Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heerschappij over het land en over de zee

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heerschappij over het land en over de zee

In gesprek met ds. G.M. de Leeuw

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

e zal wel merken dat “Jik van de hak op de tak spring vanmiddag. Dat moet je maar voor lief nemen.” Aldus ds. G.M. de Leeuw op een zonnige zaterdagmiddag in de pastorie te Opheusden. We waren er klaar voor. Wie de predikant enigszins kent, weet dat hij een boeiende verteller is. En inderdaad, tijdens het gesprek ‘vlogen’ we van Zeeland naar de Veluwe en van de Veluwe naar Canada. Vervolgens vanuit Amerika naar Holland. En binnen afzienbare tijd hopen de predikant en zijn vrouw opnieuw Amerika aan te doen. Hij heeft een beroep aangenomen naar de NRC (Netherlands Reformed Congregations, de overzeese zusterkerken van de Gereformeerde Gemeenten) in Grand Rapids, aan de Beckwith Avenue. De oudste van de 27 gemeenten in de Verenigde Staten en Canada, geïnstitueerd op 30 oktober 1870. Ds. De Leeuw is dan de elfde predikant in successie, zendelingspredikant P.L. Bazen niet meegeteld.

In de 145 jaar van het bestaan van deze gemeente is een aantal malen van kerkgebouw gewisseld. Lange vacatures zijn er eigenlijk niet geweest; vanaf de instituering beschikte de gemeente 101 jaar over een eigen predikant. Onlosmakelijk aan deze gemeente is de naam van ds. W.C. Lamain verbonden, die 37 jaar aldaar gediend heeft. De gemeente telt 817 leden en doopleden, ongeveer 25% van de eerste gemeente die ds. De Leeuw diende, Barneveld.

In de steigerbouw

Aanvankelijk was ds. De Leeuw werkzaam in het bedrijfsleven. “Ik werkte in de steigerbouw, reed heel Nederland door en zat ook vaak in België. Mijn functie breidde zich uit, tenslotte had ik de veiligheid voor een vierhonderd mensen te bevorderen in het bouwen en afbreken van allerlei soorten van steigers. Om maar iets te noemen; we hadden de scheepsbouw, de restauraties, vele daarvan in Den Haag, o.a. de Koninklijke Stallen, paleis Huis ten Bosch, Binnenhof, veel kerken en kerktorens. Veel met pastoors gepraat. In de Koninklijke Stallen was eens wijlen Prins Claus. Uit de volheid van mijn gemoed schreef ik hem ‘s avonds een brief, we waren in die tijd ouderling in de gemeente van Rotterdam-IJsselmonde. Hij liet een hartelijk briefje terugschrijven waarin hij mij bedankte voor mijn goede wensen.”

Premier J.M. den Uyl

“Het is eens gebeurd dat ik een prekenboekje had aangeschaft van ds. J. Fraanje, een Zestal predicatiën. Bij boekhandel Eerland in Papendrecht. Ik had daar een hele stapel boeken laten inpakken, voor eigen gebruik. Voor ik weg wilde gaan, kwam de boekhandelaar met dit nieuw verschenen prekenboekje. ’t Was voor de Kerst. Ja, dat boek wilde ik ook nog wel hebben. De andere boeken waren dus al ingepakt, dit boekje werd apart verpakt. Daarvandaan moest ik naar Den Haag, ik heb daar dertien jaar als supervisor rondgelopen, had elke dag steigerwerk in die stad. Op het Lange Voorhout reed minister-president Den Uyl in de dienstauto voor me uit. Je kunt daar niet inhalen, Den Uyl zat achterin de auto. Ik kreeg een ingeving toen ik hem zag zitten, ook een man met een onsterfelijke ziel voor de eeuwigheid. Alles wordt bestuurd! Als ik hem dat boekje van ds. Fraanje eens zou geven? Ik seinde met mijn lichten, drukte op de claxon en … de chauffeur stopte. Ik griste dat ingepakte boekje van de achterbank, liep naar de chauffeurskant. Die man deed zijn raam op een kier open. Ik vroeg: “Mag ik dit pakje aan de minister-president overhandigen?” Wat gebeurde er? Den Uyl zei vanaf de achterbank: “Zeker, zeker.” In die tijd was er nog geen situatie als nu, met al die beveiliging enz. De heer Den Uyl schoof zelf naar het portier aan mijn kant, deed de deur open. Ik gaf hem dat boekje met daarbij de woorden: “Excellentie, ik hoop dat u de tijd krijgt om hierin te lezen.” Zijn reactie was: “Kerel, hartelijk dank!” en hij nam het pakje aan. Deur weer dicht, gas, en weg was de dienstauto. Ik stond te trillen op mijn benen, dat kun je begrijpen, geloof je wel? Ik hield zelf zo ontzettend veel van de geschriften van ds. Fraanje. Niet wetende dat ik later in zijn gemeente zou komen om Gods Woord te brengen. Toen ik in Barneveld kwam, had ik nog familieleden van Den Uyl in de gemeente, neven en nichten. De premier was van huis uit niet onbekend met ons geloof. Ik meen daarover wel eens iets te hebben gelezen in De Wachter Sions, over ene ouderling Van Leeuwen tegen wie Den Uyl oom moest zeggen.

