Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom de kansel van Nunspeet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de kansel van Nunspeet

Deel 56 van een serie over kerkendienaars en hun spreekplaatsen

20 minuten leestijd

Over de herkomst van de naam Nunspeet tast men in het duister. Men neemt doorgaans aan dat het afkomstig is van ‘Nuwenspete’, dat zoiets zou betekenen als ‘nieuwe ontginning’. De spa op een nieuwe plek. Een heel mooie plek mogen we wel zeggen, tussen de bossen en het water (vroeger de Zuiderzee genaamd) met uitgestrekte weidelanden. Hoe het ook zij, Nunspeet is eens ontstaan en daarmee ging ook kerkelijk leven gepaard. Is het vandaag grosso modo: huisje-boompje-beestje, destijds stond de kerk in het midden. In 1313 werd voor het eerst van het bestaan van een kerk gesproken, die gewijd was aan de heilige Antonius. Vóór die tijd was er dus al een kerk gebouwd. Waarschijnlijk was er al een kerk in de twaalfde eeuw. Niemand zal hebben bevroed dat het kleine romaanse kerkje, waarvan alleen de voet van de toren nog over is, het begin zou zijn van zo’n breed en divers kerkelijk leven als Nunspeet vandaag de dag te zien geeft.

Ermelo, waar rond het jaar 855 de kerstening plaatsvond, mag wel de moedergemeente worden genoemd van Nunspeet, zoals dat ook het geval was met Elspeet en Harderwijk. De afstand zal in die tijd met geringe mogelijkheden van vervoer zeker parten hebben gespeeld bij de oprichting van een eigen vicarie, een plaats waar de vicaris missen kon lezen voor de overledenen. Het kerkelijk leven stond aanvankelijk onder toezicht van de parochie te Ermelo, terwijl de supervisie berustte in Utrecht, bij de bisschop en de Sint Paulusabdij aldaar. Het is niet duidelijk wanneer Nunspeet echt een zelfstandige kerkelijke gemeente werd en wie de kerk, de pastorie en de landerijen, die nodig waren voor onderhoud van de geestelijke, hebben gefinancierd. De arme bevolking zal dat zeker niet zijn geweest. Al moeten we dienaangaande in het duister tasten, er is kerkelijk leven ontstaan.

Het bescheiden kerkje werd op den duur te klein en in 1540 uitgebreid met een gotisch koor. Tevens werd de toren verhoogd. In later dagen werd er een galerij aangebracht en in 1833 werd de kerk met een uitbouw aan de noorderkant vergroot. In 1855 werd de kerk door brand verwoest en daarna werd er op diezelfde plaats een nieuwe kerk gebouwd, veel ruimer van opzet dan de voormalige. Alleen het onderste gedeelte van de toren herinnert aan het verre verleden.

Over het kerkelijk leven in de rooms-katholieke periode weten we weinig. In ieder geval leek niets er op dat er een voedingsbodem was voor de Reformatie. In 1561 regende het klachten over de gedragingen van de burgers betreffende vechterijen, overmatig drankgebruik aan het hof van Gelre, mede door de Nunspeetse pastoor gedaan. Pastoor Henrick van Koot, ook wel ‘meester Hendrick’ genoemd, heeft geen beeldenstorm meegemaakt in 1566. Toen kort daarna ook op de Veluwe vanuit diverse plaatsen mannen zich opgaven om onder leiding van een der aanbieders van het smeekschrift der edelen, Hendrik van Brederode, de strijd aan te binden tegen de koning van Spanje, was Nunspeet vrijwel het enige dorp dat niet bij de opstandelingen behoorde. De zinsnede van het Wilhelmus: ‘De koning van Hispanje heb ik altijd geëerd’, ging voor de Nunspeetse bevolking wel heel in het bijzonder op.

