oude Paden | 48 Pagina's