De heer Den Uyl heeft een lang ziekbed gehad. Toen burgemeester A.C.Ph. Hardonk in Barneveld werd geïnstalleerd en ik hem namens de plaatselijke kerken heb toegesproken, ontmoette ik ook de heer B.J. van der Vlies. Die vertelde toen dat hij de premier eens een welmenende brief heeft geschreven, waarin hij hem wees op het ene nodige.”¹)

Godvrezend voorgeslacht De predikant komt uit een god

De predikant komt uit een godvrezend voorgeslacht. Huibrecht de Leeuw was zijn grootvader. Toen deze op 3 oktober 1964 zijn tachtigste verjaardag herdacht, werd hij een dag later, zondag, door ouderling M. Moerman toegesproken. Hij memoreerde dat De Leeuw bijna 28 jaar in het ambt van ouderling de gemeente in Rilland-Bath gediend heeft en dat hij de gemeente heeft gewezen op wat nodig is om welgetroost te leven en eenmaal zalig te sterven. “Omdat God u eraan ontdekt heeft in uw jeugd wat het wezen zal, die God te ontmoeten zonder wedergeboorte”, aldus Moerman. Ds. De Leeuw heeft deze grootvader heel goed gekend. Op 22-jarige leeftijd werd hij onder een preek van ds. H. Roelofsen stilgezet. “Had ik maar meer aan die man gevraagd, hij had een schat aan ervaringen.” Die grootvader had een broer, Marien de Leeuw, die 24 jaar in Biezelinge diaken en ouderling is geweest. Deze alleenstaande man overleed op 17 januari 1961, 71 jaar oud. Tijdens de laatste viering van het Heilig Avondmaal geloofde hij vast, dat ook hij eenmaal aan de ronde tafel zou aanzitten met Abraham, Izak en Jakob. Dat vertelde hij op het gezelschap erna. Kort daarop kreeg hij een hersenbloeding en na een week nam de Heere hem tot Zich. Wijlen ds. Chr. van Dam en ds. J.W. Slager leidden de begrafenis. Ds. Lamain schreef toen een stukje in De Saambinder met de titel: En de bedelaar stierf.

“Ook van moeders kant was er genade in het voorgeslacht. Haar vader was G. van Velzen, die in Krabbendijke ouderling was. Een lange tijd, van 1926 tot 1962. Hij werd zevenmaal afgevaardigd naar onze Generale Synode, was ook wethouder en locoburgemeester. Zijn vrouw, wijlen mijn grootmoeder, overleed in de oorlog, 53 jaar oud, moeder van tien kinderen. Een dag voor haar sterven kwam de Heere over met de woorden: ‘Ik ben uw God en uws zaads God.’ Zij was ook bekend onder Gods volk. Toen we in Rotterdam-IJsselmonde ouderling werden, kwam op een avond ds. A. Hofman voor een weekdienst. Hij zag me daar zitten in de consistoriekamer en vroeg naar mijn naam. Toen ik die noemde, vroeg hij: “En hoe heet je moeder?” Toen ik haar achternaam zei, Van Velzen uit Krabbbendijke, zei hij: “Van Geerte?” Dat was de voornaam van mijn grootmoeder. Ik zei: “Ja, dominee.” Hij zei toen: “Dan kom je uit een goed nest. ”Hij had haar gekend toen hij nog jong was en zijn vader, ds. M. Hofman, in Krabbendijke predikant was.”

