Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jan Hasselman (1773-1860), de schrijvende schoolmeester van Aalst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jan Hasselman (1773-1860), de schrijvende schoolmeester van Aalst

13 minuten leestijd

Hij had predikant kunnen worden, en wilde dat ook graag, maar kreeg geen teken uit de hemel, en bleef dus schoolmeester en oefenaar. Toen hij het jaren later alsnog probeerde, werd hij afgewezen omdat de exegese van zijn proefpreek niet voldeed. Ik heb het over Jan Hasselman (1773-1860) uit Aalst. In deze bijdrage geef ik een kort portret van hem, mede op basis van de vijf boekjes die hij heeft geschreven.

Hasselman was een van de vele onderwijzers uit de negentiende eeuw die zich op het snijvlak van kerk en school begaven. Voor onderzoekers lijkt er op dit terrein nog veel winst te behalen. Figuren als Hasselman zijn door de beoefenaars van de kleine kerkgeschiedenis al her en der uit de schaduw in het licht geplaatst, en ook dr. C. Houtman heeft in verschillende opstellen gelijksoortige figuren geportretteerd. Aan de Vrije Universiteit en de Rijksuniversiteit Groningen wordt momenteel, onder leiding van Fred van Lieburg en ondergetekende, gewerkt aan de opbouw van een dataset over protestantse onderwijzers in de negentiende en twintigste eeuw die het op termijn mogelijk moet maken mannen als Jan Hasselman in een breder patroon te begrijpen.

Schoolmeester in Aalst

Veel biografische feiten zijn er over Jan Hasselman niet te achterhalen. Hij werd geboren op 21 april

1773 te Bruchem in de Bommelerwaard en op 25 april gedoopt. Zijn vader Laurens was timmerman. Het grootste deel van zijn leven woonde hij in het iets verderop gelegen Aalst. Op 15 mei 1860 overleed hij, 87 jaar oud. Op 13 november 1800 trad Hasselman in Zuilichem in het huwelijk met Geertruida Niclara Klop (1777-1858). Ze kregen acht kinderen, vijf dochters en drie zonen. Slechts twee daarvan hebben hun ouders overleefd.

Een van de zonen die op relatief jonge leeftijd stierf, was Laurens Wilhelmi (1804-1847), net als zijn grootvader actief als timmerman. De zoon van Laurens Wilhelmi, Egbert Cornelis Hasselman (1843-1920), ook timmerman, was gehuwd met de timmermansdochter Catharina Juliana Maria Sieben (1842-1893). 1 Zij emigreerden in 1867 naar de Verenigde Staten. ‘Juffrouw Sieben’ genoot in bevindelijke kringen enige bekendheid als brievenschrijfster met onder meer dominee Elias Fransen (1827-1898). Jan Hasselman zou zich omgedraaid hebben in zijn graf: zijn kleinzoon emigreren naar Amerika! Hij was daar, zoals nog zal blijken, een uitgesproken tegenstander van.

Jan Hasselman was in Aalst werkzaam als hoofd van de school. Wanneer hij die functie precies aanvaardde, is niet te achterhalen. In 1817 was hij in elk geval als zodanig werkzaam, want in dat jaar werd hij door de schoolopziener (inspecteur) genoemd als deelnemer aan een onderwijzersgezelschap in de regio, dat elke twee maanden bij elkaar kwam. Dat gezelschap werd ingesteld om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, oftewel ‘om zich te bekwamen in het waarnemen van den zoo belangrijken post van Onderwijzer der jeugd’. 2 Veel opleiding had de gemiddelde onderwijzer destijds immers nog niet genoten, dus enige training on the job was meer dan welkom.

