Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van letterzetter tot ‘Vader’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van letterzetter tot ‘Vader’

Leven en werk van Pieter Johannes Baale (1830-1901)

24 minuten leestijd

De rubriek ‘Informatief’ van het Reformatorisch Dagblad van 3 juli 1992 bevat de volgende vraag: ‘Kunt u mij ook zeggen wie de P.J. Baale was die genoemd wordt in Brinkman?’ Met ‘Brinkman’ is bedoeld Brinkman’s catalogus (...), het naslagwerk dat een overzicht biedt van in Nederland verschenen publicaties in een bepaalde periode.

In het antwoord wordt terecht opgemerkt dat de vragensteller waarschijnlijk P.J. Baale bedoelt. Vastgesteld wordt dat die de auteur is van drie boekjes uit 1877-1879 en voorts dat er in 1929 nog twee werken met dezelfde naam zijn verschenen, maar dat de Baale van 1929 waarschijnlijk ‘niet dezelfde auteur’ is als de eerdergenoemde, gezien de afstand in tijd. Al met al is de vragensteller niet veel wijzer geworden. Tocht valt er meer over P.J. Baale te vertellen. Een digitaal reisje langs bevolkingsregisters en door oude kranten maakt het mogelijk een omlijnd beeld van hem te geven. In dit artikel zal ik dat presenteren. In aansluiting daaraan geef ik een impressie van de door hem op papier gezette geschriften.

De contouren van Baale’s leven

Pieter Johannis (of ‘Johannes’) Baale werd op 22 december 1830 te Middelburg geboren. Daar is hij in 1854 nog woonachtig. In 1859 is Terneuzen zijn domicilie. In de jaren 1861-1865 verblijft hij met als beroep letterzetter in de provincie Gelderland. Hij woont te Tiel (9-8-1861), zo’n drie jaar te Zutphen (11-11-1861) en te Culemborg (25-11-1864). Vandaar vertrekt hij op 23 juni 1865 naar Leiden, waar hij op 18 oktober 1865 de drieëndertig jaar oude naaister Alida Jacoba Beukman huwt. Zij overlijdt op 5 november 1882. Baale hertrouwt te Leiden op 30 mei 1883 met Elisabeth Hendrica de Water, op 20 mei 1841 aldaar geboren en zonder beroep. De huwelijksakte vermeldt als beroep van de bruidegom ‘kantoorbediende’. Beide huwelijken bleven kinderloos.

Wat kerkelijke gezindte betreft, staat Baale tot zijn vestiging in Culemborg geregistreerd als Nederlands Hervormd. Te Culemborg evenwel als ‘chr. afgescheiden’. Te Leiden heeft hij zich op enig moment als lidmaat gevoegd bij de gemeente waaraan ds. Pieter Los (1815-1888) zich op 3 mei 1869 als predikant verbond en die met haar voorganger nogal eens van kleur veranderde (onder ’t kruis, ledeboeriaans en ‘ongebonden’). Hij vervulde het ambt van ouderling en was een goede vriend en trouwe medewerker van Los. Hij sprak hem toe bij diens twaalf en een halfjarig ambtsjubileum op 5 december 1882 (11[de getallen tussen ronde haken verwijzen naar de bibliografie aan het slot]).

J. Mastenbroek vermoedt dat Baale ook aanwezig is geweest bij het sterfbed van Los en verantwoordelijk was voor de toespraak bij diens begrafenis op 31 oktober 1888 (Reformatorisch Dagblad, 9-1-2003). Hoe dit ook zij, toentertijd was Baale geen inwoner van Leiden meer.

In het najaar van 1885 hadden Baale en zijn echtgenote de functie aanvaard van ‘Binnen-Vader en -Moeder’ van het Geuzengesticht ‘Wilhelmus van Nassauen’ aan de Voorstraat te Brielle, een op 2 oktober 1873 geopend weeshuis, bedoeld als een ‘monument’ ter herinnering aan de bevrijding van de stad door de geuzen in 1572. Baale was tevens de chef van de aan het gesticht verbonden ‘Snelpersdrukkerij’, waar ook de Geuzenbode, het orgaan van het gesticht gedrukt werd. In die hoedanigheid adverteerde hij voor ‘een vlugge letterzetter’ (De Standaard, 31-12-1887). Ook trad hij op als ‘fondsenwerver’. Zo sprak hij op 18 januari 1889 in een openbare samenkomst van de vereniging ‘Der Weezen hulpe’ te Delft (Delftsche Courant, 16-1-1889).

Het instituut floreerde onder de leiding van Baale en zijn vrouw (De Standaard, 20-12-1888). De lotgevallen van het weeshuis laten zich aflezen uit de Nieuwe Brielsche Courant (=NBC). Zo ook het vertrek van het echtpaar Baale uit Brielle. Met de woorden van Psalm 122:7a en 2 Thessalonicenzen 3:16b riepen de Baales ‘het dertigtal kinderen, dat gedurende drie jaren en vijf maanden aan onze zorgen was toevertrouwd, een hartelijk en laatst Vaarwel toe’ (NBC, 5-2-1889). De band met Brielle bleef bestaan. Nog in 1899 deden Baale en zijn vrouw aan het begin van het jaar de beste wensen toekomen aan ‘al onze Vrienden en Vriendinnen in de Geuzenveste en derzelver Omstreken’ (NBC, 1-1-1899).