Philippus Pekaar

“Ik wil nog iets over mijn voorgeslacht vertellen. In ongeveer de jaren dertig van de negentiende eeuw was er op Yerseke een zielenvriend van ds. L.G.C. Ledeboer. Hij heette Philippus Pekaar (* Terneuzen 22 dec. 1784, †Yerseke 15 mei 1859) en hij was de bet-oudovergrootvader (die term beslaat zes generaties) van mijn vader. Picaar was het vroeger, afgeleid van het Franse Picardië. Een hoog begenadigd mens en tegelijk ook een arm zondaar. Rijk in de genade, arm, straatarm naar de wereld. Die man was ouderling en kreeg ds. Ledeboer eens te logeren. Hij had nauwelijks eten in huis, zelfs geen stukje spek om de dominee voor te zetten. Toen was daar ook een rijke boer, die zei: “Dominee, kom maar bij mij logeren.” Die man had vlees en spek in overvloed. En Ledeboer deed dat. Maar ’s nachts kon hij de slaap niet vatten. Hij moest almaar aan Flip Pekaar denken, die hij voor een Egyptische vleespot verlaten had. Ledeboer kon het in bed niet meer uithouden, hij moest naar Flip. Toen de predikant die middag op de preekstoel stond, zei hij: “We hebben vanmiddag een Koningsmaaltijd gehad!” Waar die uit bestond, nee, dat zei hij niet. Het waren … niet meer dan wat gekookte aardappelschillen met een beetje zout. Maar toen was Christus bij Pekaar aan die tafel met Zijn zoete volheid.

Toen Pekaar niet lang daarna op zijn ziek-en sterfbed lag en zijn kinderen vlak voor zijn heengaan aan het sterfbed stonden, zei z’n oudste zoon bemoedigend tegen zijn stervende vader: “Vader, wat heeft de Heere je toch veel uitgeholpen en doorgeholpen. Wat heeft Hij je toch kostelijke weldaden geschonken en vele Godsontmoetingen!” Pekaar begon te snikken en vroeg aan zijn zoon of hij even naar de zolder wilde gaan. “Achter de hanenbalk staat een klein klompje, dat moet je eens halen!” Dat gebeurde. Pekaar zei, toen het klompje gehaald was: “Schud het nu eens leeg, en zoveel steentjes eruit komen, zoveel Godsontmoetingen heb ik in mijn leven gehad!” Er rolden … drie kiezelsteentjes uit.”²)

U bent dus bij de waarheid opgevoed? “Jawel. Maar in mijn jonge ja

“Jawel. Maar in mijn jonge jaren moest ik er weinig of niets meer van hebben. Ik trouwde, mijn vrouw was dan nog wel Hervormd gedoopt, maar ging nooit naar de kerk. En ik ook niet meer. Dat ging zo door tot mijn vrouw en ik in Rotterdam-IJsselmonde een woonscheepje betrokken. Aan de Kreeksehaven. Door Gods voorzienigheid kwam ik in contact met een jong stel dat daar ook op een schip woonde. Die man vroeg: ‘Wat doe jij ’s zondags?’ Ik zei: ‘Niets. En jij?’ Het bleek dat hij naar de kerk ging. ‘Naar de Thaborkerk, hier niet ver vandaan. Dat is de Gereformeerde Gemeente. Daar moet je ook eens naar toe gaan.’ Dat deed ik toen maar. We verwachtten ons eerste kindje. En dat wilden we toch eigenlijk wel laten dopen.”

