Boekbespreking
Kerkgeschiedenis voor iedereen?
N.a.v. Jan van de Kamp & Almatine Leene, Kerkgeschiedenis voor iedereen. Weten waar je vandaan komt. (Utrecht 2020)
256 pagina’s.
ISBN 9789043535281.
Prijs € 22,99.
In de Najaarscatalogus 2020 van KokBoekencentrum wordt het boek Kerkgeschiedenis voor iedereen aangekondigd met de woorden: ‘Kerkgeschiedenis lijkt misschien saai, maar het tegendeel is waar. Als je de geschiedenis van de kerk kent, begrijp je je eigen leven beter.’ Auteurs van dit boek zijn dr. Jan van de Kamp, volgens de catalogus ‘Hoogleraar Kerkgeschiedenis aan de VU’ en Almatine Leene, een vrouwelijke dominee en docent dogmatiek en kerkgeschiedenis te Zwolle.
Omdat ik kerkgeschiedenis helemaal niet saai vind, integendeel, zag ik uit naar de verschijning van deze uitgave. Want het boek zou een beknopt overzicht geven van de geschiedenis van de christelijke kerk, beginnend bij de Vroege kerk en eindigend in de 21e eeuw, en daarbij zou de nadruk liggen ‘op de lijnen die de Nederlandse kerkgeschiedenis bepaalden’. En omdat we in Oude Paden veel op hebben met kerkgeschiedenis leek het me goed om bij dit boek stil te staan, temeer omdat allerlei wetenschappers zoals prof. dr. H.J. Selderhuis, prof. dr. H. van de Belt, prof dr. W. van Vlastuin en andere hooggeleerden er zo hogelijk mee ingenomen zijn. Desondanks liep het lezen bij ondergetekende op een grote teleurstelling en zelfs verontrusting uit. Ik hoop dat duidelijk te maken. Om te beginnen, wat is kerkgeschiedenis? De schrijvers Van de Kamp en Leene: ‘Kerkgeschiedenis bestaat uit verhalen over mensen.’ Nu is dit helaas een omschrijving die ernstig te kort schiet. Immers, het woord ‘Kerk’ is afkomstig uit het Grieks en wordt overgezet als ‘mensen, behorend tot de Heere’. Dit ‘behorend tot de Heere’ is essentieel en het benadrukt dat kerkgeschiedenis nooit bestaan kan uit ‘verhalen over mensen’ zonder dat acht gegeven wordt op de Koning van de Kerk. De definitie is dus onjuist en omschrijft kerkgeschiedenis niet.
En zijn die verhalen over mensen terug te vinden in het boek? Niet of nauwelijks. Het is geen verhalend boek, maar vaak een opsomming van sommige, willekeurig aandoende feiten en personen. Iets wat vooral geldt voor de hoofdstukken 7 tot en met 10, die geschreven zijn door prof. dr. J. van de Kamp.
Maar eerst nog even de ‘Inleiding’. Daarin schrijven Van de Kamp en Leene: ‘God bleef de mensen roepen, zodat ze met Hem zouden leven. Christus is daadwerkelijk naar de aarde gekomen, is gestorven en begraven, maar Hij is ook weer opgestaan. Hij is het Hoofd van de kerk en brengt deze bij elkaar.’ Aan prof. Van de Kamp heb ik gevraagd waarom hier de voor de kerkgeschiedenis zo onmisbare heilsfeiten Hemelvaart en Pinksteren, met de uitstorting van de Heilige Geest niet gemeld worden. Hij antwoordde mij: ‘Vanwege de beperkte ruimte hebben we ons beperkt tot de grote lijnen.’ Maar vraag ik me af: Hemelvaart en Pinksteren vallen toch wel degelijk onder de ‘grote lijnen’, of niet soms? En als je deze heilsfeiten in een kerk(!)geschiedenis kunt weglaten, wat hebben die dan voor jou persoonlijk te zeggen?
In de hoofdstukken van Van de Kamp kreeg ik trouwens meer vreemde zaken te lezen. Bijvoorbeeld op p. 121, daar gaat het over Luther die ooit vertelde dat de zo belangrijke en heilzame doorbraak in geestelijk opzicht die hij beleefde ‘in een torentje van het klooster’ plaatsvond. Van de Kamp weet beter, hij schrijft dat die doorbraak – die de in de vakliteratuur de ‘Turmerlebnis’ wordt genoemd – daar ‘vermoedelijk niet’ op dat moment kwam. Is hij er soms bij geweest, kun je je dan afvragen. Nota bene, hij suggereert hier dat hij beter op de hoogte is van het geestelijke leven van Luther dan de Hervormer zelf.