Een van zijn zoons was enige tijd als ‘ondermeester’ werkzaam aan de school van zijn vader. 3 In 1838 beëindigde hij zijn werk op de school in Aalst. Gezien zijn leeftijd zal hij toen wel met pensioen zijn gegaan. 4

Conform het profiel van de protestantse onderwijzer in die dagen was Jan Hasselman behalve schoolmeester ook koster en voorzanger in de plaatselijke hervormde gemeente. 5

Oefenaar en proponent

In het kerkelijke leven vervulde Jan Hasselman een minstens zo vooraanstaande rol. Hij was in Aalst de gangmaker van de Afscheiding van 1834 en stond op goede voet met Hendrik Peter Scholte (1805-1868), een van de voormannen van deze kerkelijke protestbeweging die actief was in de Bommelerwaard. Hasselman, die in 1837 onder (hervormde) kerktijd ‘oefende’, scheidde zich formeel in 1837 af. Toen ontstond er ook in Aalst een afgescheiden gemeente, waarvan hij lange tijd ouderling was.

Scholte, die kennelijk talent in hem zag, stimuleerde de inmiddels 65-jarige Hasselman in 1838 op een classisvergadering om predikant te worden. Hasselman gaf aan ‘dat dit de wensch zijner ziele zoude zijn, als de Heere Zijnen wil hierin slechts klaarlijk mogt te kennen geven’. Hij volgde enige tijd een soort opleiding bij Scholte, die inmiddels in Utrecht stond, maar de examinering schoof Hasselman steeds voor zich uit. De schoolmeester uit Aalst worstelde duidelijk met zijn roeping. Op de classis in 1839 liet hij weten: ‘Dat indien hij niet meer gronden verkrijgt om het op hem uitgebrachte beroep als van God komende te beschouwen, als dat stuk papier waarop dat beroep uitgedrukt staat, hij daaraan niet genoeg zoude hebben om tot aanneming daarvan te besluiten.’ Van welke gemeente dit beroep kwam – als het al om een concreet beroep ging – is overigens niet duidelijk. 6

In 1844 liet Hasselman zich uiteindelijk voor een provinciale vergadering in Rotterdam examineren voor het predikantschap. In de beoordelingscommissie zaten onder meer de voormannen Anthony Brummelkamp en Albertus van Raalte. Hij stond er die dag samen voor met mede-kandidaat H.H. (Harm) Middel (1802-1882) – hun paden moeten elkaar later vast gekruist hebben toen Middel in Gorinchem predikant was. Hun proefpreken werden op die dag in 1844 echter afgekeurd. Hasselman beschikte volgens de commissie weliswaar over een gezond oordeel en ‘een geschikt redebeleid’, maar zijn voorafspraak voldeed niet en hij miste ‘de noodige kennis’ en ‘de noodige vatbaarheid in de verklaring der H. Schrift’. 7 Volgens dr. C. Smits is hij in 1850 alsnog toegelaten tot het ‘proponentschap’ en heeft hij wellicht als oefenaar nog dienst gedaan in de afgescheiden kerken. 8

Schrijvende schoolmeester

Hasselman publiceerde in de loop der jaren vijf door hem zogenoemde ‘stukjes’ bij J. van Golverdinge te ’s-Gravenhage. Zowel zijn eerste als zijn laatste pennenvrucht hebben de structuur van een preek, met een voor- en een nazang. 9 Ze onderstrepen daarmee de suggestie van Smits dat hij als oefenaar actief is geweest. Het eerste ‘stukje’, getiteld Godsdienstige verhandeling over Romeinen 12:12, 1 e lid kreeg een zeer positieve bespreking in De Reformatie, dat in deze jaren vrijwel uitsluitend door Hendrik Peter Scholte werd volgeschreven.

‘Weinige stukjes van den tegenwoordigen tijd lazen wij’, zo schreef De Reformatie, ‘waarin zoo zeer het geestelijke doorzigt der schrijvers zelve doorstraalde, als in deze geloofstaal van den Heer hasselman, die, schoon geen geördend Leeraar zijnde, onder de groote menigte der leerenden en predikenden in ons land, uitblinkt door de genade, die in hem werkt, en daardoor aan ieder die den Heere jezus lief heeft, dierbaarder moet zijn, dan zoo velen, wier hoofd en mond met de woorden liefde en waarheid werkzaam zijn, maar die van de genadewerking des Hemelschen Troosters vreemd zijnde, wel voor het natuurlijk gevoel der menschen, maar niet voor hunne spijsbegeerende zielen werkzaam zijn.’ 10

