Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Woorden wekken voorbeelden trekken…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woorden wekken voorbeelden trekken…

Ds. Pieter Siemense in Oosterland

13 minuten leestijd

Ds. Pieter Siemense, geboren 24 september 1817, overleden 11 januari 1897, heeft vele jaren een gemeente in Oosterland gediend. Daarbij maakte vooral zijn levenswandel diepe indruk op vriend en vijand.

Pieter Siemense werd geboren op 24 september 1817 als zoon van een ongehuwde moeder. Haar naam was Pieternella Catharina Siemense. Ze had nog een ander buitenechtelijk kind, dat Johannes heette. Pieternella was herbergierster in Middelburg, in die tijd ook al een weinig eerbaar beroep.

In een ‘in memoriam’, gepubliceerd in de kerkelijke periodiek De Bazuin, is te lezen: ‘Hoewel uit de laagste kringen des volks afkomstig, muntte hij reeds als kind uit in afkeer van alles wat gemeen was, gelijk mij menige oude van dagen voor meer dan dertig jaren mededeelde.’ Hij werd ‘Piet uit het Zwaantje’ genoemd en ‘trok de aandacht van vroom en onvroom’. Ouder geworden werd hij smidsjongen in Brigdamme, een gehucht bij Middelburg. Hier leerde hij letterlijk het ijzer smeden als het heet is. Wie hem daar leerden kennen, ‘hadden vijftig jaar later nog achting voor hem’. Er werd wat afgepraat rond het smidsvuur. Als soldaat diende Siemense in de oorlog met België, dat onafhankelijk wilde worden. Hij was tijdens de militaire dienst – opnieuw volgens het ‘in memoriam’ – ‘om zijn properheid en nauwgezetheid bij zijn superieuren zeer gezien’. Vooral de kapitein had veel achting voor hem en bij hem was hij altijd welkom. Het was in deze jaren dat Pieter zich steeds sterker bewust werd dat goed burgerlijk leven en gehoorzaamheid aan militaire orders niet genoeg waren voor de eeuwigheid, hij besefte ‘dat er niet alleen een vlek op zijne geboorte, maar op zijne ziel in Adam zijn verbondshoofd lag’. Het bericht vervolgt: ‘Zacht leidde de Heere hem in deze ontdekking, maar ook ontbrak het niet aan opening van den verlossingsweg voor zijn persoon. In bestendige heldere blijdschap des geloofs deelde onze broeder niet, maar aan voortdurende onderwijzingen van zijne diepe ellende en ook van de zekere gronden der zaligheid, was zijn leven rijk.’

Naar de ‘Diekse Kaerke’

Siemense trouwde op latere leeftijd met de acht jaar oudere Annetje van der Windt van Leeuwen, geboren in Vlaardingen. Zij ontleende haar dubbele achternaam aan beide ouders: Kornelis van Leeuwen en Annetje van der Windt. Uit hun huwelijk werd één dochter geboren, Cornelia Catharina (1852-1929). Het echtpaar vertrok naar Wageningen, waar het een textielwinkeltje in de Hoogstraat dreef. Overdag ging hij met een pak op zijn rug de boer op om zijn waren te verkopen. Daarbij informeerde hij naar en praatte hij over het geestelijke leven bij zijn klanten. Dat maakte bij sommigen dermate indruk, dat hij op een gegeven moment uitgenodigd werd om een ‘stichtelijk woord’ te spreken op verschillende gezelschappen. Zo oefende hij ongeveer twaalf jaar als ongeschoold prediker in en rond Wageningen. Ook kreeg hij enig theologisch onderwijs van ds. A. Brummelkamp (1811-1888) in Arnhem. Het voldeed hem blijkbaar niet bijzonder en hij sloot zich aan bij de bekende kruisdominee ds. Cornelis van den Oever. Deze heeft hem op 11 november 1855 bevestigd als predikant in Tricht.

Na ruim twee jaar in die gemeente werkzaam te zijn geweest, vertrok hij in november 1858 naar Oosterland-Nieuwerkerk, waar hij met vrouw en dochtertje intrek nam in de eenvoudige pastorie aan de dijk bij de ‘Diekse Kaerke’. Zijn traktement was fl. 8,00 per week. Ds. C. van den Oever bevestigde hem met de woorden uit 1 Petrus 5 vers 2-4: ‘Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht daarover, niet uit bedwang, maar gewilliglijk, noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; noch als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren, maar als voorbeelden der kudde geworden zijnde. En als de overste Herder verschenen zal zijn, zo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen.’