En zo bent u tot de Gereformeerde Gemeenten teruggekeerd? “Ja, dat is geweest in de jaren

“Ja, dat is geweest in de jaren zeventig. Vaak was er leesdienst. Ouderling Jumelet las in die tijd een preek van ds. Smijtegelt. Uit Mattheüs 3 vers 9. Over deze woorden: ‘Want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken.’ Toen kreeg ik de slag naar binnen. Ik zag mijn schuld, mijn kerkverlating. Dat ik in Yerseke kerk en catechisatie verzuimd had. Ik ben toen thuisgekomen en viel wenend in een stoel. Mijn vrouw vroeg verbaasd: ‘Wat doe jij nou?’ Ik zei: ‘Vrouw, ik kan zo niet sterven, dan ga ik voor eeuwig verloren!’ Ik liep door naar het kleine slaapkamertje en heb daar voor het eerst in waarheid mijn knieën gebogen en met belijdenis van schuld de oprechte keus mogen doen. Ik ging de waarheid achterna. In die tijd was het Reformatorisch Dagblad net uitgekomen. Ik las die krant samen met de buren. Daarin stonden kleine advertenties over weekdiensten. Dikwijls heb ik ds. F. Mallan gehoord en de oude ds. Joh. van der Poel. Dan ging ik in de omgeving van Rotterdam mensen achterna die een hoed op hadden. Ik at die preken op, ik kwam overal waar de waarheid was. Anoniem, de mensen kenden me niet.”

Toen hebt u zich aangesloten?

“Ja, ik was inmiddels lid geworden in IJsselmonde. Toen ik niet eens zo lang lid was, werd mijn naam afgelezen: ik stond op de kandidatenlijst voor ouderling. Het was alsof ik door de grond ging! Moet je weten, een van de huwelijkse voorwaarden van ons samen was: niet naar de kerk! Dat gebeurde in de zomer van 1972, wij waren toen twee jaar getrouwd. Toen kregen we veel omgang met wat oude mensen, volk van God, geoefende zielen. In 1980 vroeg ik de kerkenraad om een attest. Dat ging toen niet door, het was Gods tijd nog niet. Twee maanden later werd ik ouderling en na vijf jaar kreeg ik een attest en werd ik ook aangenomen.”

U zocht dat volk op?

“Ja. Met die mensen kreeg ik een nauwe band. ’t Waren mensen van, om het zo maar eens te zeggen, Lamain en Kersten. Dominee Lamain zijn naam herinnerde ik me nog wel van vroeger, uit m’n jeugd. Hij stond in Grand Rapids. Oudoom Marien de Leeuw schreef brieven aan hem. Ik wist dat van vader, die erg aan deze oom verbonden was. Die brieven wilde ik lezen. Ouderling Jumelet zei: ‘Schrijf dan de dominee (Lamain) eens een briefje!’ Dat heb ik toen gedaan, maar niet voordat ik mijn knieën had gebogen. Vier weken later kwam er reeds antwoord.

Wat een wonder! Het gebeurde wel dat hij een aantal brieven in een enveloppe opstuurde met een briefje van vijf gulden er in en een briefje voor mij. De geadresseerde brieven waren voor andere mensen. Die vijf gulden waren bestemd om de brieven te frankeren. Er was ook een brief bij voor ouderling Abr. van Bochove. Lange tijd was hij op Rotterdam-Zuid ouderling. Tegen die man keek ik zo hoog op. Toch wilde ik hem graag eens ontmoeten. Ik dacht die brief maar te gaan brengen. Ik trok de stoute schoenen aan en ging naar de Slaghekstraat, waar hij woonde. Uit zijn vraag: ‘Ben jij die jongen uit Yerseke’ begreep ik dat hij wat over mij had gehoord.”

En dat gesprek was voor uw latere leven veelbetekenend?