Verder publiceerde Hasselman een beschouwing over de viering van verjaardagen – de boodschap daarvan is wat onduidelijk, maar lijkt te zijn dat we gezien onze eindigheid daar niet te uitbundig mee moeten zijn – en leverde hij een bijdrage aan het debat over de legitimiteit van de Afscheiding van 1834. 11 Zijn meest opmerkelijke publicatie verscheen in 1847 en was getiteld Zedige bedenkingen omtrent het vertrek der geloovigen in Nederland naar Noord-Amerika.

Zedige bedenkingen

Hasselman uitte zijn bedenkingen in een tijd dat de emigratie naar de Verenigde Staten sterk in opkomst was. Uit heel Nederland trokken tussen ongeveer 1850 en 1914 zo’n tweehonderdduizend mensen naar Amerika. In deze emigratiegolf participeerde, naar rato van hun aandeel in de Nederlandse samenleving, relatief veel gereformeerden. Zij waren na de Afscheiding vatbaar geworden voor emigratie: als kleine luyden hadden ze het in economisch mindere tijden niet gemakkelijk en als afgescheidenen werden ze maatschappelijk niet voor de volle honderd procent geaccepteerd. Onder leiding van Albertus van Raalte werd Holland in Michigan gesticht en Hendrik Peter Scholte was de voorman van Pella in Iowa. Evenals in Grand Rapids ontstonden hier enclaves die decennialang een Nederlands en gereformeerd stempel droegen. 12

Van Golverdinge kondigde de Zedige bedenkingen in een advertentie aan als een weerlegging van ‘de aanprijzing tot landverhuizing’ van Scholte, Brummelkamp en Van Raalte ‘en bewijst tevens, dat deze weg geenszins als de welbehagelijke wil van God omtrent zijn Volk kan aangemerkt worden’. 13 Daarmee keerde Hasselman zich rechtstreeks tegen het boekje dat Brummelkamp en Van Raalte in 1846 uitgaven onder de titel Landverhuizing, of waarom bevorderen wij de volksverhuizing en wel naar Noord-Amerika en niet naar Java?

De Zedige bedenkingen vormen eerlijk gezegd een warrig betoog, het springt van de hak op de tak en heldere argumentatie ontbreekt. Er zijn in elk geval vier argumenten van Hasselman tegen emigratie in te ontdekken. Ten eerste kan het de duivel wel zijn, die de gelovigen aanzet tot emigratie. Hij kan zich immers als een engel des lichts voordoen, en ‘waarom zal men dan de mogelijkheid ontkennen dat hij welligt een’ zinnen betooverende leugen geest in Nederland doet uitgaan om alzoo de geloovigen tot ontrouw aan der vaderen God te verleiden’?

Ten tweede, en daarmee raken we de kern van Hasselmans verhaal, onze vaderen hebben in de zestiende eeuw een verbond met God gesloten. Hasselman doelt hier op de negentiende-eeuwse gedachte dat de Nederlandse Republiek een soort tweede Israël was. Ongeacht de huidige toestand van ons land is dat verbond nog steeds van kracht. Vanwege dat verbond hebben Nederlandse christenen een bijzondere relatie met hun vaderland. Het is daarom de vraag of zij dat land zomaar mogen verlaten. Verbreken ze dan niet eigenwillig het verbond? En als zij vertrekken, onttrekken ze zich dan niet bewust aan de oordelen van God over Nederland, terwijl zij daar als Nederlanders juist in behoren te delen? Horen zij zich niet te laten tuchtigen over de zonden van het volk?

En dan komt Hasselman met een Bijbelse analogie: de gelovigen die vertrekken, verlaten Immanuëls land, en zullen wellicht over een tijd met smart aan het Sion Gods in Nederland gedenken, zoals de Israëlieten in de gevangenis in Babel deden. Het blijkt dus ‘hoedanig de geloovigen in Nederland, als aan hun natuurlijk en geestelijk vaderland verbonden zijn. Banden door den God der natuur en der genade gelegd, die alleen door den H. Geest kunnen en mogen worden losgemaakt.’ Economie, demografie en gebrek aan maatschappelijke acceptatie zijn geen argumenten om te vertrekken.