Baale en echtgenote verlieten Brielle vanwege hun benoeming ‘met algemene stemmen’ (NBC, 17-3-1889) tot ‘vader en moeder in ’t Protestantsch Bestedelingenhuis’ te Rhenen per 13 mei 1889 (Rotterdamsch Nieuwsblad, 1-5-1889). Zij waren de eerste Vader en Moeder van het tehuis, uitgaande van de in 1888 opgerichte Stichting Protestantsch Bestedelingenhuis, bestemd als ‘Armhuis’, voor ‘oude mannen en vrouwen, hulpbehoevenden en wezen’. De stichting beschikte aanvankelijk over een wooncomplex aan de Gasthuisstraat/Koningsstraat, bestaande uit een oude pastorie en enkele huisjes van het voormalige Gasten Weeshuis. In 1894 bedroeg het aantal bestedelingen tweeënveertig, onder wie acht kinderen; in 1898 vierenveertig onder wie dertien kinderen. Tot het complex behoorde een varkensstal. Het jaarsalaris van het echtpaar Baale bedroeg in 1901 fl. 250. Baale overleed op 14 augustus 1901. Zijn weduwe vestigde zich in januari 1902 in Amerongen. Wat kerkelijke gezindte betreft, zullen Baale en zijn vrouw te Den Briel tot de christelijke afgescheiden gemeente behoord hebben. Te Rhenen waren zij geregistreerd als Nederlands Hervormd.

Baale’s geloofsovertuiging

Zijn wereld- en levensbeschouwing heeft Baale uiteengezet in het pamflet Gewogen en te ligt bevonden (8) uit 1866. Hij betoogt daarin dat ‘zijn’ eeuw niet de eeuw van de vooruitgang is. ‘Scherpziend’ beschouwd met ‘een door God den Heiligen Geest verlicht oog’ is zij een ‘donkere, stikduistere eeuw’ (p. 1). Het oordeel over koning Belsazar dat Daniël de Chaldeeuwse vorst voorhield (Dan. 5:27), verwoord in de titel van het pamflet, acht Baale van toepassing op vele tijdgenoten. Hoogmoed en ongeloof kenmerkt hen.

De in Daniël 5 beschreven geschiedenis over de ondergang van Belsazar gebruikt Baale voor een hartstochtelijke oproep tot bekering. Hij bepleit een zuiver geloof én een hoge moraal. Het drinkgelag dat Belsazar aanrichtte, is een aanknopingspunt om het misbruik van jenever, ‘de volksdrank in ons vaderland’, aan te roeren, maar niet zonder daaraan toe te voegen dat ‘de wijn’ een niet minder groot kwaad is. Hij signaleert de huichelachtigheid van hen die het drankmisbruik van ‘den minderen stand’ willen uitroeien, terwijl zij de zwelgerij van wijn op de sociëteiten ‘tot men niet meer kan’ buiten beschouwing laten (p. 3-4). Het is een teken ‘hoe diep gezonken’ land en volk zijn en aanleiding te waarschuwen voor de ‘phiolen’ van Gods gramschap en ‘medezondaren en medezondaressen’ ‘de pijn’ voor ogen te stellen die in de hel geleden wordt.

Baale nodigt zijn lezers uit genezing te zoeken door de ‘striemen’ van Jezus, Die Zijn bloed gestort heeft voor de zondaren en de volle toorn van God gedragen heeft (p. 12-13). Hij beseft dat hij zich met deze ‘leer der vrije genade’ doet kennen als een ‘drijver’ en ‘dweeper’, maar beklemtoont dat hij het zuivere Evangelie vertolkt, in tegenstelling tot het gros van de predikanten die aangestoken zijn door de geest van de moderne theologie. Hen verwijt hij ‘leugenen’ omhelsd te hebben, werkgerechtigheid te preken, Jezus slechts als ‘een voortreffelijk mensch’ te beschouwen, die of schijndood in het graf is gelegd of niet is opgestaan en ten hemel gevaren. De ‘verloochenaars van den dierbaren Heere Jezus, verdraaijers van het onfeilbare Getuigenisse Gods, vertellers van fabels en legenden!’ wenst Baale toe dat ‘de Geest’ hen mag doen inzien dat zij ‘de naam van Evangelie-predikers onwaardig’ zijn opdat zij voor de rechterstoel van Christus niet dit woord vernemen: ‘Gewogen en te ligt bevonden’ (p. 12-15).