Dit terzijde. Het boek pretendeert dus vooral voor Nederlanders te zijn geschreven en dat is geen verkeerde doelstelling, hoewel daar weinig van te merken is. Want waarom wordt er dan bijna niets gezegd over de Dordtse Synode van 1618-1619 en de Dordtse Leerregels? Alleen is te lezen op p.126 dat er ‘fel gediscussieerd’ werd (dat is overigens onjuist, want de remonstranten blokkeerden iedere discussie) en dat het er ging over de ‘vrije wil’ (terwijl juist heel veel aandacht geschonken werd aan de predestinatie, maar dat wordt hier niet vermeld).
Verder niets over Petrus Datheen en zijn zo invloedrijke psalmberijming, niets over Voetius, Van Lodenstein, Smytegelt, Comrie en Van der Groe; niets over Kohlbrugge en invloedrijke theologen zoals Bavinck, Noordmans en Van Ruler, volgens mij toch wel degelijk godgeleerden die een nadrukkelijk stempel hebben gezet op de Nederlandse kerkgeschiedenis. Het lijkt wel of allerlei rechtzinnige theologen met opzet buiten beschouwing zijn gelaten. Van Guido de Brès wordt alleen gezegd dat hij de Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft opgesteld (niet is te lezen dat hij er ook andere theologen in betrokken heeft), maar over deze Geloofsbelijdenis zelf geen woord. Waarom niet? Dr. Van de Kamp: ‘Bovendien moesten we vanwege de ruimte selecteren. We hebben ons indien mogelijk beperkt tot het weergeven van grote lijnen, ontwikkelingen, standpunten en discussies, zonder compleet te willen zijn in het noemen van personen.’ Nu, compleet in het weergeven is hij absoluut niet geweest. Opvallend vind ik wat de schrijver over Hendrik de Cock meedeelt, er staat op p.145 dat Hendrik de Cock ‘wilde terugkeren naar de gereformeerde leer uit de eeuwen daarvoor…’ Dit is onvolledig, want in de Acte van Afscheiding of Wederkeering gaf De Cock aan: ‘Door Gods Geest opgewekt… hebben wij naar de aanwijzing van Gods woord en de leiding des Heeren eindelijk het ambt der geloovigen art. 28… aangenomen, en ons van de Synodale Hervormde kerk afgescheiden om weder te keeren tot de gronden onzer vaderen.’
Waar ging het de Afgescheidenen dus om? Niet om een scheiding ‘van de ware(!) Gereformeerde Kerk, noch van de ware(!) Gereformeerden…’, maar om een ‘wederkeer’ naar de oude gereformeerde kerk, een terugkeer naar de Nederlandse kerk van de Reformatie met de door de Dordtse Synode vastgestelde belijdenisgeschriften. Zo was bij De Cock de ware gereformeerde leer een kenmerk van de ware gereformeerde kerk.
Ik heb hier wat uitvoeriger bij stilgestaan omdat dit standpunt de zogenaamde Kleine Kerkgeschiedenis wel heel erg aan het hart gaat. Diezelfde Kleine Kerkgeschiedenis komt er in dit boek heel bekaaid van af. Weliswaar is op p.145 ook een (zeer onvolledige) ‘kerkelijke kaart van Nederland’ opgenomen, maar zonder een sterk vergrootglas is het niet mogelijk om al dat fraais te lezen. Niets over predikanten zoals Cornelis van den Oever en ds. G.H. Kersten. Blijkbaar zijn ze door prof. dr. J. van de Kamp te licht bevonden. De Nederlanders, voor wie dit boek geschreven zou zijn, komen dus nauwelijks aan hun trekken; buitenlanders zouden er meer aan kunnen hebben, maar dan had het beter in het Engels of het Duits geschreven kunnen zijn. De Engelse lezer zou dan kunnen vernemen dat de broers Charles en John Wesley de Engelse staatskerk ‘trouw’ wensten te blijven, maar toch ‘een eigen kerkelijke organisatie’ oprichtten. Echter geen woord over het arminianisme van de beide voorgangers en in zeker opzicht is dat consequent, want over Arminius zelf gaat het in het boek ook al niet.
