Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Ik moet de zeilen inhalen, terwijl ik de haven begin te naderen’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Ik moet de zeilen inhalen, terwijl ik de haven begin te naderen’

Herdenkingsplechtigheden bij jubilea ds. L. Boone

14 minuten leestijd

Ds. Laurus Boone was lerend ouderling geweest in Borssele (1889-1890) en Krabbendijke (1890-1899) en predikant in Terneuzen (1899-1904). Hij was op donderdag 25 februari 1904 bevestigd als predikant van Sint Philipsland en in maart 1929 vloeiden drie viermomenten samen: 50 jaar getrouwd, 40 jaar prediker en 25 jaar predikant van Sint Philipsland. Een bijzonder herdenken. De kerkenraad had de kerk ter beschikking gesteld en de familie alle ruimte geboden om die dag te vieren zoals ze wilde. Ook de kranten gingen er op 15 en 16 maart breed aandacht aan besteden: een herdenkingsdienst op zondag 17 maart en een doorlopende receptie de hele vrijdag erna. We beperken ons tot twee bladen en citaten uit de herdenkingspreek.

In februari 1929 had niet dominees jubileum, maar de Siberische vorst de volle aandacht. De op twee na ergste koudegolf van de eeuw duurde van 11 tot 20 februari en de temperatuur zakte plaatselijk tot -20 graden. Het openbare leven en de verdiensten lagen stil. Begin maart was dat allemaal voorbij en de gemeente ging ondanks de malaise groots aandacht aan dominees jubileum besteden. Ook de kranten waren ingelicht.

De Zierikzeesche Nieuwsbode, 15 maart

De Nieuwsbode schetste dominees loopbaan met de volgende woorden: ‘Borssele - Krabbendijke - Terneuzen - Flipland. (…) Met een ijver en toewijding als was hij nog in de volle kracht des levens, trekt ds. Boone er week op week opuit om het Evangelie te verkondigen. De telkenmale volle kerk, wanneer ds. Boone ‘thuis’ preekt, getuigt dat de belangstelling voor zijn preken, ondanks zijn leeftijd, niet verflauwt.

Wij Fliplanders weten het allen, ds. Boones woord heeft in onze gemeente veel kracht. Ongetwijfeld weet hij dat zelf ook. En wat wij hier nog bíj weten is dit, dat hij van die grote kracht nimmer misbruik heeft gemaakt. In de uitoefening van zijn ambt is hij dominé in de volle zin des woords, maar daarnaast is hij mens. Een mens met zoveel eigenschappen, dat wij, behorende tot zijn kerkelijke richting of niet, hem slechts node zouden zien vertrekken. In de 50 jaren van zijn huwelijksleven is hij niet voor rampen gespaard gebleven. Hij heeft ze waardig weten te dragen.’

Algemeen Handelsblad, 16 maart

Het Algemeen Handelsblad van zaterdag 16 maart berichtte onder het thema: ‘Als een trouwe herder en bisschop’. ‘Ds. Boone - in Zeeland in de wandeling gemoedelijk Lauw Boone genoemd - neemt in het kerkelijke leven van ons vaderland een merkwaardige plaats in. Hij is dan ook ‘singulier in alles’, zoowel naar het uiterlijk als wat betreft zijn geestelijke qualiteiten. Wie hem, zijn welhaast 70 jaren ten spijt, nog statig en rechtop op den kansel ziet verschijnen, zal allereerst door het merkwaardig uiterlijk getroffen worden. En wie den man - gelijk ieder die veel in Zeeland reist wel eens overkomen zal zijn - op een of ander Zeeuwsch station uit den trein ziet stappen, dien zal het niet dadelijk duidelijk zijn, of hij in dezen zonderlingen mensch in kuitbroek en met zwarte steek en witte bef, het laatste exemplaar van het plaatselijk lijkdienaarsgilde of een achttiende-eeuwschen dominee redivivus [opgestaan of herrezen, JMV] heeft te eerbiedigen. Heeft hij het geluk een oud-gereformeerden medereiziger in de coupé te treffen, dan zal hij spoedig begrijpen dat de gekuitbroekte man de bij zijn kudde hoog vereerde ds. Boone is.