Christen en herder

Ds. Siemense preekte ook op de omringende eilanden. Toen hij een keer terugkwam van Flakkee, vroeg de veerman van Herkingen of hij met de opbrengst van de ‘(collecte)busse’ nogal tevreden was. De dominee antwoordde: ‘Het is magertjes.’ De schipper gaf hem toen twee visjes, zodat hij thuiskwam met, na aftrek van de veerkosten, dertig cent en twee visjes. Siemense was gewoon om drie keer per zondag te preken. Hij was een samenbindende factor en een sterke persoonlijkheid. Had hij dan zoveel preekkwaliteiten? Volgens tijdgenoten niet zoveel. Zelf was hij bescheiden over zijn werk: hij sprak met veel respect over de ‘oude schrijvers’, dat waren volgens hem ‘lichten’ in Gods Kerk en met hen vergeleken noemde hij zichzelf een ‘nachtpitje’. Toch was het volgens het ‘in memoriam’ des te meer opmerkelijk dat juist hij ‘bij het gemis van deze anders onmisbare zaken voor den leeraar… zulk een invloed had’. Vandaar dat iemand over hem zei: ‘Hij was als een slak, want hij liet een zilveren spoor na. Hij stichtte met zijn alledaags leven.’ Zelf een Zeeuw, sprak hij de taal van het volk en observeerde scherp. Hij trok rake conclusies en was in pastoraal opzicht zorgvuldig. Alom koesterde men grote achting voor hem. Velen kwamen over uit de Nederlands Hervormde Kerk en in enkele jaren groeide de gemeente van 252 naar 388 leden en doopleden. ‘Waarlijk,’ zo stond in De Banier, ‘hij was Christen, altijd en overal en herder in den volsten zin des Woords.’

Hoewel dus niet welbespraakt, was ds. Siemense trouw in het voorgaan. Eens preekte hij over de bekende woorden uit Jesaja 54 vers 9: ‘Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach…’ Deze preek was voor Christiaan Goudzwaard (landbouwer), geboren 15 april 1836 te Oosterland, het middel tot zijn bekering. Later is deze man een geachte ouderling te Haamstede geworden. Hij was een eenvoudige man, schrijven kon hij niet, alleen zijn naam kon hij zetten. Voor Het interieur zichzelf van las hij de kerk veel van in de Nigtevecht oude schrijvers, maar voorlezen in de kerk deed hij niet, daar deed hij alleen het gebed. Veel hield hij van zingen. Voor hij ’s avonds ging slapen was het zijn gewoonte te zingen Psalm 74 vers 12 (Datheen):

‘Gij zijt toch mijn Koning van ouden tijd,

Die mij wilt en openlijk kunt bewaren,

Als mij zware nood hier is wedervaren;

Gij hebt mij duizendmaal daarvan bevrijd.’

Eén schaap

Ook in Geersdijk vervulde Siemense menigmaal classisbeurten, hij logeerde dan op het hoefje van de ‘Ouwe Vette’ tussen Geersdijk en Kortgene. Hij kwam dan ’s zaterdags met de Zierikzeese boot en werd van de Kortgeense steiger afgehaald met een koetsje. ‘s Maandags ging het op dezelfde wijze weer terug. Op zondag preekte hij drie keer en de twee avonden werden bovendien nog benut met samensprekingen over de wegen des Heeren met Zijn volk. Veel kerkgangers kwamen op zondag te voet naar de ‘Diekse Kaerke’, enkele welgestelde boeren en rijkere leden kwamen met een ‘gerijtje’. Tussen de diensten bleven mensen over en aten hun brood op. Op een keer zou de middagdienst aanvangen, de Heidelbergse Catechismus zou verklaard worden. Er kwam een koetsje aan, maar het was een drukte van kerkgangers en de boer nam de bocht te kort… Het paard en het koetsje kwamen in de sloot terecht. Gelukkig kwamen de inzittenden met de schrik vrij! Maar van al de toeschouwers voelde niemand zich geroepen om het paard uit de sloot te halen, ze hadden namelijk hun ‘zondags goed’ aan. De kerkenraad kwam uit de kerkenraadskamer, Siemense deed zwijgend zijn ambtskleding uit en liet zich langs de slootkant naar beneden glijden en greep het paard bij bit en teugel. Met succes! Het dier geraakte uit de sloot. De predikant ging daarop naar huis, verkleedde zich en preekte die middag niet over de Catechismus, zoals de bedoeling was, maar over Mattheüs 12 vers 11a: ‘Wat mens zal er zijn onder u, die één schaap heeft, en zo datzelve op een sabbatdag in een gracht valt, die hetzelve niet zal aangrijpen en uitheffen?’