Gelegenheidsdichter

Dichten ging Baale gemakkelijk af. Zelf beschouwde hij zich als ‘geen dichter in den striksten zin van het woord’. Hij schreef naar eigen zeggen poëzie, niet om ‘eere-lauweren’ te oogsten. ‘De zucht’ om goed te doen dreef hem (‘Voorberigt’ van 2). Als vierentwintigjarige werkte hij al mee aan een bundel ‘ten voordeele van het Ziekenfonds’ van de vereniging Harmonie en Vriendschap te Middelburg met het liefdesgedicht ‘Aan Leentje’. Hij vreest afgewezen te worden:

Maar als God geen uitkomst geeft, Zie ’k nog eens den tijd geboren Dat een ander ’t jawoord heeft. (1, 7)

De aanleiding tot het ontstaan van verscheidene van zijn dichtwerken waren rampen die aan gezinnen de broodwinner ontrukten. De opbrengst van de verkoop was ‘ten voordeele’ van de getroffen weduwen en wezen (2, 3, 4, 11). De toon is ernstig. De mens moet beseffen dat elk moment de dood hem kan verrassen en aanvaarden dat God, de Almachtige, over zijn leven beschikt. Waarom-vragen zijn ongepast. Gepast is het om God te bidden:

Leer ons bukken!

Leer ons bidden!

Kom! och kom! in vreugd en smart,

Met Uw Geest steeds in ons midden,

En bekeer ’t verdorven hart! (2, 15)

Ook infrastructurele vooruitgang inspireerde Baale tot het opnemen van de pen (5). Eveneens liet hij zich niet onbetuigd bij droevige en blijde gebeurtenissen van het Huis van Oranje (7, 9, 13, 14).

Baale memoreert hoe ‘De Dood, die steeds in ’t ronde waart,/ En noch den vorst noch beedlaar spaart’, ‘ons’ koningin Sophie (1818-1877), ‘Des konings dierbre Gemalin,/ De Moeder, zacht en teeder/ Van ons Doorluchtig Prinsenpaar’, heeft ontnomen (9, p. 5). Anderhalf jaar later roept hij het Nederlandse volk weer op ‘een treurtoon’ aan te heffen, omdat ‘De man, op ’t vale paard gezeten’ opnieuw het paleis binnentrad en er weer ‘een dierbre Loot’ ontviel ‘aan den voor ons zoo dierbren Stam’, ‘Prins Hendrik [1820-1879], ’s Konings een’ge Broeder [Willem III (1817-1890)]./ Verstandig, edel, zacht van aard,/ Geschenk aan ’t Land van d’ Albehoeder’ (13, p. 4). Het jaar daarop nodigt hij daarentegen het volk uit ‘de vreugdesnaren’ te stemmen vanwege de geboorte van Wilhelmina, de latere koningin (1880-1962).

Ook in de aan het Oranjehuis gewijde gedichten vertolkt Baale zijn levens- en wereldbeschouwing. Het opgebaarde lichaam van koningin Sophie bevat de les:

Dat, waar de mensch zich zelf meê vleit,

Hij niets meer is dan ijdelheid,

En straks tot stof zal keeren. (9, p. 6)

De dood maakt geen onderscheid tussen mensen, ‘Op ’s Heeren tijd, naar ’s Heeren wil’ treft hij ieder mens. Het is voor Baale reden zijn lezers voor te houden:

Och, dat Gods Geest u krachtig wek’,

U nog uit ’s Satans boeien trek’,

Waarmeê gij zijt gebonden!

Dat wensch ’k u, onherboornen! toe,

Dan reist g’ uw weg hier blij te moê,

En hebt ge een Schat gevonden. (9, p. 12)

Met leedwezen stelt Baale vast dat vele Nederlanders ‘d’ oude paden’ hebben verlaten: ‘Verloochend wordt Gods Grooten Zoon’, ‘De Heilge Geest [...]/ Wordt door niet weinigen bespot’, terwijl

De Bijbel is van school geweerd,

Die naar Gods Woord de kind’ren leert,

Wordt luidkeels uitgekreten, Voor iemand, die een ‘domper’

Voor iemand, die een ‘domper’ is. (9, p. 10)

Het geestelijk verval van zijn tijd brengt Baale tot de bede aan God de tijd van ‘weleer’ te doen terugkeren, toen bij ‘’t geen men ondernam,/ Uw Dierbaar Woord ter tafel kwam’ (9, p. 14), en ‘in de Scholen’ de Bijbel, ‘Het richtsnoer om ons te regeeren’, een ereplaats had (14, p. 5).

Baale publiceerde zijn poëzie ook in De Vriend van Oud en Jong (=VOJ). Na het overlijden van zijn ‘Geliefde Gade’ verscheen een aan haar gewijd gedicht met o.a. de volgende strofe:

Rust zacht! Nog eens, – Vaarwel, mijn lieve!

Vaarwel! – O! wat zal ’t heer lijk zijn

’t Aanschouwen dáár elkaar, waar nimmer

Gekermd zal worden over pijn. (VOJ, 24-11-1882)

Door Baale verzorgde teksten sierden ook gelegenheidsdrukwerk. Uitgever R. Fuik kondigde in augustus 1884 de verschijning aan van ‘een nieuwe serie Gereformeerde Nieuwjaars- en andere Gelegenheids-Briefkaarten door den steeds gevierden dichter P.J. Baale’ (Nieuwsblad voor den Boekhandel, 8-8-1884).