“Ja. In die tijd liep ik met de last van het werk dat ik nu al vele jaren doen mag. Er kwam een goed gesprek en daarin vertelde ik hem waar ik mee liep. Van Bochove vroeg of ik me bij de kerkenraad had gemeld om een attest te krijgen, om bij het Curatorium toelating te vragen voor de predikantenopleiding. Mijn antwoord was kort: ‘nee.’ Toen zei Van Bochove, die aandachtig had zitten luisteren: ‘Als je dat niet doet, is het ook niet waar geweest.’ Maar ik kon het ook met Van Bochove niet doen. Het heeft nog vijf jaar geduurd voor ik dus opnieuw de vrijmoedigheid had om me aan te melden. Dat gebeurde in 1985. Ik werd aangenomen. Ik moest aan de studie. Moest veel leren. Twee jaar kreeg ik Nederlands bij ouderling J. Koppejan aan huis. In Gouda. Hij was neerlandicus en deskundig. Hebreeuws en Grieks doceerde ds. A. Moerkerken.

Van hem heb ik ook veel geleerd, net als van de andere docenten. Hij wees me erop dat ik eerst de grondtekst moest bestuderen. Ik doe dat nog steeds, ook veel de Engelse commentaren. Ds. De Gier had de leiding wanneer de proefpreken gehouden werden. Ook hij spaarde me niet, ging eerlijk met me om. Ik herinner me nog goed mijn eerste proefpreek. ‘Er staat niets in!’ was zijn commentaar. ‘Hoe bedoelt u?’ vroeg ik hem. ‘Je hebt geen tekstverklaring. Het is vol bevinding. Dat kan een ouderling ook.’ En dat was ook zo. Bij het classicaal examen vroeg ds. Moerkerken het een en ander over ds. Ledeboer. In die man z’n geschriften heb ik altijd veel vermaak mogen vinden. Hij keek naar de oude, vaderlandse kerk. Naar de breuk. Daar kunnen we tegenwoordig toch zo gemakkelijk aan voorbijgaan.”

Er is in die tussentijd veel veranderd, in ons land en in Amerika en Canada.

“We leven in een donkere tijd. Maar de Heere houdt Zijn oog op Zijn inzettingen en op Zijn volk. Met eerbied gesproken, ik durf het bijna niet te zeggen, maar het werk van de Heilige Geest wordt zo schaars, het wordt zo spaarzamelijk gevonden. Toch mag er voor mij nog hier en daar een plekje zijn om het Woord uit te dragen. In Nederland, in Canada en in de Verenigde Staten, ja, tot in Nieuw-Zeeland toe. De Heere heeft Zijn volk nog, ook buiten onze kerkelijke grenzen. Afgelopen maandag, Tweede Pinksterdag, stond ik toch zó ellendig onder aan de preekstoel. Met de bede in mijn hart: ‘Heere, zou het nog kúnnen?’ Toen viel het toch zó wonderlijk open, je zou het vast willen houden. Er waren afnemers. Er is nog een volk dat voor me zucht. Dat voel je, dat ervaar je. Daar heb je gemak van! Een tijdje terug sprak ik even door de telefoon met een nieuwe broeder in de bediening. We hadden het ook even over zijn gemeente. Ik zei: ‘ik moet je voor één lid daar waarschuwen.’ Hij vroeg: ‘wie is dat dan?’ Ik zei: ‘jezelf’. Wat blijft het toch waar: ‘Gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt’, Lukas 9:55. Door de week preek ik zo hier en daar en vaak ook met genoegen. Afnemers, die zijn er nog hoor, dat zei ik al. Daar moeten we zuinig op zijn. We moeten waarderen wat we nog hebben. Aan de andere kant: ik heb vaak heimwee naar wat we niet meer hebben. Wat weg is.”

