Door weekdiensten bewaard voor verdergaande kerkenloosheid
A. de Redelijkheid en de Bommelerwaard
De heer A. de Redelijkheid, van 1924 tot 1968 godsdienstonderwijzer aan de Lageweg te Ouderkerk aan den IJssel, kwam midden jaren dertig in de Bommelerwaard om daar op vrije zondagen – meest in de zomervakantie – voor te gaan in een viertal vacante gemeenten die niet mochten beroepen vanwege de weigering om belasting af te dragen aan de Nederlandse Hervormde Kerk, die ten goede kon komen aan vrijzinnige gemeenten. Hij ontmoette er vele kinderen Gods en leidde er en sprak op de begrafenissen.
Zuilichem en Nieuwaal
Het was in de jaren dertig dat godsdienstonderwijzer Arie de Redelijkheid gevraagd werd om in Hellouw, dat vele jaren vacant was en niet kon beroepen, pastoraal werk te verrichten. Over Hellouw schreef hij: ‘Telkens leidde ik daar begrafenissen. De ringbeurten waren des zondags treurig bezorgd aan blinde wachters. Het kerkje des zondags met ene ringbeurt slecht bezet. In de weekdiensten kwamen de mensen tevoorschijn.’ Als de heer De Redelijkheid bij het kerkgebouw aan de dijk gekomen was, keek hij toch met verlangen naar de overkant van de Waal, naar de kerktoren van Zuilichem: ‘Daar had ds. Keck gestaan. Zuilichem en Nieuwaal waren twee kleine gemeenten met ieder zijn kerkgebouw. Uit de band der liefde in mijn hart met ds. Keck dacht ik: als ze mij eens vraagden. Dat kwam. Ik dacht toch wel het stempel van deze eerwaardige leraar op de gemeente aan te treffen. Dat vond ik ook. Er waren in deze ring wel vijf vacante plaatsen. Ook daar ging ik van toen af heen. Maar meest naar Zuilichem en Nieuwaal. Zij kregen een zondagsbeurt, soms twee per jaar. Drie beurten op drie dorpen per zondag, met drie uren gaans. Verschillende kerkgangers hoorden dan in twee diensten. Onder die hoorders heel wat liefhebbers van de bevindelijke prediking.’
Het was niet alleen de heer De Redelijkheid die met regelmaat daar voorging in de vacante gemeenten: ‘Mijn collega, mijnheer W. van Leeuwen te Schoonrewoerd, vervulde ook elke maand in herfst- en wintergetij weekbeurten. Ds. P. Zandt van Delft gaf wel eens een zondag en bediende soms het Heilig Avondmaal. Die gemeenten werden in die dagen voor verdergaande kerkenloosheid bewaard door die weekbeurten. De hoorders die bekend stonden dat zij een ander leven hadden leren kennen, betoonden hun belangstelling. En de kerkenraden gingen op de gevoelens van die mensen af. En lieten in die jaren sprekers voorgaan, waar het volk van God onder kerken kon.’
In Zuilichem merkte De Redelijkheid de voetstappen op van ds. Diederik Theodorus Keck, die deze gemeente van 1907 tot 1914 diende. ‘Zuilichem en Nieuwaal waren wel echt bevoorrecht, dat zij hem in hun midden gehad hadden, als een, die dient. Immers waren die twee kerken vacant, welke door ene predikantsplaats verzorgd werden. Toen zij vacant waren en er weinig hoop was een degelijke voorziening te treffen in deze vacature, werden de broeders kerkenraad er op gewezen, dat in Est de hervormde dominee tot bekering was gekomen. En dat zij die moesten proberen te beroepen. Dat gebeurde. Hij nam het aan. Dat was ds. Keck.’
In Zuilichem leerde de heer De Redelijkheid diverse kinderen Gods kennen. Onder hen Jantje van Woerkom-van der Salm (1866-1961), die onder de prediking van ds. Keck tot bekering was gekomen. De preek van ds. Keck over Psalm 75 vers 9 was de pijl die haar trof: ‘Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesems uitzuigende drinken.’ Volgens De Redelijkheid was zij ‘geteeld’ onder de prediking van deze dominee.