Schrijver van verhalen

De van Baale bekende verhalen worden gekenmerkt door eenvoud. Hun maatschappelijke achtergrond is de negentiendeeeuwse Nederlandse samenleving. Kerk en geloof zijn vanzelfsprekendheden. Gezag geniet de opvatting dat het bestaan van standen en het onderscheid rijkarm tot de door God geschapen orde behoren. Ziekte en dood vormen een permanente bedreiging. Jenever is de pest van de maatschappij. Desintegratie van de samenleving wordt bestreden door de filantropie van de welgestelden en de instandhouding van instituten als het weeshuis. De bestemming van ‘gewone’ meisjes is een bestaan als dienstbode.

Een bijzondere plaats is toebedeeld aan de bevindelijke gelovigen. Vrome vrouwen als het middelpunt van een ‘gezelschap’ nemen een prominente plaats in (23, 27). Naast de Bijbel wordt een ‘Oude Schrijver’ opgeslagen (17, p. 30) en geput uit de liederenschat van ‘vader Groenewegen’ (17, p. 36). Hardop bidden is het ware bidden (28, p. 24). De hemel, maar ook de hel is een realiteit. De ware vrome ziet niet tegen de dood op, maar sterft met ‘de glans des hemels’ op het gezicht (23, p. 80). De scheiding ‘bekeerd’ en ‘onbekeerd’ loopt dwars door families heen. Een vroom echtpaar heeft een voorbeeldige dochter èn een zoon die niet wilde deugen. Hij belandde in een bedelaarsgesticht en was voor eeuwig verloren (17). De bekeerden worstelen soms met de vraag of zij werkelijk een wedergeboren mens zijn (23, p. 62) en kunnen in onzekerheid verkeren omtrent het toebehoren van hun kinderen ‘tot het getal van de opgeschrevenen in het Boek des levens des lams’ (30, p. 5). Een oude, blinde mandenmaker met als credo dat alleen de vrije genade om Christus wil toegang tot de hemel geeft, had geen kinderen van wie hij zeker wist ‘dat de waarheid hem of haar dierbaar was’ (28, p. 7), maar wel een wedergeboren kleindochtertje.

De in de verhalen figurerende vromen zijn doorgaans eenvoudige mensen, maar ook een freule behoort tot hen (23). De diverse ten tonele gevoerde personen strekken tot voorbeeld, zowel positief als negatief. Een afschrikwekkend personage is de metselaar die tegen de wil van zijn vrouw in een café begint en haar op een zondag dwingt te bedienen. Zij sterft als onschuldig slachtoffer van een ontstane vechtpartij. Haar man beëindigt zijn leven ‘dood in zonden en misdaden’ in een krankzinnigengesticht (31, p. 24). Zijn in het weeshuis opgenomen kinderen sterven jong, op één dochter na die ‘de Heere Jezus’ als ‘haar Verlosser door het geloof’ omhelsde (31, p. 21). Wat ieder mens zich echter moet realiseren is dat bekering niet kan wachten. Het kan zomaar te laat zijn. In typisch voor de evangelisatie bestemde traktaatjes (6, 18-20, 22) hamert Baale daarop voortdurend.

Met zondaren behoeft het echter niet per se slecht af te lopen.

Zo blijkt uit de verhalen over een goddeloze grondwerker (27) en een in de prostitutie terecht gekomen jonge vrouw (30). De woesteling veranderde ‘van een Saulus in een Paulus’. ‘Geleerd en verlicht door den Heiligen Geest’ kon hij ‘over de geestelijke dingen veel beter spreken dan menig professor in de godgeleerdheid’ (27, p. 15). De ‘zeer diep gevallen zondares’ kwam weer op het goede pad en stierf als ‘een discipelinne van de Heere Jezus, gewassen en gereinigd door Zijn dierbaar Zoenbloed’ (30, p. 17).

De verhalen weerspiegelen Baales boven beschreven geloofsovertuiging. In algemene zin deelde hij de onder zijn tijdgenoten gangbare geloofsleer, maar op bepaalde punten legde hij zeer specifieke accenten. Hij hing het geloof in Gods voorzienigheid aan, de opvatting dat Gods wereldbestuur, ofschoon niet altijd even doorzichtig, wijs is en gericht op het welzijn van de mens. De mens behoort het daarom in nederige onderwerping te aanvaarden. Baale geeft voorbeelden van de manier waarop God, wanneer de nood het hoogst is, uitkomst biedt. Het is een in de stichtelijke literatuur vaker voorkomend thema. Het bijzondere bij Baale is dat het ‘Woord’: ‘uw verlossing is nabij’ vooraf in het ‘hart’ van de vrome mens ‘valt’ (29, p. 9).