Zijn trouw wordt ook duidelijk uit een merkwaardig voorval. Het gebeurde eens dat hij ergens op het eiland voor moest gaan. Het stormde en de regen sloeg neer op het land; velen waren thuisgebleven, zoals bleek toen de predikant niet zonder moeite bij het kerkgebouw aankwam. Alleen een diaken trof hij aan; de kerk zelf was leeg, op één vrouw na, een dienstbode, die natgeregend en verwaaid als enige in een bank had plaatsgenomen. De diaken keek de predikant aan en zei: ‘Dominee, daar is maar één mens in de kerk, daar kunt u toch niet voor preken?’ Maar Siemense antwoordde: ‘Dat moet vast een hongerige ziel zijn, die zo’n verre reis door dit weer onderneemt. Nee, ik moet een woordje spreken.’ Hij beklom de preekstoel en preekte die dag voor twee mensen terwijl de storm het gebouwtje deed schudden. Later is gebleken dat de Heere deze dienst tot eeuwige zegen heeft willen gebruiken voor de dienstbode.

Vrijmoedigheid

Siemense had een grote vrijmoedigheid in het aanspreken van zijn medemens. In 1859 bracht Koning Willem III een bezoek aan Duiveland. Daarbij passeerde hij ook Oosterland. De dominee stond met zijn catechisanten langs de weg opgesteld, ze zongen de vorst toe uit Psalm 134 vers 3: ‘Dat ’s HEEREN zegen op u daal’…’.

De stoet stond stil en de koning wenkte de predikant. In het oude ambtsgewaad, met bef, steek (driekantige hoed) en kuitbroek, ging deze naar de koets. Toen Willem III hem de hand schudde, nam hij de gelegenheid waar om de koning te wijzen op zijn godvruch-tige voorgangers in het Huis van Oranje en hij bad hem toe in dezelfde vreze Gods te mogen wandelen. De koning bedankte hem en reisde verder.

Eens kwam Siemense in Zierikzee, de overwegend vrijzinnige bevolking groette hem niet onvriendelijk, ze herkenden hem aan zijn kleding. Hij liep ook langs de haven, waar de scheepslossers net een borrel dronken. Ze riepen hem toe: ‘Dominee, ook een glaasje?’ Deze zoon van een herbergierster antwoordde: ‘Geef sterke drank degenen die verloren gaan,’ en sprak hen vervolgens aan over matigheid, rechtvaardigheid en het toekomende oordeel.

Hij had het niet op drankmisbruik. In de gemeente Oosterland wilde een man een café beginnen en hij schilderde de naam ‘Het begin’ op het raam. Toen de dominee het pand passeerde, ging hij naar binnen en vroeg: ‘Ik lees “Het begin”, maar wat zal daarvan het einde zijn?’ De man schrok hiervan zo dat hij zijn plannen niet doorzette, maar een andere handel begon. Die werd kennelijk gezegend.

Siemense was een echte zielzorger. Eens kwam hij bij een ernstig zieke vrouw. Hij wees haar op het ‘eeuwig wel of eeuwig wee’, maar de vrouw reageerde nogal laconiek: zij had altijd veel voor de medegelovigen gedaan en ze meende dat het wel goed zou aflopen. Siemense reageerde heel kortaf: ‘Wel, wel, mens, wil je wel geloven dat ik, als je niets anders hebt, jou mijn poes niet mee zou durven geven naar de eeuwigheid?’ Hij stapte op, maar even later voelde hij schuld. Was hij nu een gezant van Christus? Hij keerde terug en vond de vrouw in tranen. Het gesprek werd hervat, en zo kon hij alsnog haar wijzen op Gods genade in Jezus Christus voor zondaren. Toen had hij pas werkelijk zijn werk gedaan.

Hij haalde persoonlijk de doopleden van de kermis en eens toen hij op een wagen mee mocht rijden naar de stad en een van de jongelui spottenderwijze zei: ‘Nu hebben we een dominee op de wagen; we zullen dus wel niet verongelukken’, merkte hij op: ‘Jongens, jullie konden wel eens een Jona aan boord hebben.’ En dat was voor hem weer aanleiding om op die lange rit over Jona te vertellen.

In een winkeltje te Wissenkerke, ging hij wat kopen en vroeg hij aan de vrouw in rouwgewaad of ze ook ‘inwendige rouw’ kende. Eens sprak hij over de regenboog en zei over een ander: ‘Ik keek er maar op, maar zij keek erin.’

Op een dag had hij het voornemen om een arme vrouw twee gulden te geven. Na inlichtingen ingewonnen te hebben, gaf hij slechts één gulden, omdat de behoeften hem minder groot voorkwamen, maar, zo vertelde hij: ‘Ik ging als een dief haar deur uit.’ Toen hij enige tijd later in de pastorie was, liet de meid al de borden per ongeluk in stukken vallen. Hij liep naar haar toe en troostte haar met de woorden: ‘Hier heb je de schuldige, dat ben ik, want ik heb iemand een gulden onthouden.’