Een christen die in Nederland woont is volgens Hasselman dus op bijzondere wijze aan zijn geboortegrond gebonden. Uit deze religieus gelegitimeerde bodemtheorie volgt een derde argument tegen emigratie. De echte Nederlandse christen, de ware gelovige, onderwerpt zich op lijdelijke wijze aan de weg die God gaat. Het volgende citaat maakt dit argument duidelijk: ‘Die regt bevindelijk kent en verstaat wat het is en wat het inheeft, zich onbepaaldelijk zonder eenig voorbehoud aan den souvereinen wil der hoogste Majesteit te onderwerpen en den Heere over hem te laten beschikken zoo als goed is in Zijne oogen, het moge dan met hem gaan zoo als het wil, dood of leven, zonder iets het minste van zich zelf daar tusschen te mengen dat in strijd staat met een volstrekt Gode zwijgen.’ Wie vlucht heeft geen geloofsvertrouwen! Hasselmans vierde argument luidt dat ook Amerika onder de zondeval besloten ligt, en ook daar kun je alleen door de Heilige Geest deel krijgen aan de zaligheid. ‘In welk opzigt Noord-Amerika ook eene nieuwe wereld kan genoemd worden, men moet echter toestemmen dat die benaming in het verband waarin men die doet voorkomen gevaarlijk is en een strik in den klaauw van den overste dezer wereld zou kunnen zijn, en daarom de Christelijke voorzigtigheid verbiedt in dien zin alzoo te spreken. Wat ook dat land aan het tegenwoordige Nederland mag vooruit hebben, dit is zeker, dat het een gedeelte uitmaakt van die plek grond, waarover de verdervende adem des Almagtigen geblazen heeft.’

Wat Scholte, Van Raalte en Brummelkamp van dit betoog vonden, is onbekend.

Juffrouw Sieben

De kleinzoon van Hasselman heeft in elk geval gewacht tot zijn grootvader was overleden voordat hij met zijn Catharina Sieben naar de Verenigde Staten emigreerde. Hoe het hem daar vergaan is, is niet bekend. Zijn echtgenote heeft er weinig opwekkende tijden beleefd. Ze zuchtte onder de ‘nieuwmodische godsdienst’, kon lange tijd geen kerk vinden waar haar bevindelijke ziel rust vond en was daarom aangewezen op de oude schrijvers en op de brieven die ze uit het vaderland ontving, onder andere van dominee Elias Fransen.

Amerika was voor haar bepaald niet het beloofde land en meermalen schreef ze in haar brieven terug te willen keren. Bij u, schreef ze aan Fransen, wordt een volk gevonden, ‘waarin de waarheid zuiverder bewaard wordt dan in Amerika, dit is volkomen waar en meer onderscheid tussen bekeerd en onbekeerd, hier is er geen scheiding tusschen’. 14

In haar bekeringsgeschiedenis Aanspraak en raad vroeg ze haar kinderen met klem om hun eigen kinderen Nederlands te leren. Het moet u een grote eer eer zijn dat u van ‘de Hollandsche natie’ afkomstig bent; niet omdat die mensen beter zijn, ‘maar’ – en hier lijkt juffrouw Sieben welhaast de Zedige bedenkingen van Jan Hasselman te parafraseren – ‘God heeft de Hollandsche natie verhoogd als een bizonder van God begunstigde natie’. Hij schonk onze voorvaderen zijn bijzondere genade in de vervolging en geloofsstrijd. 15