De verhalen van Baale hebben met de stichtelijke geschiedenissen van zijn tijdgenoten gemeen dat bekering beoogd wordt. Evenals voor zijn stichtelijke medeauteurs is voor Baale de ware christen een onberispelijk levend, geduldig en blijmoedig mens die zijn plaats in de maatschappij kent. Allen benadrukken de noodzaak van het memento mori, omdat de dood geheel onverwachts kan opdoemen. Baale voegde daaraan toe dat de mening dat een deugdzaam leven volstaat als voorbereiding op het sterven, een misvatting is. Voorstellingen als die van de enge en de brede weg en het leven als een pelgrimage naar de eeuwigheid worden door hem uitgewerkt binnen het kader van het door hem beleden geloof, dat in een van zijn verhalen gepersonifieerd is in de gestalte van een vrome vrouw:

Verlicht door den Heiligen Geest, had zij geleerd, dat zij in Adam met het gansche menschelijke geslacht van God was af- en den duivel toegevallen, en had zij als eene verdoemelijke zondares, die duizenden talentponden schuldig was en geen quadrantpenning had om te betalen, om genade leeren roepen en geen recht; op ’s Heeren tijd was zij door genade zichzelven kwijt geworden en mocht zij zich het eigendom noemen van den dierbaren Heeren Jezus, die den troon Zijner heerlijk-heid eenmaal verliet en op aarde kwam, niet om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering. (27, p. 2).

Een bevindelijk gelovig, sociaal bewogen en maatschappelijk betrokken mens

De over het leven en werk van Baale beschikbare gegevens bieden voldoende aanknopingspunten om ons een redelijk concreet beeld van hem te vormen. Hij behoorde tot het type negentiende-eeuwse intelligente handwerksman dat door zelfeducatie zijn talenten tot ontwikkeling bracht en binnen de stand waartoe hij behoorde, zowel kerkelijk als maatschappelijk, een toonaangevende rol speelde. Blijkens zijn publicaties was hij een bevindelijk gelovige.

Baale was sociaal bewogen. Als letterzetter stelde hij zijn poëtisch talent in dienst van de filantropie. De revenuen werden verantwoord: De mijnwerkersweduwe (3) bracht fl. 201,73 op (Opregte Haarlemsche Courant, 19-6-1862), De hut van den visscher (4) fl. 255, 45 (Algemeen Handelsblad, 23-6-1864), waarvan een zesde deel werd bestemd voor ‘de nagelatene betrekkingen der Arnemuidsche visschers’ (Middelburgsche Courant, 28-5-1864). Als redacteur van De Vriend van Oud en Jong was hij de stuwende kracht achter de acties voor goede doelen, de leniging van de nood als gevolg van natuurgeweld of een ongeluk. Hij zamelde geld in voor o.a. ‘Katwijksche en Scheveningsche [vissers]weduwen en weezen’ (VOJ, vanaf 25-11-1881), voor het ‘Ongeluk tusschen Woudrichem en Dalem’ dat vier vrouwen tot weduwe maakte en negentien kinderen tot wezen (VOJ, vanaf 3-2-1882), voor ‘Het Gereformeerde Weeshuis te Dordrecht’ (VOJ, vanaf 6-10-1882) en ‘Voor de Visschersweduwe Willem Willems, met hare zes kinderen te Nieuwendiep’ (VOJ, vanaf 23-3-1883), maar ook ten behoeve van het orgel in het Militair Tehuis te Leiden (VOJ, vanaf 16-2-1883). Als auteur van stichtelijke lectuur voorzag Baale de Leidse ‘Blindenman’ Jacobus Penseel (1832-1907) die als colporteur met traktaatjes (6, 18-20, 22, 26-27) ventte, van koopwaar. Van zijn maatschappelijk engagement gaf Baale blijk als lid van ‘Het Nederlandsch Werklieden-Verbond Patrimonium’. Als eerste voorzitter van de Leidse afdeling was hij betrokken bij de opzet van een bibliotheek (VOJ, vanaf 25-1-1883). Een jaar lang maakte hij deel uit van het landelijk bestuur waaruit hij vanwege zijn vertrek naar Brielle vroegtijdig terugtrad (De Standaard, 26-7-1886).

Baale was politiek behoudend en een uitgesproken orangist. De historische band tussen Nederland en het Huis van Oranje was naar zijn mening door God zelf gecreëerd. God gebruikte ‘’t zoo geliefd Oranje’ als ‘middel in Zijn hand,/ Om uit den slavenboei van Spanje/ te redden ’t zuchten Nederland’. ‘Hij, onzer Vaadren God, bestreden/ Door velen in deez’ donkren tijd’, betoonde zich in 1880 weer ‘De groote Hoorder der gebeden’ door ‘zeegnend op ons’ neer te zien en ‘ons’ te verblijden met de geboorte van een nieuwe Oranjetelg, Wilhelmina (14, p. 3). Voor Baale was de de aanhankelijkheid van Nederland aan Oranje ‘de Goede Keus’ (14, p. 7). Niettemin bezagen hij en zijn geestverwanten de Oranjes van hun tijd met een kritisch oog vanwege de bepaald niet orthodoxe godsdienstigheid en leefwijze van de koninklijke familie. Voor Baale is dat reden God te vragen Wilhelmina te maken tot ‘Een eedle Zoogvrouw Uwer Kerk!’ (14, p. 5). Klaarblijkelijk beschikte Baale in ruime mate over spreekvaardigheid (21) en, gezien zijn functie als ‘Vader’, over het vermogen om leiding te geven.