Voor Duitse geïnteresseerden wordt de term ‘Übermensch’ twee keer uitgelegd (op p.148 en p.155), maar een heel belangrijk begrip voor Nederlanders als ‘bevinding’ wordt weggelaten. Keizer Wilhelm II – die later jarenlang in Doorn heeft gewoond – wordt zonder enig commentaar geciteerd, hij riep eens uit: ‘Voorwaarts met God, die met ons zal zijn, zoals Hij met onze voorvaders was.’ Ootmoed was deze keizer, die zichzelf beschouwde als de belangrijkste bisschop van de kerk van Duitsland (hier niet vermeld), vreemd.
Meer fouten, onvolledigheden en weglatingen kunnen hier nog genoemd in deze kerkgeschiedenis die absoluut niet voor iedereen is, ik laat dat achterwege in verband met de ‘beperkte ruimte’ voor deze recensie. Alleen wil ik nog terugkomen op iets wat ikzelf heel zorgelijk vind. Dat betreft de weergave van de Heidelbergse Catechismus, waaraan – evenals aan de andere twee Formulieren van Enigheid – weinig of geen aandacht wordt besteed. Dr. Van Kamp geeft van dit op de Dordtse Synode internationaal vastgestelde belijdenisgeschrift een heel merkwaardige vertaling. Leerden wij vroeger bij Vraag 1: ‘Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?’ Hij geeft als overzetting: ‘Wat is jouw enige houvast voor altijd?’ De lezers zullen het verschil tussen ‘troost’ en ‘houvast’ vast wel weten. Bij troost ontvangt iemand alles van buitenaf. Bij houvast werk je zelf mee. Ds. W.C. Lamain maakte het eens duidelijk door te zeggen dat heilsweldaden zoals troost ontvangen worden ‘met afgekapte handen’; bij ‘houvast’ laat je zelf niet los. Wie de oorspronkelijke versie van de Duitse Heidelbergse Catechismus beziet, zal daar lezen: ‘einiger trost in leben und in sterben’, en de Dordtse Synode, die het in de Latijnse vertaling weergaf, schreef ‘unica tua consolatio in vita et in morte’. Ook lezers die het Latijn niet machtig zijn, kunnen wel zien dat dit goed is overgezet.
En dan het antwoord bij Zondag 1. In de echte versie eindigt dat met de woorden: ‘en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt’, in de verbasterde versie staat in gebrekkig Nederlands: ‘dat ik eeuwig bij Hem mag leven en Hij zorgt ervoor dat ik nu graag voor Hem wil leven.’
Al met al, de vertaling van Vraag en Antwoord 1 die prof. dr. Van de Kamp ons hier biedt vind ik persoonlijk de meest erbarmelijke, anti-reformatorische overzetting die ik ooit gelezen heb. Ik hoop niet dat hij hiermee deze herschreven versie van een belijdenisgeschrift stiekem wil invoeren, al heeft het er wel de schijn van. Want in een ‘Begrippenverklaring’, door hem en Almatine Leene aan het einde van het boek opgenomen, wordt wel heel ver afgeweken van het onderwijs van de Heidelbergse Catechismus, als de schrijvers het begrip ‘Sacrament’ omschrijven als: ‘Een gewijde handeling in de kerk waarbij men gelooft dat God op een speciale manier aanwezig is. Voorbeelden daarvan zijn eucharistie/mis/avondmaal, doop en biecht.’ En zo worden hier de rooms-katholieke, de gereformeerde en de lutherse opvattingen op één hoop te grabbel gegooid. Hoe omschreef de Catechismus dit ook alweer? Zie daarvoor Zondag 25: ‘De Sacramenten zijn heilige en zichtbare waartekenen en zegelen van God ingezet…’
Samenvattend, in deze hoofdstukken wordt de Kerkgeschiedenis volgens mij behandeld en verhandeld niet op grond van een wetenschappelijke discipline. Ook blijkt er weinig juist verwerkte theologische scholing en visie uit. Heel veel komt hooguit onvolledig aan de orde; het lijkt erop dat hier en daar wat namen en gebeurtenissen bij elkaar gesprokkeld zijn en achter elkaar gezet. Is het omdat er eigenlijk geen zaken zijn weergegeven dat ook een zaakregister ontbreekt? Of de prijs redelijk is, weet ik niet, ik ben geen uitgever. Wel weet ik dat men voor dit bedrag beter een Kerkgeschiedenis uit een antiquariaat kan aanschaffen.
(H. Florijn)
Mijn vader was godsdienstonderwijzer
Dr. W. Verboom, Mijn vader was godsdienstonderwijzer. Herinneringen en een eerbetoon.
Uitgeverij De Banier, 105 pagina’s.
Prijs: € 13.95
Dr. W. Verboom schreef een boek over de geschiedenis van de godsdienstonderwijzers. Deze titel doet vermoeden dat het vooral over zijn vader gaat, ooit godsdienstonderwijzer te Rhenen, Culemborg en Kollum. Maar het is veel breder: het gaat veel meer over de geschiedenis van godsdienstonderwijzers en hun werk. Daarin behandelt Verboom ook de evangelisatieverenigingen in de negentiende eeuw en geeft hij een beeld van het werk van de godsdienstonderwijzers die in een evangelisatie of in een reguliere kerkelijke gemeente werkten. Daarnaast beschrijft hij ook de evangelisaties die betrokken waren bij de hervormdgereformeerde IZB (Bond voor Inwendige Zending op Gereformeerde Grondslag in Nederland).
Dat het werk van de godsdienstonderwijzer in de Ned. Herv. Kerk voor het voetlicht wordt gebracht is de meerwaarde van dit boek. Terecht spreekt dr. Verboom over een eerbetoon. Zij hebben veelal het werk van een predikant gedaan op afgelegen plaatsen, zoals in de veenkoloniën in Drenthe. Hun salaris was doorgaans niet zo hoog, maar hun toewijding om Gods Woord te verkondigen was er. De auteur geeft in kaderteksten ook herinneringen van zijn vader J. Verboom weer, wat een meerwaarde is voor dit boekje. Helaas heeft dr. Verboom niet meer materiaal opgenomen van onder ons bekende godsdienstonderwijzers zoals K. Asmus, L. Gebraad, A. de Redelijkheid, L. Verheul, en H.J. Schoonderbeek, om er maar enkelen te noemen. Wel treffen we biografische gegevens aan over de heer D.D. Konings, godsdienstonderwijzer te Putten, die in Hervormde gemeente Putten 31 jaar werkzaam was vanaf 1946. Hij heeft met 14 dienstdoende predikanten samengewerkt, onder meer naast ds. G. Boer, ds. L. Kievit en ds. Jac. van Dijk. Putten was een geslagen gemeente door de razzia in december 1944. Konings heeft maar liefst 150 pakketjes met persoonlijke bezittingen aan nabestaanden bezorgd.
De godsdienstonderwijzer – als arbeider in Gods koninkrijk – bestaat niet meer. De benaming komt in kerkordes niet meer voor. Thans zijn er kerkelijk werkers en evangelisten. Godsdienstonderwijzers hebben een bijzondere rol vervuld over een periode van ongeveer 120 jaar en het is daarom alleen al te waarderen dat dr. W. Verboom daar een studie aan gewijd heeft.
(J.P. Neven)
Gods genadewerk tijdens epidemieën
B. Hooghwerff, Een middel in Zijn hand. Gods genadewerk tijdens epidemieën.
Gebonden, 119 blz.
Uitgerij Den Hertog.
Prijs: € 14,90
Een bijzonder mooi boekje verscheen van de hand van B. Hooghwerff: Een middel in Zijn hand. Gods genadewerk tijdens epidemieën. Ons land kende in de negentiende eeuw een drietal perioden waarin de cholera – afkomstig uit Azië - rondwaarde.
Tijdens de eerste periode (1832-1833) kwam de cholera via een visserspink de haven van Scheveningen binnen. De ziekte verspreidde zich in korte tijd naar ’s-Gravenhage, Delft en Rotterdam. De cholera zag men vooral als een krachtig prediker. De auteur geeft via een aantal mannen van het Reveil de visie weer op deze epidemie. Zeer indringend was de Rotterdamse predikant A. de Vries in zijn brochure De cholera in Nederland, eene stem van God tot onze behoudenis. Hij benadrukte dat de cholera een stem voor ons is. Ze stoort zich niet aan quarantaines en voorzorgsmaatregelen. “Staan niet alle dingen in de hand van Hem die regeert?” Die stem Gods moet dan ook wel gehoord worden. Hij riep zijn landgenoten door deze preek uit de diepe slaap van zorgeloosheid. “De stem komt tot ons: Morgen zijt gij misschien ook al in de eeuwigheid.” Hetgeen de auteur van deze brochure weergeeft, is zeker toepasbaar op de omstandigheden waarin wij verkeren. Het is zelfs hoog actueel en ter harte te nemen.