Hoe ligt dat in Amerika en Canada? “In 1989 werd ik in mijn eerste

“In 1989 werd ik in mijn eerste gemeente, Barneveld, bevestigd. Toen een nog ongedeelde gemeente van circa 3200 leden en doopleden. Later is de gemeente gesplitst en kwam er een grote gemeente bij, in Barneveld-Zuid. Dan denk je niet dat je ooit het oude vaderland nog eens zou moeten verlaten. Barneveld was acht jaar vacant geweest. In 1997 leidde de weg des Heeren naar Lethbridge in Canada. Die gemeente was negen jaar zonder eigen predikant. Er waren ongeveer 1200 (doop)leden. Na vier jaar moest ik naar Amerika, naar Rock Valley. In de staat Iowa. Dominee Den Hoed was een jaar eerder vertrokken. Ook een grote gemeente, 1450 zielen. Er wonen in dat dorpje ongeveer 3000 mensen. Er zijn dertien kerken, de winkels zijn daar op zondag nog dicht. In 2007 werd ik in Ridderkerk beroepen en dat beroep moest ik aannemen. Deze gemeente met 1200 mensen had vier vacante jaren achter de rug. Vijf jaar daarna moest en mocht ik naar Opheusden. Daar had de vacature drie jaar geduurd. Predikant van ruim 2000 gemeenteleden. En nu leidt de weg opnieuw naar de overkant van de oceaan, nu ik het beroep naar Grand Rapids heb aangenomen. Na drie vacante jaren, een voor mij betrekkelijk kleine gemeente, totaal ongeveer 800 mensen.

Ik stond nog in Rock Valley toen die vreselijke gebeurtenis plaatsgreep, die wij in Amerika ‘Nine eleven’ noemen, de beruchte aanslag op de Twin Towers in New York op 11 september 2001. Die dag is onvergetelijk, we hebben toen gesproken over Openbaring 6:4. Daar staat: ‘En een ander paard ging uit, dat rood was; en dien die daarop zat, werd macht gegeven den vrede te nemen van de aarde, en dat zij elkander zouden doden; en hem werd een groot zwaard gegeven.’ Via de leerlingen van de school werd de boodschap voor thuis meegegeven dat er die avond kerk zou zijn. Toen heb ik gevoeld dat deze ramp een voetstap van Christus was, die behoort bij Zijn wederkomst. Maar ook in Amerika mocht je niet alles zeggen: er was een baptistenpredikant die deze ramp ‘een publieke straf op nationale zonden’ noemde. President Bush junior zei: ‘Dat wil ik niet horen, dat moet je terugnemen.’ Amerika verandert in rap tempo. Ik was eens op een luchthaven en er stond een vrouw naast me die steeds weer zei: ‘Oh, my God.’ “Wat moet ú schatrijk zijn”, zei ik tegen haar. Toen ze vroeg ‘waarom’ zei ik alleen maar: “U zegt steeds: ‘my God’. Dan bent u van Hem, zegt u.” Ik hoop dat ze het begrepen heeft.”

Hebt u herinneringen aan volk des Heeren over de oceaan?

“In Rock Valley stond ds. J. van de Hoef, van 1931 tot zijn sterven in 1942. Die man had kanker. Toen hij bijna op zijn uiterste lag, nam hij elke dag afscheid van zijn gemeenteleden, een paar weken lang, twintig, dertig mensen per dag. Daar was toen een jonge vrouw die tot de Christian Reformed Church behoorde. Ze kreeg verkering met een jongen uit onze gemeente. Hij zei tegen haar: ‘Zal je die jongen niet van de kerk afhalen?’ Dat deed ze niet, zij ging met hém mee. Het behaagde de Heere die vrouw, Tina Eppinga, te bekeren. Ik heb haar nog begraven, ze was over de negentig toen ze overleed. Barney Sweetman komt in mijn gedachten, een ouderling in Franklin Lakes, in New Jersey. Zijn grootvader heette Zoeteman, maar de nakomelingen hebben de naam verengelst. Gebeurt vaak, hoor. Groenendijk wordt dan Greendyk bijvoorbeeld. Hoewel we nog wel heel veel Hollandse achternamen tegenkomen. Met Sweetman waren we ‘close’, hij is nu de strijd te boven. Nick van der Have uit New Jersey, ook zo’n zielenvriend. Die man zat wegens diefstal in de gevangenis toen God hem krachtdadig bekeerde. Zijn moeder was met een Drie-enig God verzoend. En William Greendyk. Die was tijdens de Tweede Wereldoorlog als spion in Noord-Afrika en gaf met gevaar voor zijn leven ’s nachts met zijn radio gegevens door van de vijand. Later is hij daarvoor hoog gedecoreerd. Hij bleef er klein onder, toen hij me dat vertelde, huilde hij.