Tot besluit

Het vermoeden, uitgesproken in de beantwoording van de vraag van de lezer in het RD van 3 juli 1992, dat een ander dan de negentiende-eeuwse P.J. Baale verantwoordelijk is voor de boekjes uit 1929, is juist. De boekjes getiteld Dertig jaren uit het leven van een zondaar en Jan Praatgraag, uitgaven van Romijn en Van der Hoff te Gorinchem, zijn ten onrechte op naam van Baale gezet. Pieter Los is de auteur. Hij publiceerde Dertig jaren reeds in 1863. Hoe de verwarring is ontstaan, valt niet meer na te gaan. Baale en Los waren geestverwanten. Wat de ‘theologie’ betreft die in de twee boekjes vertolkt wordt, hadden zij ook van Baale kunnen zijn. Qua opzet en niveau verraden zij de hand van Los, de auteur van een omvangrijker oeuvre dan Baale heeft nagelaten. Baale was een vaardig schrijver, maar wat originaliteit en veelzijdigheid betreft, staat hij in de schaduw van zijn medestrijder.

Overzicht van de geschriften van P.J. Baale

Verklaring van tekens en afkortingen: *=blijkens de Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) niet beschikbaar in een openbare collectie in Nederland; **=geraadpleegde editie; [ ], nadere informatie; BC=Brinkman’s catalogus (...); GR&H=Gorinchem: Romijn en Van der Hoff; GRS= Geldermalsen, later Rumpt: De Schatkamer; ill.=met een of meer illustraties; LG(&Z)=Leiden: J.J. Groen (& Zoon); LF=Leiden: R. Fuik; LR=Leiden: A.J.A. Rensink; NB=Nieuwsblad voor den Boekhandel; NV=Nieuwe versie; UV=Urk: De Vuurtoren; z.j.= zonder jaar van uitgave; ZP=Zutphen: P.B. Plantenga. Het overzicht bevat een opgave van de bibliografisch naspeurbare geschriften van Baale. Tien ervan zijn afgaande op de NCC niet meer beschikbaar. Het oeuvre van Baale is omvangrijker geweest dan hier aangeduid. Op de voorzijde van 20, 26 en 27 wordt hij de schrijver genoemd van onder meer Eeuwig wel en wee, De blinde aan den weg, Booze tijden, geduchte oordeelen, Waar is uw schat, Wien zoekt gij?, Het zoontje van den metselaar, Binnen of buiten?, Ziet Hij komt!, Een gewisse zaak, Tweeërlei berouw, Harde woorden, Uit het hart, Strijd en Een waar woord van een wijs man. Nadere gegevens over deze publicaties ontbreken. Baale is waarschijnlijk ook de auteur van het gedicht ‘Bij het graf van Ds. P. Los’ en van ‘Ik ga sterven. Geschreven door een vriend van wijlen Ds. P. Los (...)’, in: Op reis naar Sion. LF, z.j. [1889], 10, 11-30.

De geschriften zijn op jaar van publicatie beschreven. Het jaar van uitgave van de nrs 28-31 is dat van een nieuwe editie. Het jaar van de eerste uitgave heb ik niet kunnen achterhalen. Het aantal heruitgaven is groter dan de nu beschikbare. Zo kondigde J.P. van den Tol te Nieuw-Beijerland op de achterzijde van De Genade-leiding Gods (...) met Jantje van Bruxvoort (1934) de verschijning in maart 1934 aan van ‘De zoon der duisternis. Treffend verhaal van de Wed. V.d. Lelie en haar kinderen. Paaschgeschenk voor de jeugd door J.P. Baale’. In de heruitgaven uit recente tijd is de spelling en het taalgebruik aangepast aan wat momenteel gangbaar is. Of het daarbij gebleven is, is onduidelijk.

Baale droeg bij aan het sedert oktober 1879 door Reijer Fuik, een diaken van de kerkelijke gemeente van dominee Los, uitgebrachte weekblad De Vriend van Oud en Jong (=VOJ). De redactie hulde zich in anonimiteit. Klaarblij-kelijk was Los verantwoordelijk voor de meeste rubrieken, maar leverde Baale ook een substantieel deel van de tekst aan. De artikelen, ondertekend met ‘B.’ zijn ongetwijfeld van zijn hand. Daartoe behoort de rubriek ‘Voor Kinderen’ met gedichten en (vervolg)verhalen. Zijn volle naam komt voor onder door hem verzorgde boekbeoordelingen en mededelingen.

Fuik gaf sedert 1880 de Almanak Voor Hart en Huis door ‘De redactie van “De Vriend van Oud en Jong”’ uit. In NB, 25-11-1884, berichtte hij dat de almanak voor het jaar 1885 door J.P. Baale ‘totaal is uitverkocht’. Uit deze mededeling blijkt dat Baale verantwoordelijk was voor het ‘Mengelwerk’, het verhaal ‘Bruiloft op bruiloft’ (p. 55-96), en de rubriek ‘Voor Kinderen’, met het verhaal ‘Pietje de voorste’ (p. 97-112). De ‘Inleiding’ van jaargang 2 (1882) is ondertekend met ‘De redactie’; die van 5 (1885) met ‘De Schrijver’ (Leiden, 27-8-1884); hij rept over het weer opnemen van de pen en het terugzien op vorige arbeid. Dat maakt het waarschijnlijk dat Baale ook aan eerdere uitgaven heeft bijgedragen. Ook de inleiding van 7 (1887) is ondertekend met ‘De Schrijver’ (Leiden, 28-5-1886). Hier kan Baale niet bedoeld zijn. Hij woonde inmiddels in Brielle. Ook Los zal zijn aandeel geleverd hebben.