Besluit

Wat de leerlingen van meester Hasselman van al deze gedachtenspinsels hebben meegekregen, is niet bekend. Hasselman had zijn werkzame leven ook al grotendeels achter zich toen hij zich met de pen begon te roeren. Je zou ook kunnen zeggen dat hij zich als toenmalige ‘boomer’ na zijn pensionering heeft gewijd aan de kerk en zich daarbij als een wat sombere geest heeft laten gelden voor wie al het nieuwe verwerpelijk was, zeker zoiets als emigratie! In zijn argumentatie tegen volksverhuizing hing hij een religieus gemotiveerde bodemtheorie aan die hem doet kennen als een enorm liefhebber van zijn geboortegrond en de daarmee verbonden geschiedenis. Zijn ‘stukjes’ eindigde hij echter met een groter uitzicht: ‘Eindelijk, Strijdelingen! De onbegonnen en nimmer eindigende Waarheid, de Drieëenige-Verbonds God, zal u getrouwelijk leiden, door de duisternis tot het Licht, door den Strijd tot de Kroon, en door den Dood tot het Leven.’ 16


Noten

1 Data verkregen via genealogieonline.nl.

2 Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding (Leiden 1817) 502-503.

3 Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding (Leiden 1830) 164.

4 Jan van Brakel, ‘Korte geschiedenis van de openbare lagere school te Aalst in de periode 1800-1946’, Vier Heerlijkheden 14(1) (2016) 2-9.

5 C. Smits, De Afscheiding van 1834, eerste deel: Gorinchem en ‘Beneden-Gelderland’ (Oudkarspel 1974) 261.

6 Zie Smits, De Afscheiding van 1834, eerste deel.

7 Zie hiervoor de online, aangevulde editie van H.H. Middel, Eenvoudig verhaal van Gods menigvuldige reddingen uit de grootste noden (Houten 1983) door Stichting De Gihonbron te Middelburg 2020: https://theologienet.nl/ bestanden/middel-h-h-gods-menigvuldige-reddingen-en-kerkelijke-notulen. pdf

8 Smits, De Afscheiding van 1834, eerste deel, 330.

9 J. Hasselman, Godsdienstige verhandeling over Romeinen 12:12, 1 e lid (’s-Gravenhage 1836); idem, Gods bondvolk gelegerd te Gilgal. Overdenking over Josua 5:9 (’s-Gravenhage 1850).

10 De Reformatie 1836, 176-180.

11 J. Hasselman, Iets op de viering van geboortedagen (’s-Gravenhage 1836); De afscheiding der geloovigen van het hervormd kerkbestuur en genootschap in Nederland, getoetst aan het Woord Gods; en de voornaamste bedenkingen daartegen ingebragt, wederlegd (’s-Gravenhage 1841).

12 Zie Hans Krabbendam, Vrijheid in het verschiet. Nederlandse emigratie naar Amerika 1840-1940 (Hilversum 2006).

13 Advertentie Algemeen Handelsblad 29 september 1847.

14 C.J.M. Sieben, Verzameling van eenige brieven van Catharina Juliana Maria Sieben, overleden te Harvey in Amerika, den 3en april 1893, in den ouderdom van ruim 50 jaren. Geschreven aan E. Fransen, in leven leeraar bij de Gereformeerde Gemeente te Barneveld (Barneveld 1897; herdruk Ede 1980) 46.

15 C.J.M. Sieben, Aanspraak en raad van een moeder aan hare kinderen en pleegkinderen en den weg van hare bekering tot God (zesde druk; Gorinchem: Fa. Romijn & Van der Hoff, z.j.) 96. Zie over Sieben ook John Exalto, ‘Good Books for Bad Times: Reading Culture and Ethnicity in Dutch-American Reformed Pietism’ in: Robert P. Swierenga, Jacob E. Nyenhuis en Nella Kennedy (red.), Dutch-American Arts and Letters in Historical Perspective (Holland, MI 2008) 147-159, alsmede de door drs. A. Ros bezorgde bundels van Elias Fransen: Enige brieven van een kruisgezant en Brieven aan Veluwse vrienden (Barneveld 1993).

16 Hasselman, De afscheiding der geloovigen, 44.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2024

Oude Paden | 64 Pagina's

Jan Hasselman (1773-1860), de schrijvende schoolmeester van Aalst

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2024

Oude Paden | 64 Pagina's