Ik heb eens in New Jersey gepreekt, ’s morgens ging het niet, ik kon er niet inkomen. Nick van der Have, ‘vanderheef’ spreken ze daar uit, keek me aan na de dienst en ik vroeg alleen maar: ‘Zucht voor me.’ Dat heeft hij ook gedaan. In de avonddienst ging de deur open en stond ik onder een lage hemel te preken. Onvergetelijk. Die mannen waren pilaren voor de gemeente Franklin Lakes. En ouderling Jake Slingerland in Lethbridge, ook zo’n zielenvriend, leeft ook al niet meer. We hebben eens gelezen van ene vrouw Rottier uit de Livingstonestreet in Grand Rapids. Zij was een geestelijke leerlinge van ds. E.L. Meinders die in South Holland heeft gestaan, waar nu onze gemeente Lansing is. Die man stond daar van 1874 tot 1904. Het graf van hem en van zijn godzalige vrouw Geertje Petersen is er nog steeds, maar de letters op zerken zijn bijna niet meer leesbaar. Jij hebt toch te maken met Stichting Machpela? Nou, doe daar eens wat aan, die grafstenen moeten hard nodig worden opgeknapt! Daarnaast ligt begraven de ook in Nederland bekende mevrouw C.J.M. Sieben, de schrijfster van het boekje Aanspraak en Raad. Zij was een penvriendin van wijlen ds. E. Fransen. Vlak daarlangs dreunt dag en nacht het drukke verkeer van de stad Chicago. Maar goed, die mevrouw Rottier kon in tien regels méér zeggen dan anderen in honderd. Ik kreeg een bundel ingepakte brieven van en aan ds. Meinders onder ogen. Die heb ik doorgenomen, de mensen kunnen daar geen Hollands meer lezen. En die waarheid, die ook van die brieven afstraalde, is de waarheid die naar de Godzaligheid is. Ik hoop die waarheid ook gedurig te brengen. Er moet bediening zijn, anders sterft Gods volk. Maar als ik op mezelf zie, dan ben ik nog net zo ver als toen ik begon. De trouw des Heeren, ja daar moet ik het van hebben. Ik kán niet preken en ik móét gaan preken. Het gaat om het werk van de Heilige Geest. Dat komt helaas zo weinig meer aan bod. En dat werk is zo nodig, want zonder die Geest is er geen Kerk. Als de Heere er is, dan is het goed. Ik kan in Nederland het Woord ook nog kwijt. Nee, over de Heere heb ik niet te klagen, ik mag alleen maar in Hem roemen!”

Het Nederlands wordt daar nauwelijks meer gesproken? U preekt uitsluitend in het Engels?

“Ja, ik preek in de Engelse taal. Er zijn nog wel wat (heel) oude mensen die Hollands verstaan en spreken. Maar veruit de meeste gemeenteleden behoren tot de derde of zelfs vierde generatie. De jeugd spreekt geen woord Hollands meer. In Lethbridge, toen we daar kwamen in 1997, werden er nog Nederlandstalige diensten in de basement, de kelder, gehouden. Ik vond dat maar niks, boven preken en onder je voeten lezen. Dat heeft de kerkenraad toen afgeschaft. Maar toen ik weg was, is dat weer ingesteld. Daar kwamen in 1947 al mensen op zondag samen, de gemeente werd vier jaar later geïnstitueerd. Wat daar nog wel is, dat is dat bij de bediening van het Heilig Avondmaal één tafel in het Hollands en één tafel in het Engels is. Wat preken betreft, in Rock Valley was alles Engels. Toen ik in Lethbridge begon, zei ik dat ik de taalfouten in mijn preken maandag op de fax wilde hebben. Om ervan te kunnen leren. Dat was een heel praktisch hulpmiddel. Na ongeveer vijf jaar kreeg ik de gevoelswaarde van de Engelse woorden beter te verstaan, dat maakte de taal veel mooier.”

Uw gezinssamenstelling is over twee continenten verspreid?