Toen de Reformatie langzamerhand door begon te werken op de Veluwe, werd er vanuit het hof van Gelre, dat inmiddels met de komst van Jan van Nassau hervormingsgezind was, alles aan gedaan om gereformeerde predikanten in de dorpen en steden te krijgen. Nadat Joost Peters, de laatste pastoor, moest vertrekken, werd in diens plaats in 1591 Johannes Wilhelmi beroepen. De roomsgezinde schout bleek daar de hand in gehad te hebben. Johannes Wilhelmi, die zei in Gorcum en Jutphaas als gereformeerd leraar werkzaam te zijn geweest, bleek niet de waarheid gesproken te hebben. Toen in 1592 Johannes Fontanus, ‘de hervormer van de Veluwe’, alle pastoors, voorgangers en schoolmeesters naar Harderwijk liet komen om hen te onderzoeken op hun geloofsleer en een dertiental artikelen te laten ondertekenen, was Johannes Wilhelmi wel een van de weinigen die spontaan tekende. Toch bleef men gereserveerd tegenover hem staan. In ieder geval werd hij vier maanden later op de classisvergadering te Oldebroek aan de tand gevoeld. Waarom had hij destijds de gereformeerde plaatsen verlaten en was naar het onveilige Veluwse platteland gekomen, waar de Spanjaarden nog regelmatig huishielden? Ze twijfelden aan de oprechtheid van zijn roeping, verdachten hem eerder van heulen met Rome. Blijkbaar kon het geen navraag lijden, want aan het eind van 1592 was hij met de noorderzon vertrokken. Er is verder niets van hem bekend.

Een eerste gereformeerde predikant mocht Nunspeet begroeten in de persoon van Tilmannus Mylius. Hij diende de gemeente van 1593 tot 1616. Wat heeft hij het moeilijk gehad. Bij zijn komst stonden er nog een altaar, crucifix en wijwatervat in de kerk. De dag des Heeren werd grotelijks ontheiligd en de koster betoonde zich in leer en leven een felle tegenstander van de gereformeerde leer. Ook werkten de kerkmeesters tegen inzake het onderhoud van het kerkgebouw. Toch mocht de arbeid van Mylius worden gezegend, want in 1600 deelde hij mee door Gods genade spoedig ‘ein gemeinte an te fangen’. Tot die tijd was er namelijk nog geen kerkenraad en was men voor de bediening van het Heilig Avondmaal op een naburige gemeente aangewezen. Het feit dat er in 1614 geïnvesteerd werd in een kansel, is mogelijk ook een positief teken. Er werd toen namelijk een kansel aangeschaft, afkomstig uit Elburg.

Na het overlijden van Mylius kwam Henricus Conradi naar Nunspeet. Hij diende de gemeente van 1617 tot 1624 en vertrok naar Elburg. Waar elders in den lande in 1619 vele predikanten werden afgezet vanwege remonstrantse denkbeelden die zij publiek verkondigden, was dat in Nunspeet niet het geval. Zo mocht de prediking naar Schrift en belijdenis voortgang vinden, zij het dat in de beginperiode van ds. Conradi de gemeente nog zo zwak was dat er geen kerkenraad samengesteld kon worden. Conradi’s opvolger, Philippus Versteege, die in 1624 vanuit Tolbert naar Nunspeet kwam, diende de gemeente twintig jaar. Zijn moeder was een dochter van de eerdergenoemde hervormer van de Veluwe, Johannes Fontanus. Versteege had veel te strijden tegen met dronkenschap en ontheiliging van Gods dag. Ook het afkondigen van verkopingen enzovoort op de zondag direct na het uitspreken van de zegen was hem een doorn in het oog.

Was het ploegen op rotsen in Nunspeet? Een halve eeuw nadat de Reformatie had plaatsgevonden, kreeg de gemeente na het overlijden van ds. Versteege een nieuwe predikant in de persoon van Wilhelmus Wiermannus, die de gemeente zou dienen van 1644 tot 1661. Hij tekende aan het begin van zijn ambtsbediening op dat er slechts 36 lidmaten waren, terwijl er destijds toch 250 volwassenen in Nunspeet woonden.

Op den duur mocht het kerkelijk leven toch z’n voortgang vinden en hebben verschillende dienstknechten met zegen in Nunspeet mogen arbeiden. Met name in de negentiende eeuw hebben ver-scheidene predikanten van beslist gereformeerde beginselen de gemeente gediend. We noemen in het bijzonder Johannes de Bouter, die in 1809 vanuit Aalst overkwam en aan de gemeente verbonden bleef tot aan zijn overlijden in 1843. Op zijn grafsteen werd gebeiteld: ‘Hij heeft gedurende 34 jaar het evangelium in deze gemeente met ijver en trouw verkondigd’. Door zijn krachtige, schriftuurlijke prediking was er in 1834 geen belangstelling om een afgescheiden gemeente te stichten. Tijdens zijn ambtsperiode moest zelfs de kerk worden vergroot vanwege het toenemende aantal kerkgangers. Vele opvolgers volgden hetzelfde spoor, zoals Hendrik van Griethuijsen (1844-1846), Johannes Christiaan Eijkman (1846-1857), Hendrik Cornelis Gerard Schijvliet (1858-1860), Wouter van den Bijtel (1860-1867) en Edward Bernard Gunning (1869-1874). Van deze predikanten zijn er preken verschenen in de serie Volksleerredenen, die vandaag nog steeds het lezen meer dan de moeite waard zijn.