Waarschijnlijk heeft Baale bij gelegenheid ook bijgedragen aan de scheurkalender ‘Honingdroppels’, net zoals Los, die blijkens VOJ, 4-11-1881 verantwoordelijk was voor de kalender van 1882. Klaarblijkelijk had Baale als auteur succes. Weliswaar werden in 1872 350 exemplaren van Gewogen (8) als uitgeversrestant aangeboden aan de ‘meestbiedende’ (NB, 20-8-1872). Daar staat tegenover dat uitgever Rensink in 1877 vraagt om terugzending van de commissie-exemplaren van De grootste gift (10) met de opmerking: ‘Ik ben er zeer verlegen om’ (NB, 21-12-1877). Fuik wijst er in 1884 op dat ‘Baale’s’ almanak geheel uitverkocht is.

1. Twee bijdragen, (1) ‘Aan Leentje’ (p. 6-8) en (2) ‘Een snedig gezegde’ (p. 23) aan: Geen rozen zonder doornen, bijdragen vervaardigd door eenige leden der vereeniging: Harmonie en Vriendschap. Middelburg: Gebroeders Milborn, 1854 [19 cm.; 26 p.].

2. Waar zal ons graf zijn? Uitgegeven ten voordeele der weduwen en minderjarige kinderen van J.F. Kalle en J.F. van Loo (...) den 17en Februarij j.l. kort bij Axel, op jammerlijke wijze verdronken. Neuzen: C.W. Overbeeke, 1859 [22 cm.; 16 p.].

3. De mijnwerkers-weduwe. Uitgegeven ten voordeele der nagelaten betrekkingen van de 223 in eene Engelsche steenkolenmijn op eene jammerlijke wijze omgekomen werklieden. ZP, 1862 [22 cm.; 9 p.].

4. *De hut van den visscher. Uit te geven ten voordeele der weduwen en weezen van de ten gevolge van den jongsten storm, omgekomen visschers (...). ZP, 1863 [NB, 17-12-1863]. NV in 26, p. 8-16.

5. *Feestlied bij gelegenheid der inwijding van den Staats-Spoorweg tusschen Arnhem-Zutphen. Zutphen: H. Van Os, 1864 [NB, 15-12-1864].

6. *De deur op ’t nachtslot, een woord van ernst en liefde bij het naderend einde van het jaar 1865. Leiden: J.J. Kooreman, 1865 [NB, 14-12-1865]. NV met verkorte titel: **De deur op ’t nachtslot. 1879 [17 cm.; 16 p.]. 1)

7. *Onverbiddelijk! Een ernstige roepstem tot allen na het afsterven van Hare Majesteit de Koningin-Weduwe der Nederlanden [Anna Paulowna]. Gorinchem: G.F. Gezelle Meerburg, 1865 [NB, 23-3-1865; 27-1-1874]. 8. Gewogen en te ligt bevonden. Een

8. Gewogen en te ligt bevonden. Een kort woord aan de inwoners van het diep gezonken Nederland, in de hoog verlichte negentiende eeuw. Leyden: Van der Horn, 1866 [22 cm. 16 p.]. 9. De dood in ’t paleis. Een voudige

9. De dood in ’t paleis. Een voudige dichtregelen bij ’t afsterven van Neêrlands geliefde Koningin, Sophia Frederika Mathilda op 3 Juni 1877 (...). LR, 1877 [23 cm.; 15 p.].

10. *De grootste gift. Kerstgeschenk voor de jeugd. LR, 1877 [BC 1850-1882, 68].

11. *Het graf in de diepte. Treur- en opwekkingstonen, aangeheven ten voordeele der nagelaten betrekkingen van de in den vroegen morgen van 12 Febr, 1878 voor Rotterdam op jammerlijke wijze verdronken zeven werklieden. Brielle: J.K. Overbeeke, 1878 [BC 1850-1882, 68; NB, 24-5-1878].

12. *De beste keus. Kerstgeschenk voor groote en kleine kinderen. LR, 1878 [BC 1850-1882, 68].

13. Oranje en Neêrland in rouw. Treurtonen aangeheven na het onverwachts afsterven van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden op 13 Januari 1879. LR, 1879 [22 cm.; 6 p.].

14. Oranje en Neêrland verblijd. Ontboezeming in dichtmaat bij gelegenheid der geboorte van een Oranjetelg [Wilhelmina] op 31 Augustus 1880. LF, 1880 [22 cm.; 7 p.].