“Dat is bij veel predikantsgezinnen zo, als ze de oversteek ge-maakt hebben. Mijn vrouw en ik hebben tien kinderen, drie gezinnen in Nederland, zeven overzee. Eén in Amerika, onze zoon Huibert die de opleiding tot predikant volgt in Grand Rapids, en zes in Canada. Er zijn inmiddels al dertig kleinkinderen en twee achterkleinkinderen. Allen uit een gezegend voorgeslacht. En we hebben nog een oude moeder van 91, die in Yerseke woont, die door genade dat leven ook kennen mag”

Ook in ons land hebt u herinneringen aan Gods volk?

“Ja. Als ik enkele namen noem: vrouw Van der Zouwen uit Rotterdam-Zuid. Zij was de grootmoeder van de beide predikanten Heijkamp (Enkhuizen en Emmeloord). Een moeder in Israël. Aan haar had ik een nauwe band. En aan ouderling Joh. Jumelet uit IJsselmonde, die voor zowel mijn vrouw als voor mij een middel in Gods hand mocht zijn. Ook noem ik de bekende ouderling Leen Staat uit Mijdrecht. Met hem heb ik twintig jaar omgang gehad. Mijn geestelijke vader. En dominee W.C. Lamain, hem mag ik zeker niet vergeten, al was dat voornamelijk per brief. Ook mag ik niet vergeten Mevrouw Schipper-Bijl die in Rotterdam-IJsselmonde in Huize Avondrust woonde, afkomstig uit Oud-Beijerland.

En ouderling Abr. van Bochove, die mij als middel in Gods hand de kant van een attest opstuurde. Ook gaan mijn gedachten nu uit naar de oudere broeders en vrienden in de bediening, naar onder anderen ds. P. Blok, alsook naar wijlen ds. J. Spaans. En nu gaan we DV de reisstaf weer opnemen om naar Grand Rapids te vertrekken. We hebben hier geen blijvende stad! In de Engelse Psalter 200 staat dat Christus zal heerschappij hebben over land en over zee. Dat geeft bemoediging, steeds weer opnieuw!”

¹) In een ontmoeting op 23 juni 2016 met de heer ir. B.J. van der Vlies, oud-fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer, kwam dit voorval ter sprake. Den Uyl zei bij die gelegenheid tegen hem: “Ik ken jullie wel, ik heb nog bij ds. Fraanje in de kerk gezeten!” Hij vertelde dat zijn ‘lievelingspsalmvers’ was: De HEER’ zal opstaan tot den strijd (Ps. 68:1). Van der Vlies: “Ik heb dat altijd onthouden, hoewel ik ook verdriet van hem heb gehad over wat hij meende te kunnen zeggen.”

²) Ontleend aan en met toestemming overgenomen uit wat de heer J.M. Vermeulen schreef in zijn biografie over ds. J. van Prooijen, getiteld Het dierbaarste geschenk (blz. 158-159). De heer J.P. van der Bas uit Gouda deelde mij op 22 juni 2016 in dit verband mee, zich een preek van ds. Van Prooijen te kunnen herinneren, die hij gehouden heeft in de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland te Maassluis. Daarin zei deze prediker: “Ik heb dat ook wel eens gedaan, steentjes ergens in gedaan die me herinnerden aan Godsontmoetingen. Maar ik heb er ook wel weer eens steentjes uit moeten halen!” In een preek over Psalm 56:9 zei hij toen het over Pekaar ging: “Nu had die man er misschien ook wel vijfentwintig in gehad, maar kijk, als het hart ontdekt mag worden, dan gaan er steeds keitjes uit. Je hebt mensen, die hebben zoveel beloften … En misschien hebt u er óók wel vijfentwintig in uw klomp. Maar het is groter als u er één in mag hebben die waar is. Ik denk dat dat oude Flipje Pekaar er eerst ook vele in gehad heeft, maar bij nadere ontdekking gaan ze eruit!”

Bibliothecaris M. Bal te Rotterdam en wel bijzonder de heer J.P. Sinke te Krabbendijke zeggen we hartelijk dank voor een aantal toegezonden foto’s.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2016

Oude Paden | 48 Pagina's

Heerschappij over het land en over de zee

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2016

Oude Paden | 48 Pagina's