Er gingen problemen rijzen in de gemeente met de komst van Dammes Pierre Marie Huet, die van 1875 tot 1878 in Nunspeet stond. Hoewel hij zeer schone verzen dichtte zoals was hij toch niet echt gereformeerd. Ten diepste ontpopte Huet zich als een arminiaan. Volgens Arminius zou Romeinen 7 dateren uit de tijd voordat Paulus tot heilszekerheid zou zijn gekomen. Voor een gefundeerd christen zou Romeinen 7 een gepasseerd station zijn. Huet dichtte dienaangaande:

Niet in Romeinen zeven,

vol worsteling en klacht,

vindt gij het ware leven,

maar in Romeinen acht.

Daar is niet meer door zonden,

door schuldgevoel en smart

de bange ziel gebonden,

in satans net verward.

Daar is de ziel gekomen

tot ’t onvergankelijk goed,

dat nooit werd weggenomen

en triomferen doet.

Daar heeft zij ’t hemelleven

door Christus aangebracht,

dus christen, vlied uit zeven

en blijf voorgoed in acht.


Geef m’ er d’ allerlaagste plaats,

Zo Gij mij een plaats wilt geven!

Nooit heeft iemand zoveel kwaads

Tegen zoveel licht bedreven.

Overigens was Huet aanvankelijk gereformeerd. Voordat hij gemeentepredikant werd, was hij rondreizend predikant voor de Confessionele Vereniging en hij werd als zodanig bevestigd in de Dom van Utrecht. Onder invloed van de Brighton-beweging sloeg hij langzamerhand een andere koers in. Gedurende de ambtsperiode in Nunspeet hield hij ook opwekkingsamenkomsten in de regio samen met ds. Bähler uit Oosterwolde, wiens volgelingen later de geloofsgemeenschap Luctor et Emergo te Oldebroek oprichtten.

In Huets tijd begon ouderling Johannes Brouwer, die de opleiding tot godsdienstonderwijzer had genoten en in Nunspeet catechiseerde en regelmatig in de dorpskerk preekte, zelfstandige diensten te organiseren, waarin docenten en studenten van de theologische opleidingsschool van de Christelijke Gereformeerde kerk te Kampen voorgingen. Hij deed dit in de boerderij ‘de Rhijnvis’ aan de Harderwijkerweg en later, toen het aantal hoorders toenam, in het achterhuis van de boerderij ‘de Bunte’ aan het Zwolsewegje. Omdat het er niet naar uitzag dat ds. Huet spoedig Nunspeet zou verlaten, werd in het najaar van 1877 door verontruste gemeenteleden een vergaderlokaal gekocht, dat gesitueerd was aan de Brinkersweg. Het was voor korte duur dat men daar samenkwam, want een half jaar later vertrok ds. Huet naar Goes. Derhalve beëindigde men de diensten en ging men in vol vertrouwen de toekomst tegemoet onder leiding van een nieuwe predikant. Dat was ds. J. Kuiper, die op 11 mei 1879 vanuit Veen naar Nunspeet kwam. Jan Kuiper had al heel wat turbulente jaren achter zich liggen. Deze in Genemuiden geboren predikant was christelijk afgescheiden predikant te Meeuwen. Daar had hij zichzelf in moeilijkheden met de classis gebracht, omdat hij kerkelijke personen en vergaderingen had beledigd. De classis Genderen stond erop dat hij deze zou herroepen alvorens hij naar zijn volgende gemeente Maasland zou vertrekken. Hij deed dat, maar niet van harte. Het bleef hem gedurig parten spelen. Ruim een jaar later, in februari 1872, legde hij zijn ambt neer. Hij deed dat met het argument dat ‘het lied “vrije Kerk” dat daar gezongen wordt schoon klinkt, maar het is een leugenlied. Hetgeen ik zelf heb ondervonden en in anderen van mijn omgeving heb gezien zegt mij dat op de meest gevoelige wijze. Daarom vertrouw ik mij en de mijnen aan de Chr. Ger. Kerk niet meer toe, en ik kan aan haar toekomst niet meer gelooven’. De Hervormde Gemeente van Giessen-Rijswijk vernam van deze zaak en bood de leegstaande pastorie aan. Na een aanvullende studie aan de theologische faculteit te Utrecht werd hij in februari 1874 in Giessen-Rijswijk predikant. Hij stond daar tot aan zijn vertrek naar Veen in 1876.