De Redelijkheid heeft haar diverse keren bezocht en haar ook begraven. Ook kwam de godsdienstonderwijzer bij Willem van Heusden. ‘Als ik in de diensten hem en zo velen zag zitten, dacht ik een goede dienst mee te maken. Die mensen maakten het kerkgebouw vol. Ook al waren soms niet alle plaatsen bezet. Hoewel de gehele gemeente best vertegenwoordigd was. Deze mensen leefden gemeenschappelijk met elkander. En waren gesticht in de gesprekken. Zij lazen goede boeken met geestelijk onderwijs.’
Op het einde van zijn leven woonde Willem van Heusden in bij de weduwe en schoonzus Mieke van Heusden-Brand, die hem tot zijn sterven verzorgde, samen met haar getrouwde kinderen. ‘Daar zijn wat bezoeken afgelegd van nabij en van verre. En wij werden altijd vriendelijk ontvangen. Hoorde je nog wel eens wat van Willem? Het gesprek ging eerst op gang tussen weduwe Brand en de gasten. En Willem viel er bij met een vloed van tranen. Maar dan viel hij er ook met zijn hart bij. In de klacht over zijn zonden en zijn gemis, dat levendig was, zei hij ook wel iets. Dat weinigje was de gasten als een vergoeding van de reis.’ ‘Aan zijn einde is hij nog in het ziekenhuis onderzocht en gebleven. Daar deed de Heere hem een laatste en eeuwige meevaller ontmoeten. Daar is zijn verlangen naar de Heere zo levendig geworden, zo dat hij begeerde door de dood heen te gaan naar de eeuwige rust. Uit Psalm 43 en 42 is hij gaan zingen. Op zijn begrafenis op 5 juli (1974) hebben wij die verzen gezongen. Velen van Gods volk woonden de teraardebestelling bij.’
Poederoijen Woensdag 23 oktober 1963 was
Woensdag 23 oktober 1963 was de heer De Redelijkheid op de begrafenis van J.J. Opstelten uit Woudrichem. Deze man was met zijn vrouw Lena een bekende onder het volk des Heeren. Het was de wens van de overledene dat de godsdienstonderwijzer de begrafenis zou leiden. En bij zijn dood kwam de laatste wens openbaar, namelijk dat de tekst Romeinen 8 vers 24 en 25 moest zijn: ‘Want wij zijn in hope zalig geworden, de hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.’
Die dag werd De Redelijkheid teruggeleid naar een zondagmiddag in Poederoijen. ‘Ik ging elk jaar naar de Bommelerwaard en gaf dan een zondag aan enkele dorpen. Dat waren Brakel en Nieuwaal en Zuilichem en Poederoijen. Drie van die vier kregen op een dag een beurt. Daar was aan verbonden minstens drie uur lopen. Zelfs dit jaar mocht ik dat bij het klimmen der jaren weer doen door Gods kracht.
Maar meer dan 25 jaar geleden leefden er wel meer levende mensen daar onder het gehoor. De betrekking was in die jaren levendig. En soms is er nu nog een kleine aanwezigheid van te bespeuren. Maar meer dan twintig jaren geleden had ik een middagdienst in Poederoijen. Een zomerse hitte vergezelde ons. De wegen waren toen zand en stof. De hitte hinderde niet. Daar kom ik aanstappen bij dat vriendelijke dorpskerkje van Poederoijen en tegelijk komen daar Opstelten en Lena aan. Ik kan die ontmoeting nooit vergeten. Ik beklaagde die mensen, dat zij de reis vanaf Woudrichem door de hitte gemaakt hadden. En aan de andere kant was ik zo blij, dat die twee Koningskinderen onder het gehoor wilden komen. Het kerkje was gevuld. Maar het was eigenlijk vol, omdat die twee erin zaten. Al had die middag Koningin Wilhelmina met haar hofhouding eronder gezeten, had ik geen meerdere voldoening gehad. Twee mensen van het Vorstelijk huis onder mijn gehoor. Die band aan die mensen zal ik nooit vergeten.’