Siemense moet graag uit het Johannesevangelie gepreekt hebben en vooral over de herder en de schapen. Zo had hij door eigen aanschouwing waargenomen dat sommige schapen altijd met hun koppen ‘nee’ schudden (een ziekte in de hersens, die meest een dodelijke afloop heeft). ‘Die kwaal,’ zei hij dan, ‘is bij hen die zich schapen van Jezus noemen ook wel aanwezig, als er altijd maar en ten onrechte kritiek wordt geoefend, wat zeer onprofijtelijk is voor het geestelijke leven en moet nopen tot ernstig zelfonderzoek.’

Jubilea

Op 11 november 1880 vierde de predikant zijn 25-jarig ambtsjubileum. Hij kreeg veel blijken van medeleven uit het hele land. Volgens de classisnotulen ontving hij een Statenbijbel, verguld op snee, in een prachtband met zogenaamde Mozes- en Aäronsloten. Vijf maanden na zijn ambtsjubileum, op 8 april 1881, overleed zijn echtgenote, Annetje van der Windt van Leeuwen op de leeftijd van 71 jaar. Het werd stil in de pastorie. Zijn dochter was in 1873 getrouwd met de zestien jaar oudere bakker Adriaan Rotte. Zij zouden tien kinderen krijgen en, wat in die tijd een zeldzaamheid was, er stierf niet één kind jong.

Ooit vertelde een man dat hij als kind met zijn broertje met Pasen in Oosterland mocht logeren. Dat was na het overlijden van mevrouw Siemense. Hij moest de groeten van zijn ouders overbrengen aan de dominee. Toen hij daar kwam, gingen ze door een achterdeur in de keuken. Er hing een duivenkooi, netjes door ds. Siemense groen geschilderd met in mooie witte letters erop geschreven ‘Het logement der oprechten’. In de woonkamer was Klaartje, zijn huishoudster. ‘Jongens’, zei de dominee, ‘jullie willen wel koffie hè?’ En: ‘Klaartje, geef hun ook een koekje.’ Na een gesprek over vader en moeder vroeg hij ons of wij ons al tot God hadden bekeerd, want dat kon men nooit te vroeg doen en bovendien, God zoeken gaf ook vroeg de echte vreugde, die er in Zijn dienst te vinden is. Ten slotte raadde hij ons aan maar veel onze knieën te buigen en de Heere te vragen om een nieuw hart.’

Ds. Siemense mocht op 11 november 1895 ook zijn 40-jarig predikantsjubileum herdenken. De Zierikzeesche Nieuwsbode schreef over de ‘nestor van de Zeeuwse Gereformeerde predikanten’: ‘De heer Siemense is een man, die men moet hoogachten om zijne edele beginselen, die hij niet alleen in het woord maar ook met de daad bezegeld. Wij zijn ervan overtuigd, dat de nog krachtige grijsaard van zeer velen, zoowel in als buiten zijne gemeente, vele bewijzen van belangstelling zal ondervinden’.

Overlijden

Twee jaar later staat in de kerkenraadsnotulen van 7 januari 1897: ‘Ds. Siemense doet een toespraak tot zijn leden die tegenwoordig waren, hen voorhoudende de Gereformeerde lijn, om daar door Gods genade in te wandelen. In die gedachten die hij uitsprak: Het zal waarschijnlijk wel de laatste keer zijn dat wij het kunnen doen.’

Op zondagmiddag 10 januari 1897 preekte hij –achteraf gezien – voor de allerlaatste keer in ’zijn’ ‘Diekse Kaerke’. Hij was toen al 79 jaar. De dag erna overleed hij. Na de begrafenis schreef de scriba, ouderling J. Sijrier, het volgende in de notulen: ‘Onze beminde leeraar is op 15 januari ongeveer 12 uur ter aarde besteld. Het was een gunstige dag weer. Het lijk van de ontslapen leeraar werd grafwaarts gevoerd met een stoet van ongeveer 70 manspersonen, terwijl honderden toeschouwers zich naar de begraafplaats begaven, zowel mannen als vrouwen… Op de stille dodenakker (werd) aangeheven het tweede vers van Psalm 68: ‘Maar ’t vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielevreugd, daar zij hun wens verkrijgen.’

Op de begraafplaats te Oosterland geven twee kleine zerken aan waar de dominee en zijn vrouw begraven liggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2021

Oude Paden | 64 Pagina's

Woorden wekken voorbeelden trekken…

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2021

Oude Paden | 64 Pagina's