In Nunspeet kwam echter openbaar dat niet zozeer de kerkelijke organen -waarop hij zijn gal had gespuwd-verkeerd gehandeld hadden, maar dat Kuiper zelf een onmogelijk mens was. Met zijn leer was niets mis, maar blijkbaar wel met zijn karakter. Een financieel geschil tussen Kuiper en de kerkenraad, waarin de predikant meende dat hem onrecht was aangedaan, deed hem naar de pen grijpen en een brochure op schrift stellen, getiteld Ontvreemding en verduistering van het tractement van den Predikant van Nunspeet. Schorsing was in 1885 het gevolg, resulterend in een definitieve afzetting twee jaar later. In deze turbulente tijd waren er verschillende gemeenteleden die geen behoefte hadden de Dorpskerk te bezoeken en men wenste op dezelfde voet verder te gaan als ten tijde van ds. Huet. Helaas was het lokaal waar men destijds samenkwam tot stal verbouwd. Er werd echter een nieuw lokaal gebouwd aan de Grindweg (tegenwoordig Stationsweg). Ds. W.J. Geselschap uit Amsterdam wijdde op 30 december 1885 het gebouw in. De voorgangers waren allen hervormd, waarbij een groot aantal enige tijd later tot de Dolerenden behoorden. Nadat de schorsing van Kuiper een feit geworden was, keerden er weer naar de kerk terug, anderen hadden daar geen behoefte meer aan en onttrokken zich aan het Hervormde kerkverband. Op 24 augustus 1887 kwamen ongeveer veertig manslidmaten bij elkaar onder leiding van ds. G. Vlug te Leiderdorp en werd een kerkenraad gekozen. Een maand later had men een eigen voorganger in de persoon van C. de Gooijer. Deze in 1851 geboren Veenendaler was aanvankelijk rondreizend evangelist van de vereniging ‘Vrienden der Waarheid’. Tijdens de Doleantie koos hij in tegenstelling tot verschillende collegae de zijde van Abraham Kuyper. Zo kwam hij in Nunspeet terecht en later werd hij op artikel 8 predikant. Hij diende Nunspeet tot aan zijn vertrek in 1894 naar Bennekom. Onder De Gooijers bezielende leiding –hij was reeds in zijn jonge jaren actief geweest in Veenendaal op de zondagsschool en in het jeugdwerk– kwam er in 1889 een ‘School met den Bijbel’. Na aanvankelijk in het lokaal aan de Grindweg te hebben gekerkt, betrok men in 1903 een nieuwe kerk aan de Stationslaan en de Driestweg, die reeds in 1924 moest worden uitgebreid met een extra vleugel. Deze ‘Driestwegkerk’ wordt tot op heden gebruikt door de Gereformeerde Kerk die zich sedert 2007 Protestantse gemeente binnen de PKN noemt.

Intussen ging het kerkelijk leven in de Hervormde dorpskerk verder. Na een aantal vergeefse beroepen, waarbij het eerste naar de vermaarde ds. E.A. Lazonder te Oosterwolde (Gld) ging, kwam ds. J.G.P. Muller uit Meppel over naar Nunspeet; hij overleed in 1902. Hij werd in 1903 opgevolgd door ds. IJ. Doornveld, die onder meer bekend is geworden door zijn vertalingen van werken van Samuel Rutherford en Thomas Boston. Gedurende zijn negenjarig verblijf in Nunspeet werd de Hervormde school opgericht. In 1872 had ds. E.B. Gunning, een van zijn voorgangers, die school willen realiseren, maar het was bij plannen gebleven. De destijds ingezamelde gelden zijn uiteindelijk besteed aan het schilderwerk van de kerk. Uiteraard zal de periode onder de predikanten Huet en Kuiper, alsmede de uittreding van de Dolerenden hebben meegespeeld. Doornveld voelde er niets voor om een gemengd christelijke school te hebben met de gereformeerden. Zijn argument was: ‘Als twee broers, die elkander achten, met hun gezinnen besluiten samen te wonen en het blijkt dat elk z’n eigen rechten wil laten gelden, is het verstandiger op bescheiden afstand van elkaar te gaan wonen’. Tijdens zijn ambtsperiode werd de Gereformeerde Bond opgericht vanwege een geschrift van dr. L.A. Bähler uit het Friese Oosterwolde (zijn vader heeft in het Gelderse Oosterwolde gestaan) waarin hij de algenoegzaamheid en de onmisbaarheid van Christus had geloochend en tevens beweerde hij dat Boeddha in zachtmoedigheid de Heere Jezus had overtroffen. Hoewel Doornveld geen lid werd van de Bond, deed hij namens de kerkenraad wel een schrijven aan de synode toekomen waarin men met verontwaardiging ernstig en krachtig protesteerde tegen het handhaven van deze predikant. In 1912 vertrok Doornveld naar Lage Vuursche, niet wetend dat zijn vader als emerituspredikant zich in 1919 in Nunspeet zou gaan vestigen, nadat hij als tachtigjarige predikant in Maartensdijk met emeritaat ging. Over diens gezegende sterfbed heeft zoon IJme in 1923 een indrukwekkend verslag gegeven in het Gereformeerd Weekblad.

Na het vertrek van ds. Doornveld werd Hervormd Nunspeet achtereenvolgens gediend door de predikanten E. Warmolts en J.M. Lammers. Langzamerhand ontstond in de gemeente de behoefte aan een predikant die behoorde tot de Gereformeerde Bond. Waar in vroeger dagen de Confessionele Vereniging zowel voorwerpelijke als onderwerpelijke predikers telde, veranderde dit bij de totstandkoming van de Gereformeerde Bond. Zij die in Nunspeet een meer onderwerpelijke prediking voorstonden, konden zich niet meer verenigen met de zondagse prediking en begonnen in 1924 diensten te beleggen op dezelfde locatie aan de Brinkersweg waar men een halve eeuw eerder diensten hield ten tijde van ds. Huet. In deze Evangelisatie gingen met name predikanten en godsdienstonderwijzers voor die behoorden tot de Gereformeerde Bond. Deze Evangelisatie werd opgeheven toen in 1946 de tweede predikantsplaats vervuld werd door ds. J. de Lange, de latere directeur van de GZB.

Mocht binnen de Hervormde Gemeente vanwege de stichting van de gereformeerdebonds-evangelisatie een scheiding ontstaan, binnen de Gereformeerde kerk was dat zeven jaar eerder reeds het geval. Er ontstond bij velen onvrede over de voorwerpelijke prediking en het verbondsautomatisme. Diensten werden enige tijd georganiseerd onder leiding van de heer B. Hennephof, de latere predikant, die enige tijd in Nunspeet woonde, in het verenigingsgebouw aan de Harderwijkerweg waarin de heer W. van Leeuwen, ds. J.P. Paauwe, ds. C. de Jonge en ds. W. Woudwijk voorgingen. Toen na Hennephofs vertrek dit werd beëindigd, zocht men kerkelijk onderdak bij de Gereformeerde Gemeenten in Elspeet en in De Beek. In de zomer van 1919 sprak ds. J. Fraanje op uitnodiging van de ‘zwervers’ in het verenigingsgebouw voor 26 mensen. Vanaf die tijd werden er steeds weekdiensten georganiseerd, waarin predikanten van de Gereformeerde Gemeenten voorgingen, zoals ds. G.H. Kersten en ds. H. Roelofsen. In 1922 werd een gemeente geïnstitueerd en hield men zondags leesdiensten in het verenigingsgebouw. Het aantal leden en kerkgangers nam gestaag toe. De kerkelijke gemeente op heden is bijna honderd keer zo groot als de gemeente die begon met 22 leden. In 1933 nam ds. J. Fraanje de nieuwgebouwde kerk aan de Brinkersweg in gebruik, terwijl in 1948 de gemeente een predikant kreeg in de persoon van ds. A. van Stuijvenberg, die de gemeente diende van 1948 tot 1954. De scheur binnen de Gereformeerde Gemeenten, die vele gemeenten in 1953 trof, ging grotendeels aan Nunspeet voorbij. Een ambtsdrager stapte op en hield in zijn bakhuis leesdiensten met enkele gemeenteleden. Later sloot men zich aan bij de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Harderwijk, die in 2014 is opgeheven.

Na ds. Van Stuijvenberg werd de gemeente gediend door achtereenvolgens de predikanten W. Hage, G. Zwerus, C. de Ridder, L. Blok en C.J. Meeuse. Sinds 2003 is ds. A. Schot aan de gemeente verbonden. Inmiddels werd het kerkgebouw in 1958 en 1969 uitgebreid, terwijl in 1978 uiteindelijk een nieuw kerkgebouw verrees op dezelfde locatie. Tijdens de bouw werd er gekerkt in de Christelijke Gereformeerde Kerk aan de Gruppendelerweg. In 2001 bleek opnieuw een uitbreiding nodig. Toen week men uit naar het kerkgebouw van de Nederlandse Hervormde Kerk te Doornspijk om de grote mensenmenigte te kunnen herbergen.

In 1917 verlieten in Nunspeet verschillende mensen de Gereformeerde Kerk, maar in 1936 stapten circa.700 leden op nadat eerder reeds enkele mensen uitgeweken waren naar de Christelijke Gereformeerde Kerk in Doornspijk en Harderwijk. Het betrof nu twee derde deel van de Gereformeerde Kerk. Daarmee volgden ze het voorbeeld van ds. J. Tijmes, die sinds 1932 Nunspeet diende, alsmede zes van de acht ambtsdragers. Zij verzochten en kregen aansluiting bij de Christelijke Gereformeerde Kerken. Met name vanwege de heersende opvattingen over de veronderstelde wedergeboorte binnen de Gereformeerde Kerken voelde men zich niet meer in dat verband thuis. Aanvankelijk kwam men ‘s zondags bij elkaar in de gereformeerde school, terwijl men in 1938 een nieuwe kerk aan de Gruppendelerweg mocht openen. De gemeente groeide gestaag en in 1962 moest de kerk worden uitgebreid. Dit had overigens –net zoals dat bij de andere kerken niet alleen te maken heeft met de natuurlijke aanwas, maar ook met uitbreiding van de burgerlijke gemeente, die vooral sedert het midden van de negentiende eeuw toenam, omdat de spoorlijn het besloten Nunspeet opende, waardoor velen van elders naar de Noord-Veluwe kwamen.

Reeds in 1970 werd een tweede kerkgebouw aan de Vlierweg in gebruik genomen en twee jaar later werd een tweede predikantsplaats gesticht. In 1981 werd het nieuwe kerkgebouw, dat bekend staat als ‘Oenenburgkerk’, nog eens uitgebreid. Van de vele predikanten die de Christelijke Gereformeerde kerk van Nunspeet hebben gediend willen we ds. J.H. Velema noemen. Hij diende de gemeente van 1975 tot 1986. Opmerkelijk is wat hij over zijn emeritaat, dat hij in Nunspeet kreeg, schreef in zijn memoires De kerk centraal: ‘Het einde van de dienst in de kerken leek hier in het zicht te komen. In 1982 - 65 jaar geworden - begon ik er over in de kerkenraad. Geen sprake van, we zijn vacant. (Velema’s collega W. van Sorge was namelijk naar Rijnsburg vertrokken). Volgend jaar weer en ook hetzelfde antwoord: nog vacant en u kunt het toch nog goed doen? In 1984 werd de vacature vervuld (met de komst van ds. H.H. Klomp), maar toen was het argument evenals in 1985: u moet uw collega inwerken, want anders staat hij er helemaal alleen voor. Toen ik het weer aan de orde stelde, zei men: in 1986 is het synode; daar moet u nog eenmaal naar toe. Maar eind november 1986 was het zover. In het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente nam ik afscheid met een tekst ook uit de brief aan de Romeinen, waarmee ik begonnen was, nu het slot van deze massieve brief, Romeinen 16:15-27. In de hervormde kerk begonnen (daar werd de intrededienst destijds gehouden) en in de Gereformeerde Gemeente geëindigd en toch christelijk gereformeerd gebleven, merkte ik op’.

Omdat tussen de christelijke gereformeerde kerkgangers steeds meer liggingsverschillen kwamen, is in 2016 een nieuwe christelijke gereformeerde gemeente geïnstitueerd door ds. D. Quant, die ’s zondags samenkomt in de Driestwegkerk. Deze gemeente, die inmiddels 550 leden telt, kreeg de naam ‘Ichtus’. Een verschil met de ‘moedergemeente’ is onder meer dat naast de psalmen in de oude berijming ook de nieuwe berijming gezongen wordt en tevens gebruik wordt gemaakt van het Liedboek der kerken en de bundel Weerklank.

Hoewel de Gereformeerde Kerk tweemaal met een flinke aderlating te doen kreeg, kon na het uittreden van ds. Tijmes het beroepingswerk weer ter hand genomen worden. In 1946, twee jaar na de landelijke vrijmaking, onttrokken zich opnieuw een aantal gemeenteleden die samenkomen in de Kruiskerk. In 1969 scheidde zich van die gemeente de Nederlands Gereformeerden af, die kerken in de Open Hof. Sinds enige tijd doen deze twee gemeenten aan kanselruil.

De Gereformeerde Kerk, die dus sedert 2004 Protestantse gemeente binnen de PKN heet, wordt sedert 1972 gediend door twee predikanten.

De Hervormde Gemeente groeide aanvankelijk ook gestaag. Zo werd in 1950 de kapel te Hulshorst in gebruik genomen, terwijl in 1971 de Sionskerk en in 1978 de Opstandingskerk verrees. Het aantal predikantsplaatsen werd in 1965 met een derde predikant (confessioneel), in 1967 met een vierde (Gereformeerde Bond) en sinds 1993 met een vijfde en zesde predikantsplaats uitgebreid (van zowel confessionele als gereformeerdebonds-modaliteit). Inmiddels zijn het sedert 2010 vijf predikantsplaatsen, vanwege de krimp waarmee veel gemeenten binnen de PKN te maken hebben.

Rest nog te vermelden dat naast de vijf Hervormde wijkgemeenten ook de Ontmoetingskerk fungeert. Het gaat daar om Hervormden die zich noch bij de Gereformeerde Bond, noch bij de Confessionele Vereniging thuis voelden. Deze gemeente van midden-orthodoxe snit komt sedert 1986 samen in de Ontmoetingskerk aan de Arthur Briëtstraat. Het kerkelijk leven dat voortgekomen is uit de oude Dorpskerk, is een waar labyrint geworden. Ook is gebleken wat ds. E. du Marchie van Voorthuysen eens zei toen hij van de Christelijke Gereformeerde Kerken naar de Oud Gereformeerde Gemeenten overging: ‘Ik kwam van het ziekenhuis in het hospitaal’. Te midden van dat kerkelijk labyrint mag desondanks op meerdere plaatsen in Nunspeet het Woord nog klinken. In die gevallen mag wel met grote ootmoed beleden worden: ‘niet dankzij maar ondanks ons’. Dat Woord der prediking waarvan de Nunspeetse predikant Dammes Pierre Marie Huet ondanks zijn dwalingen helder dichtte:

Gezegend elke Christus-preker,

Die zonde voorstelt wat zij is;

Dan volgt gerechtigheid ook zeker,

En ’t oordeel der behoudenis.

Gezegend hij, die ’t zwart der zonden

Zijn hoorderen voor ogen zet.

En wie door ’t Woord zich niet laat wonden

Wordt door het Woord ook niet gered.

Vervloekt die prediking van leugen

Die hier met zoete woorden vleit.

Zij moog’ ’t hoogmoedig hart verheugen,

Eens wordt zij in de hel beschreid.

Slechts hij heeft voor geen toorn te duchten

Die, daar hem alle hoop ontbreekt,

Tot Jezus’ bloedig kruis leert vluchten,

Waar Jezus Zelf hem zalig spreekt.

En ied’re maal dat hij hoort preken

Van ’t gruwelijke van zijn schuld

(Die Jezus aan het kruis deed steken)

Voelt hij opnieuw zijn vonnis spreken,

Om weer opnieuw tot Hem te smeken,

Die hem opnieuw met hoop vervult.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2018

Oude Paden | 48 Pagina's

Rondom de kansel van Nunspeet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2018

Oude Paden | 48 Pagina's