15. *Een reis in den nacht. Kerstgave voor de jeugd. LF, 1880 [VOJ, 4-12-1880]. 16. *Blijdschap na droefheid. Paasch

16. *Blijdschap na droefheid. Paaschgeschenk voor de jeugd. LF, z.j. [1881; 21 cm.; 31 p.; ill.].

17. De zoon der duisternis. Paaschgeschenk voor de jeugd. LF, 1882 [19 cm.; 48 p.]. NV: **UV, 1978 [19 cm.; 41 + (1) p.; ill.]; GRS, © 1997. 18. Een oude geschiedenis, die altijd

18. Een oude geschiedenis, die altijd nieuw blijft. z.j. [188x; 17 cm.; 16 p.]. 1)

19. Waakt en bidt en ziet toe eer het te laat is. z.j. [188x; 17 cm.; 16 p.]. 1)

20. Kort van duur. 1881 [17 cm.; 16 p.]. 1) 21. God zij groot gemaakt. Toespraak

21. God zij groot gemaakt. Toespraak gehouden tot Ds. P. Los, Gz, aan den avond van 5 December 1882, ter gelegenheid van zijn weleerw. 12 1/2-jarige Evangeliebediening als Herder en Leeraar bij de Geref. Gemeente te Leiden (...). LF, 1882 [23 cm.; 32 p.; toespraak op p. 3-8; dankwoord van Los voor aangeboden ‘Prachtbijbel’, p. 9-12, en diens ‘Feestrede’, gehouden op 10-12-1882, naar aanleiding van Genesis 32:10].

22. Teekenen der tijden. 1883 [17 cm.; 16 p.]. 1)

23. *De gelukkige Geertrui of bij Koba’s grootmoeder vond zij de schat [Kerstboekje]. LF, 1883 [NB, 2-11-1883]. NV met verkorte titel en zonder auteursnaam: **Gelukkige Geertruida. Puttershoek: W.H. Hazejager, z.j. [1986; 21 cm.; 86 + (1) p.].

24. *Doris de scheepsjongen. Paaschverhaal. LF, 1885 [BC 1882-1891, 38; NB, 20-3-1885].

25. *Grootvaders kind. Kerstverhaal voor de jeugd. LF, 1885 [NB, 27-11-1885].

26. Vier dichtstukjes, ‘Het Woord is Vleesch geworden’, ‘Gewogen maar te licht bevonden’, ‘Genade’, ‘De hut van den Visscher’. 1888 [17 cm.; 16 p.]. 1)

27. Wilde Teunis. 1893 [17 cm.; 16 p.]; 1) NV in: God zoekt het weggedrevene. Drie verhalen van afgedwaalden en verdwaalden. LG&Z, z.j. [21 cm.; p. 137-158].

28. Blind en toch ziende. Rotterdam: R. van Mazijk, 1923 [16 cm.; 31 p.; Bibliotheek Overjarig Koren, jrg. 1, nr. 5]. NV: **Ridderkerk: Uitgeverij ‘Cedee’, 1996 [21 cm.; 32p.].

29. Des Heeren zorg voor de Zijnen. GRS, © 1997[21 cm.; 16 p.].

30. Diep gezonken, maar niet te diep. GRS, © 1997 [21 cm.; 24 p.]. 31. Langs diepe wegen. GRS, © 1997

31. Langs diepe wegen. GRS, © 1997 [21 cm.; 20 p.].

1) Gedrukt bij LG, ten bate van Jacobus Penseel (zie boven).

Verantwoording

Gebruik is gemaakt van de digitale databases Delpher en Digibron;

de NBC is digitaal toegankelijk via Streekarchief Voorne-Putten & Rozenburg; de geschiedenis van het Geuzengesticht te Brielle is beschreven door M. den Admirant, in: De Hoeksteen. Tijdschrift voor Vaderlandse Kerkgeschiedenis 24/3 (1995), 107-111 (met onjuiste informatie over P.J. Baale); de geschiedenis van het Bestedelingenhuis te Rhenen door H.P. Deys & A. Valkenburg, in: Oud Rhenen. Mededelingenblad van de Historische Vereniging Oudheidkamer Rhenen en Omstreken 5/3, okt. 1986. Kennis is genomen van de jaargangen 2 (1880-1881), 3 (1881-1882) en 4 (1882-1883) van VOJ en de jaargangen 2 (1882), 5 (1885), 7 (1887) en 8 (1888) van Voor Hart en Huis. Niet onderzocht is hoe lang Baale bijgedragen heeft aan VOJ en de almanak. Voor de ten onrechte aan Baale toegeschreven uitgaven van GR&H uit 1929 zie C. Houtman, ‘Oud gepresenteerd als nieuw: Over mystificatie in de marge van de uitgeverswereld’, Boekenpost 25 (2017) (nog te verschijnen); Voor Pieter Los als schrijver zie C. Houtman, ‘Boekverkoper en gedreven schrijver: P. Los Gz. (1815-1888)’, De Boekenwereld 33 (2017) (nog te verschijnen).

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

Oude Paden | 48 Pagina's

Van letterzetter tot ‘Vader’

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

Oude Paden | 48 Pagina's