Begrafenissen Nauwkeurig hield de heer De
Nauwkeurig hield de heer De Redelijkheid in een drietal schriften de begrafenissen bij die hij in Ouderkerk aan den IJssel, maar ook elders heeft bijgewoond of geleid. Hij had de gewoonte om de namen van Gods kinderen te onderstrepen. Op 19 oktober 1934 was hij in Brakel aanwezig op de begrafenis van godsdienstonderwijzer Lodewijk Verheul. Ds. S. Goverts van Gameren leidde de begrafenis, op het graf sprak J.C. van der Ent, godsdienstonderwijzer te Brakel, Johannes van Hemert en de heer De Redelijkheid. Gezongen werd er ook: Psalm 138 vers 3, Psalm 116 vers 4 en Psalm 72 vers 11. Op 15 april 1935 was De Redelijkheid op de begrafenis van Dirk van Tuil, die op 89-jarige leeftijd overleden was. A.J. Stolte, van 1933-1936 predikant van de Gereformeerde Kerk te Gameren, leidde de rouwdienst. Op het graf sprak ds. Stolte, maar ook Hubertus Schreuders uit Veen en de heer De Redelijkheid.
Ruim een maand later leidde De Redelijkheid de begrafenis van Pieter van der Zalm te Aalst, die op 77-jarige leeftijd overleden was. Tijdens de rouwdienst sprak hij uit Filemon 1 vers 21 en op het graf sprak hij over ‘Daar zij hun wens verkrijgen.’ Ook sprak J.J. Opstelten uit Woudrichem. Op 23 september 1935 leidde Hubertus Schreuders de begrafenis van Maria Schalk, de vrouw van Arie van Veen. Bij deze plechtigheid sprak de heer De Redelijkheid op het graf.
Bijna een jaar later, op 1 september 1936, sprak De Redelijkheid in Nederhemert op het graf van Anna van der Pol, de vrouw van Abraham van der Zalm. Godsdienstonderwijzer Van der Ent leidde de plechtigheid. Ook D. Rustige uit Leerdam en Van der Ent spraken op het graf.
De weduwe J. van Vugt uit Zuilichem werd op 25 januari 1937 door De Redelijkheid begraven met de woorden uit Openbaring 5 vers 9: ‘En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig dat boek te nemen, en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie.’ Op 2 maart 1940 was De Re
Op 2 maart 1940 was De Redelijkheid op de begrafenis van Evert van de Werken te Poederoijen, de leiding berustte bij ds. W.C. Lamain te Rotterdam. Er lag veel sneeuw en ijs, maar toch waren velen gekomen. Evert was ouderling van de Gereformeerde Gemeente te Poederoijen en bezocht gezelschappen in de Bommelerwaard. Ds. Lamain sprak uit Jesaja 51 vers 1. Evert was weggeroepen voordat de dagen des kwaads – het was enkele maanden voor de Tweede Wereldoorlog – gekomen waren.
Het was acht jaar later toen De Redelijkheid opnieuw een begrafenis bijwoonde in Poederoijen, nu van Huibert Adrianus van der Pijl, die op 77-jarige leeftijd overleden was. De leiding berustte bij de predikanten D.L. Aangeenbrug en Chr. van de Woestijne. Na de begrafenis spraken de heer De Redelijkheid en de heer A. Versteeg te Aalburg.
Op 15 januari 1951 was hij aanwezig in Brakel, de heer K. Asmus leidde in het huisje Waaldijk 66 - waar de overledene, weduwe G. van Willigen, gewoond had - de rouwdienst. Na de begrafenis las en verklaarde De Redelijkheid Jesaja 54.
In Zuilichem leidde De Redelijkheid de begrafenis van Adrianus Westerlaken op 21 juni 1957. Twee weken later op 8 juli was hij eveneens in Zuilichem op de begrafenis van Johannes Schalk, die ruim 89 jaar is geworden en ouderling was van de Gereformeerde Gemeente te Aalst. Of de heer De Redelijkheid ook op de begrafenis van Govert Schalk – eveneens ouderling te Aalst – aanwezig was, is niet met zekerheid te zeggen, aangezien het schriftje met aantekeningen eindigt in de zomer van 1958. Govert overleed op 25 december 1958.
De bovenstaande opsomming geeft weer wie de heer De Redelijkheid had leren kennen in de Bommelerwaard, verschillende van Gods kinderen ook uit de Gereformeerde Gemeenten.
Aalst
Aalst is de laatste van de vier dorpen waar de heer De Redelijkheid voorging. Helaas ontbreken er gegevens over iemand uit de vriendenkring. Een van de ouderlingen van de Hervormde Gemeente Aalst, de heer Peter Brugmans, was lezer van het blad Een lichtende kaars. Na zijn overlijden op 6 april 1965, schreef zijn vrouw Lijntje Brugmans-Scheffers een brief aan de heer De Redelijkheid, die geplaatst werd in zijn blad. Voordat hij de brief plaatste, had een zielsvriendin van Brugmans al het een en ander meegedeeld: ‘dat Brugmans zo zingende werd bevonden op zijn leger. Dat hij de Rechter ontmoet had en vrij verklaard was. Dat hij ’s avonds gezegd had, dat hij in die nacht ging sterven. Dat hij liet zingen: ‘Maar blij vooruitzicht, dat mij streelt.’ En dat hij de poort zag opengaan om naar binnen te gaan. En dat hij niet behoefde te kloppen aan die deur: o eeuwig wonder! Ik was al verblijd met dit bericht. Ook was de dag van zijn begrafenis bijzonder vredig verlopen. Als ambtsdrager had hij de kerk gediend, achttien jaren ouderling geweest. En vanuit dat bedehuis was hij begraven; naar schatting 370 mensen achter zijn baar.’ Uit de brief van de weduwe blijkt dat Brugmans uit een familie kwam, waar de Heere gevreesd werd. Zijn vrouw deelt mee dat de beide grootouders van vaders zijde, de beide ouders en een oom en tante al juichen voor de troon Gods. Echter toen hij in september 1964 ongeneeslijk ziek werd, bemerkte hij dat hij niet met het geloof van het voorgeslacht zalig kon worden. Zelf was hij van jongs af bezet geweest met indrukken van dood en eeuwigheid. Evenwel kreeg Brugmans belof
Evenwel kreeg Brugmans beloften van de Heere, onder meer: “Ik heb u in Mijn beide handpalmen gegraveerd.” Dit durfde hij aan niemand te vertellen dan alleen aan zijn vrouw.
De ziekte ging door en na bestraling was Brugmans drie maanden thuis. Opnieuw moest hij opgenomen worden. En steeds zei hij: ‘De Heere heeft er wat mee voor.’
Zijn vrouw schreef: ‘Hij werd ontdekt aan zijn Godsgemis, aan zijn lichaam dacht hij niet meer. Weer heeft hij zes en halve week in dat ziekenhuis gelegen. Bange nachten heeft hij doorgebracht. En ieder, die hem opzocht, zei dat hij maar veel moest bidden. Dat heeft hij gedaan, niet omdat die mensen dat zeiden, maar het was hem een behoefte geworden; maar de benauwdheid steeg steeds hoger. De hemel was van koper, zodat hij de wanhoop nabij was. Toen kwam de Heere over: ‘In de benauwdheden zal Ik bij hem zijn.’ Toen kreeg hij te bidden, hij werd werkzaam met Psalm 85: ‘De schuld Uws volks hebt G’ uit Uw boek gedaan, ook ziet gij geen van hunne zonden aan.’ Uit Psalm 85 had hij verademing. Maar het was geen verlossing. Eén dag was hij erdoor verruimd. Des avonds kwam zijn zuster en vroeg: “Wat is hier toch gebeurd?” Want dat kon niet verborgen blijven. Maar toen zij vertrokken was, kwam de vertwijfeling opzetten. Hij dacht: nu zal geheel Aalst mij zalig spreken en ik voor eeuwig verloren gaan. En de satan sprak: “Vloek God.” Maar toen kreeg hij God aan te lopen als een waterstroom en gevoelde, dat hij niet alles kwijt was en zei: “Zou ik God vloeken, dat heilige Opperwezen! Die zo goed voor mij is geweest! Heere, houd U hem in de band”; en dat gebeurde ogenblikkelijk; op die laatste dag van zijn sterven werd satan nog losgelaten.’ Opnieuw had de Heere ’s nachts
Opnieuw had de Heere ’s nachts gesproken: ‘Deze is Mij een uitverkoren vat.’ Enkele dagen later wilde hij naar huis, omdat de Heere hem had laten zien dat hij ging sterven. Zaterdag 6 maart ging Brugmans naar huis om te sterven. Maar eerst zou zijn sterfbed een predikstoel zijn. ‘Wat heeft hij mogen getuigen, vermanen en God verheerlijken. Hij wenste ontbonden te worden en God eeuwig groot te maken zonder zonde; want hier was alles nog met zonde bevlekt. En wat heeft hij gezongen dag en nacht; hij had een stem daarvoor ontvangen. En iedere dag werd het wonder voor hem al groter, dat de Heere nog naar een als hij heeft willen omzien.’ Tijdens een nacht kreeg Brug
Tijdens een nacht kreeg Brugmans in te leven dat hij achttien jaren ouderling was geweest en nog nooit vrijmoedigheid had gehad om aan het Heilig Avondmaal te gaan. ‘En als nu de gelegenheid er ware geweest, zou hij over de banken zijn gesprongen; maar het behoefde niet meer. Hij kreeg te zien, dat hij mocht aanzitten met Abraham, Izaäk en Jakob met het Lam.’