Die kudde is er een, zoals geen tweede predikant in ons land de zijne kan noemen. Want zij woont verspreid over 22 gemeenten, de meeste in Zeeland en Zuid-Holland, maar ook zelfs in Utrecht en Gelderland, en als een trouwe herder en bisschop bezoekt de grijze voorganger zijn 22 gemeenten met een getrouwheid, die menig jongere tot voorbeeld strekt. Maar de predikant is er dan ook een, die zijn wedergade niet vindt. Hij is begonnen als boerenarbeider en voelde zich achter den ploeg door God geroepen om van Hem te getuigen. Zonder schroom of aarzeling gaf de jeugdige landbouwersknecht aan die inwendige roepstem gehoor. Den jubilaris zal het op zijn feestdag niet aan hartelijkheid van de zijde zijner getrouwen ontbreken.’

Inleiding herdenkingsdienst

Dominee begon zijn herdenkingspreek op zondag 17 maart met een inleiding over 1 Samuel 7 vers 12: ‘Samuël nu nam een steen en stelde dien tusseb Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-Haëzer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft ons de heere geholpen.’ Hij besloot die inleiding met de volgende woorden: ‘Geliefde gemeente, laat ik wat nader komen tot het oogmerk mijner predicatie, tot mijn bediening in de gemeente. Ook ik mag wel zeggen: Eben-Haëzer, tot hiertoe heeft de Heere geholpen. Mozes en de kinderen Israëls hadden iedere vijftig jaar een grote verzoendag. Zij bliezen met de bazuinen en riepen vrijheid uit in alle landen. Dat was een jubeljaar. Ook ik spreek thans van een jubeljaar, dat wij mogen beleven.

Ruim veertig jaar ben ik reeds bedienaar des Woords en ik ben vijftig jaar in de huwelijkse staat verenigd met Pieternella Roozendaal. Uit dit huwelijk zijn elf kinderen geboren, waarvan er vijf zijn opgeroepen door de dood. Een van bijna één overleed te Schore, een van drie jaar te Krabbendijke, een getrouwde van 25 jaar te Rilland Bath en twee getrouwden, een van 24 en een van 42 jaar hier te Sint Philipsland. Mag ik dan niet zeggen met de man uit het snarenlied van de koning David: ‘O God, Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw lof.’ Och wat een worstelingen zijn er in dit leven, met tegenheden, met smaad, met verachtring, met verliezen. En ook ik ben een mens met struikelingen, maar er is altijd een vasthouden geweest van de grondstukken des Woords en der geloofsbelijdenis, om uit de zuivere Fontein te putten en uit de heilige Bijbel te lezen.

Tot hiertoe ben ik getrouw geweest in het vermanen en waarschuwen. Ook zijn er veel grote dingen klein geworden en veel kleine dingen groot. Ik ben niet meer zo sterk als dertig jaar geleden. Ik ben nu 68 jaar en het is veertig jaar geleden dat God mij uitzond om het Evangelie te verkondigen. Ik had al een tijd gesproken eer ik met deze gemeenten verenigd was. Ik moet de zeilen inhalen, terwijl ik de haven begin te naderen. En dit zeg ik temeer broeders, omdat de tijd voorts kort is. Ik heb niet te klagen, dan alleen over mijn ellende en struikelingen, en dat ik met al het prediken, catechiseren, vermanen en waarschuwen niet veel gevorderd ben. Ik heb van uw ergernissen en onwetendheid weleens smart. U hebt mij nu 25 jaar voor uw aangezicht zien uit- en ingaan en ik ga op 98 onderscheidene plaatsen prediken. Dit moet ik zeggen, allemaal, arm of rijk, in het uitwendige zijn ze allemaal best voor me. