Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘De eerste steen gelegd’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘De eerste steen gelegd’

11 minuten leestijd

Afgescheiden gemeentes kwamen in het begin samen in pakhuizen, schuren en werkplaatsen. Inmiddels zijn er vaak kostbare kerken voor in de plaats gekomen. Dat geldt niet voor de Oud Gereformeerde Gemeente in Elspeet. Deze komt samen in een zeer eenvoudig gebouw. Op een zwarte ingemetselde plaat naast de ingang lezen we de naam van het kerkverband. Terwijl daaronder een plaat is ingebracht met als tekst: ‘De 1e steen gelegd door beschermvrouwe Mevr. van Beuningen-Charlouis 1 juni 1970.’

We mogen duidelijk zijn: de twee platen met opschrift hebben niets met elkaar te maken. In 2011 werd de Oud Gereformeerde Gemeente te Elspeet, die in 2010 tot stand kwam, de wettige eigenaar van het gebouw dat voorheen als dorpshuis fungeerde en een oefenplaats was van de plaatselijke fanfare. Deze heeft het gebouw – dat voorheen Amicitia heette – verkocht aan de Oud Gereformeerde Gemeente. Albertina Eveline van Beuningen-Charlouis (1896-1981) was de beschermvrouwe van de muziekvereniging. Zij en haar man Daniël George van Beuningen (1877-1955) droegen de plaatselijke fanfare een warm hart toe en financiële middelen bij; echter niet het oudgereformeerde gedachtegoed. Dat gold wel hun voorgeslacht.

Samuel van Beuningen

We schrijven dan 4 april 1760. In de Westerkerk te Amsterdam hield toen timmerman Jan van Beuningen zijn zoon Samuel ten Doop. Deze Samuel van Beuningen (1760-1834) volgde na het gymnasium in Amsterdam doorlopen te hebben in Utrecht de theologische opleiding en werd achtereenvolgens predikant te Woudenberg (1782-1784), Oud-Beijerland (1784-1787), IJsselmonde (1787-1788), Hoorn (1788-1789) en Utrecht (1789-1832).

Van Beuningen was bevriend met Michiel Cornelis Vos, die hem in Woudenberg opvolgde en onder wiens bediening aldaar een geestelijke opwekking ontstond. De brieven waarin Vos dit alles en vele andere zaken uit zijn ambtelijk leven aan Van Beuningen berichtte, heeft deze laatste uitgegeven onder de titel Merkwaar-dig verhaal aangaande het leven en de lotgevallen van Michiel Christiaan Vos. Vos heeft dit geschrift echter nooit in handen gehad, want hij was net overleden toen het boekje van de pers kwam. Van Beuningen schreef in het voorwoord van de tweede druk die al spoedig nodig bleek: ‘Toen dit werkje in 1824 afgedrukt, het getal der voor Ds. Vos bestemde exemplaren verzonden; en het schip reeds op de rede van de Kaap aangekomen was, overleed zijn Eerwaarde, zodat de waardige man die exemplaren niet heeft kunnen ontvangen en dus de uitgave van deze zijn brieven niet heeft mogen beleven! Hij blijft desniettemin leven in de harten, daar velen dezelve met stichting en zegen lazen, waardoor de eerste druk van een talrijke oplaag dan ook geheel uitverkocht en deze tweede, door de nog steeds blijvende aftrek, noodzakelijk is geworden. De Heere gebiede ook daarover zijnen genadige Zegen!’

Oud-Beijerland

In zijn volgende gemeente Oud-Beijerland (1784-1787) maakte Van Beuningen het conflict mee tussen patriotten en prinsgezinden. Op 13 juli 1787 plunderden de Oranjegezinden - omdat er een legertje van 110 patriotten was opgericht - onder invloed van drank 36 huizen en winkels van patriottenaanhangers. Hele winkelvoorraden lakens, linnen en stoffen werden in de gracht gesmeten. Brood, boter, kaas, ham en spek lagen op de straten gesmeten als oud vuil, terwijl van sommige woningen de pannen van de daken waren afgeworpen. Door de opgetrommelde schutterij van Dordrecht werd de opstand ten einde gebracht. Er vielen daarbij twee doden uit de Oranjegezinden en één patriot. De kerkmeester (te vergelijken met tegenwoordig de voorzitter van de kerkrentmeesters) was ook patriot en kon de jaarrekening niet laten tekenen omdat het kerkgeld (fl. 370,-) door de Oranjeklanten was geroofd. Volgens de beschrijver van de kerkgeschiedenis van Oud-Beijerland was Samuel van Beuningen die in die tijd een beroep kreeg naar IJsselmonde, ‘blijde van zulk een oproerige gemeente afscheid te kunnen nemen’.

In de Domstad

Het verblijf in zowel IJsselmonde als de volgende plaats Hoorn was kortstondig, niet langer dan een jaar. Op 13 december 1789 deed Samuel van Beuningen intrede in de Domstad. Tijdens de periode dat hij in Utrecht stond, woonde daar ook Hermann Friedrich Kohlbrugge, die later predikant van de Vrije Gemeente te Elberfeld (Dld.) werd. Deze trachtte destijds lid te worden van de Hervormde gemeente, aangezien hij bij de Hersteld Evangelische Lutherse Kerk was afgezet als proponent omdat hij opkwam voor het absoluut gezag van Gods Woord. In de Nederlandse Hervormde Kerk te Utrecht was men echter bevreesd om deze ‘onruststoker’ als lidmaat aan te nemen.

Onder de Utrechtse predikanten was Samuel van Beuningen de enige die hem het lidmaatschap gunde, dit alles in overeenstemming met de preek die hij in Utrecht uitschreef naar aanleiding van zijn veertigjarig ambtsjubileum in 1829. Die preek ging over Psalm 27:9b: ‘Gij zijt mijn hulp geweest, begeef mij niet en verlaat mij niet, o God mijns heils.’ Hij zei toen: ‘Met de hulpe Gods aan mij verleend, ben ik ook al die jaren getrouw gebleven bij de leer onzer kerk, gegrond op de Heilige Schrift en vervat in de Formulieren van Enigheid. Ik heb die leer nooit bedekt, of met woorden naar de smaak des tijds geschikt, maar duidelijk en klaar, met woorden die voor elk verstaanbaar waren, voorgesteld…’

Beproevingen

Het leed is Samuel van Beuningen niet bespaard gebleven want in die jubileumpreek zegt hij ook: ‘Wat mijn huiselijke omstandigheden betreft, ik ben gedurende deze veertig jaren door het verlies van een aantal lieve betrekkingen, van een zeer dierbare echtgenote en van vier hartelijk geliefde kinderen, diep gewond en bitter bedroefd geworden, maar als ik nadenk hoe ik onder die zware beproevingen gesterkt en ondersteund ben, dan moet ik ook in dat opzicht uitroepen: “Heere, Gij zijt mij een hulp geweest, Gij hebt mij niet verlaten!”’

Van Beuningen toonde zich niet opstandig, ook niet ontevreden toen hij verder schreef: ‘En gelijk het mij, uitgezonderd deze beproevingen, in vroeger dagen nooit aan huiselijke genoegens ontbrak, smaak ik alsnog dezelve door de goede bestelling van mijn Weldoener, en heb hierin mijn tegenwoordige waarde echtgenote, die, waar zij maar kan, mij het leven zoekt te veraangenamen, ruime stof, om de goedertierenhe-den des Heeren in onderscheiden opzichten dankbaar te bewonderen; ja, wij genieten daarboven al wat wij zouden kunnen wensen, ten aanzien van een mij nog overgebleven lieve dochter, waarde schoonzoon en schoondochter, alsmede een zestal ons zeer dierbare kleinkinderen (…).’

Zijn eerste vrouw was op 54-jarig leeftijd overleden. Een van de kinderen die hem ontviel was Johannes Jacobus van Beuningen (1783-1813). Deze was predikant te Maartensdijk (1805-1810) en Harlingen (1810-1813). Hij overleed ten huize van zijn ouders te Utrecht als gevolg van wat toen de zenuwkoorts genoemd werd. In de Boekzaal der geleerde wereld staat namens de Hervormde gemeente Harlingen het volgende rouwbeklag: ‘Wij betreuren, met de bedrukte en in diepe rouw gedompelde weduwe, hare nog onnozele kindertjes en familie, den dood van onze Leeraar; een man van meer dan gewoone talenten, steeds volijverig in het werk des Heeren en die door zijn vriendelijke verkering, zich bij de Gemeente wist te veraangenamen.’

Laatste preek

In de laatste preek in 1833 die Samuel van Beuningen enkele maanden voor zijn dood in februari 1834 schreef en die hij niet meer kon uitspreken, vertrouwde hij aan het papier toe:

‘Het zij onze vurige wens dat daar het Woord des Heeren tot op deze dag onder ons verkondigd wordt, dat God ons bij de zuivere verkondiging van hetzelve beware. Dat wij niet alleen, maar ook onze kinderen en onze kindskinderen tot in het laatste nageslacht in dat goede mogen verblijden. Ja, dat het Woord des Heeren, het Evangelie van verzoening en heil, Zijn loop hebbe op de ganse aardbodem, en in de landen van de heidenen, die nog in dikke duisternis liggen, licht doe opgaan en daartoe ook de verspreiding van dat Woord onder de volkeren der aarde dienstbaar zij.’ Kinderen en kindskinderen had Van Beuningen hier op het oog, tevens richtte hij zich ook op de gemeenteleden in Utrecht en eventuele lezers: ‘Maar vooral zij het uw bede dat dit Woord, gelijk het door ’s Heeren genade vruchtbaar geweest is ter uwer vernieuwing, zo ook op den duur voor velen in uw midden een middel tot verlichting, tot geloof, tot bekering zij, een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft. En dat het tevens het middel blijve voor u en voor allen, die door dat onvergankelijke zaad wedergeboren zijn, tot besturing en opwassing in de genade, tot vertroosting en ter gemoedigde leiding naar de eeuwigheid.’

Dat waren overigens geen holle frasen. Het blijkt uit een brief die hij schreef aan zijn kleinkind Willem van Beuningen, van wie hij voogd was geworden na het vroege overlijden van diens vader Johannes Jacobus. Dat was naar aanleiding van een logeerpartij van Willem bij een oom. De dominee maande zijn kleinzoon tot grote voorzichtigheid rondom de waterkant omdat er kort daarvoor in Utrecht twee jongens waren verdronken. Van Beuningen schreef toen aan Willem, na allereerst over koetjes en kalfjes gehandeld te hebben: ‘Waag U toch nimmer te veel aan het water met te visschen of tot andere eindens, want ’t is wat te zeggen om net als die twee jongens onvoorbereid voor de Schepper te moeten verschijnen.’

Kleinzoon Willem

Deze Willem van Beuningen (1812-1899) is evenals zijn vader en grootvader predikant geworden en diende als zodanig de gemeenten Rossum (1839-1854) en Ameide en Tienhoven (1854-1882). Geestelijk trad hij niet in hun voetspoor, ondanks zijn publicatie Brieven over geestelijke goederen dat in 1863 verscheen. Dat was geen publicatie over het ‘allerhoogst en eeuwig goed’ maar over kerkelijke goederen. Toen deze Willem van Beuningen in 1854 door de moderne kerkenraad en collator werd beroepen, protesteerden 32 manslidmaten die zich niet konden verenigen met zijn moderne opvattingen. Gedurende de lange ambtsperiode dat Van Beuningen Ameide diende, belegde een deel van de gemeente eigen doordeweekse kerkdiensten in de timmerwerkplaats van Willem Verheij (1818-1890). Verheij was enkele jaren voor de komst van ds. Van Beuningen krachtdadig tot bekering gekomen en kerkte in de wijde omgeving zoals te Oud Alblas bij A.P.A. du Cloux en te Schoonrewoerd bij J.C. de Vijver. Samen met zijn plaatsgenoot Cornelis Terlouw richtte hij in 1864 een plaatselijke afdeling van ‘Vrienden der Waarheid in Nederland’ op. De belangstelling was zo groot dat de kerkenraad toestemming verleende om de kerk van Tienhoven (de kleinste van de ter beschikking staande kerken) te gebruiken om daar rechtzinnige predikanten uit te nodigen. Klaarblijkelijk heeft voorzitter en scriba Van Beuningen ook zijn fiat moeten geven. Hij liet echter in 1867 op de classis te Gouda duidelijk merken niets te willen weten van de mogelijkheid dat in plaats van het zichzelf aanvullen van de kerkenraad ook de mogelijkheid van inspraak uit de gemeente mogelijk zou zijn. Toen in 1869 die mogelijkheid toch synodaal geregeld werd ‘voorspelde hij met leedwezen zijnerzijds dat hoepmakers en mandenmakers hun plek in de kerkenraadsbanken zouden innemen’. Inderdaad geschiedde dit na Van Beuningens emeritaat en werden ook predikanten uit de gereformeerde gezindte aldaar beroepen. Willem van Beuningen vestigde zich na zijn emeritaat, in Utrecht, waar hij lid werd van de vrijzinnige Protestantenbond.

Havenbaron

Willems zoon Hendrik Adriaan van Beuningen (1841-1908) is geen predikant geworden maar kwam in de handel terecht. Hij was oprichter van de handelssteenkolenvereniging en behoorde in Utrecht tot de gemeenteraad. Verder had hij zitting in de Gedeputeerde Staten, terwijl hij ook lid was van de Tweede Kamer. Hij behoorde in Utrecht - evenals zijn vader - tot de Protestantenbond, waarvan hij zelfs erelid was. Daniel George van Beuningen (1877-1955) was weer een zoon van Hendrik Adriaan en werd wel ‘havenbaron’ genoemd omdat hij als directeur van de steenkolenhandelsvereniging de grootste werkgever was van de Rotterdamse haven. Hij liet in Elspeet de villa Noorderheide bouwen, die gelegen is tussen de dorpen Elspeet en Vierhouten. Kerkelijk leefde hij niet met Elspeet mee, al had hij als kunstverzamelaar wel kunst met religieuze onderwerpen in zijn villa hangen. Het is later naar het museum Boijmans-Van Beuningen gegaan. Te denken valt aan het schilderij ‘de torenbouw van Babel’ van de Vlaamse schilder Pieter Bruegel de Oude (1525-1569) en het een eeuw oudere ‘de drie Maria’s aan het graf’ van de schilder Jan van Eyck.

Van Beuningen was dus heel ruimhartig naar kunst, cultuur en sport. Vandaar dat hij de fanfare te Elspeet begunstigde en na zijn verscheiden deed zijn weduwe dat. Als zodanig werd zij de beschermvrouwe van het dorpshuis Amicitia dat thans in gebruik is als bedehuis voor de Oud Gereformeerde Gemeente. Niet geheel naar wens en wil waarschijnlijk van Albertina Eveline van Beuningen-Charlouis maar wel overeenkomstig de jubileumpreek van Samuel van Beuningen in 1829.


Honderd jaar geleden (1)

In 1948 verscheen het boek Herinneringen uit gesprekken en predicatiën van Ds. J. Fraanje: uitgesproken vanaf 1922 (…). Drie citaten worden er in deze aflevering van Oude Paden uit weergegeven. 17 augustus 1922

Soms lijkt het in het leven van een mens of niets in staat is hem te vernederen of zijn hart te breken. Oordelen, zegeningen, beproevingen of zware slagen, hij blijft onder alles zijn eigen weg volgen. Is dan niets in staat hem klein te krijgen? O, ja! Wat niets kan doen, dat kan de liefde Gods doen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2022

Oude Paden | 64 Pagina's

‘De eerste steen gelegd’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2022

Oude Paden | 64 Pagina's