Naast oordeel was er ook zegen. Er zijn namelijk opwekkingen te melden de plaatsen die getroffen worden, in Delft en Scheveningen, maar ook in Hoge Zwaluwe. En in Rotterdam zijn christenen die met het oog op Golgotha in vreugde ontslapen zijn. De tweede periode kent nog meer oplevingen in het kerkelijk leven. De uitbraak van 1848-1849 telde minder slachtoffers dan de periode daarvoor. Toch ook hier wilde de Heere de bediening van het Woord zegenen. In Tiel bijvoorbeeld brak de cholera uit. Daar werd de arbeid van ds. J.H. Donner gezegend. Er was honger naar het Woord. Ook voor diensten in zijn eigen Christelijke Afgescheiden gemeente te Ommeren was grote belangstelling. Ook in Strijen onder de prediking van ds. D. Bresser waren er na de uitbraak van de cholera velen die toegebracht werden. Ook hier gebruikte de Heere de roede om sommigen uit hun zorgeloosheid op te wekken en tot ware bekering te brengen.
Wulfert Floor schreef in een van zijn preken rond de laatste cholera-uitbraak in 1866-1867 dat het beste middel tegen de heersende pest is om te doen als de koning Hizkia in 2 Kronieken 29 vers 10.
Net als in de eerste periode was de uitbraak heftig en stierven er een meer dan 20.000 personen. Tijdens deze periode mocht ds. D. Bakker in Nieuw-Beijerland vruchten op zijn arbeid zien, waar hij in een schuur iedere avond optrad om het volk dood en leven, hel en hemel, rampzaligheid en gelukzaligheid aan te kondigen. Door de gebeurtenissen kwam in dit dorp een hele omwenteling.
De auteur maakte gebruik van diverse levensbeschrijvingen, preken en dagboeken om zo getuigenissen van Gods kinderen en knechten weer te geven. Dit boek over Gods genadewerk tijdens epidemieën is een aanrader voor jong en oud. Het laat zien dat wij moeten bukken onder Gods slaande hand en vluchten tot de enige Medicijnmeester voor alle geestelijke en lichamelijke kwalen.
(J.P. Neven)
Gewend gaarne te dorsen
N.a.v. H. Hille en J. Mulder Kzn., Gewend gaarne te dorsen. Uit het leven en werk van ds. P.J. Dorsman.Het boek kost e 14,50 en is te bestellen bij de heer J. Mulder Kzn., bij voorkeur per mail: j.mulder.kzn@kliksafe.nl of per telefoon 0522-461048. De verzendkosten zijn e 3,50, ook bij meerdere exemplaren. De delen over ds. D.Th. Keck en ds. P. Kruijt zijn te bestellen voor de aanbiedingsprijs van e 6.95. Verder is er een herdruk beschikbaar van het deel over ds. J. Bus voor € 14,50.
In de serie Jaren der eeuwen wordt aandacht geschonken aan predikanten die de Hervormde gemeente in Staphorst gediend hebben. Eerder zijn verschenen: Zwervers op aard (ds. J. Bus), Haar gerucht gehoord (ds. D.Th. Keck) en Een strenge geselroede (ds. P. Kruijt). Het vierde deel is Gewend gaarne te dorsen. Uit het leven en werk van ds. P.J. Dorsman.
Het boek is een aangepaste versie van Tot een scherpe dorsslede gesteld. Dit boek, geschreven door H. Hille, verscheen in 1998. Dat is dus alweer een aantal jaren geleden, en daarom is het goed dat er opnieuw iets over het leven en werk van ds. Dorsman verschijnt. Zijn naam leeft nog steeds in de herinnering van velen voort. De heer J. Mulder Kzn. heeft het boek aangepast en aangevuld. Ook zijn twee predicaties opgenomen
Treffend wordt in de eerste zin van hoofdstuk 1 een typering van ds. Dorsman gegeven: ‘Ds. Pieter Jan Dorsman was tijdens zijn leven een enigszins omstreden persoon. Werd hij aan de ene zijde door velen op handen gedragen, aan de andere kant werd hij door nog meerderen verguisd. Een en ander had vooral te maken met de standpunten die hij aanhing en met de prediking die hij bracht. Ds. Dorsman was een prediker van het heilig recht Gods. Sterk accentueerde hij de rechtvaardigmaking. Hij predikte een afsnijdende wet en de noodzakelijkheid om met God verzoend te worden.’
(A. Bel)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2021
Oude Paden | 64 Pagina's