Brugmans kreeg veel bezoek, soms wel zeventig bezoeken op één dag. ‘Gods kinderen waren verwonderd, dat zij hoorden, dat hij in een paar weken beleefd had, wat anderen in vele jaren eerst komen te beleven. Zij beluisterden, dat hij van jongs af opgezocht was. Doch dat hij nu in een paar weken met zijn zonden en schuld te doen gekregen had, voor Gods recht gehaald was, in de doorboorde handen van de Heere Jezus aan het kruis was vrijgemaakt en daarna te zien gekregen, dat hij in de handpalmen des Vaders van eeuwigheid gegraveerd was.’
Zondag 4 april mocht Brugmans blikken in de toekomst: hij zag de schare die niemand tellen kon en op 5 april riep hij ’s ochtends uit: ‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden. Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter in die dag geven zal.’ Direct daarna zei hij: ‘Dood, waar is uw prikkel, hel, waar is uw overwinning?’
Die middag om vijf uur kreeg hij bestrijdingen en had hij het benauwd. ‘Maar nog deed hij met krachtige stem een gebed tot God. En kwam hij te pleiten op Gods beloften dat de Heere hem niet zou begeven, noch verlaten.’ En daarna vroeg hij zijn vrouw te zingen Psalm 68 vers 10.
De volgende dag nam hij afscheid van iedereen en het laatst van zijn vrouw en kinderen. Hij wist dat de Heere beter voor hen kon zorgen dan hij ooit gedaan heeft. ‘Later in de nacht lag er zo’n vrede in zijn ziel, dat hij dacht al gestorven te zijn. Om twaalf uur sprak hij: “De poort gaat al een weinig open”, waarop een neef van hem zei: “Dan zal de Heere op Zijn tijd de poort wel verder open doen.” Toen kwam er een lach op zijn gelaat en liet hij nog zingen: ‘Maar (blij vooruitzicht dat mij streelt!) Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met uw Godd’lijk beeld.’ En zo is hij heengegaan met de lach op zijn gelaat om vijf voor half drie, op de leeftijd van 51 jaar.’ De begrafenis vond plaats op ne
De begrafenis vond plaats op negen april, vanuit de Nederlands Hervormde Kerk te Aalst, het kerkgebouw waar Peter Brugmans achttien jaar zondags als ambtsdrager mocht dienen. In de rouwdienst ging ds. W.A.S. Laurense uit Benthuizen voor. De predikant had Brugmans tijdens zijn ziekte op een bijzondere wijze ontmoet. Ds. J.P. Verkade, predikant te Gameren, sprak ook op het graf, hij had in die maanden een intieme omgang met Brugmans gehad. De heer De Redelijkheid sloot het verslag af met de woorden: ‘Dat de Heere dit werk, dat door Zijn alvermogen is geschied, tot een sprake van de hemel doe klinken in de harten van Zijn bedroefde weduwe, de wezen zonder vader, voor de overgebleven familie en voor de inwoners van de Bommelerwaard.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016
Oude Paden | 64 Pagina's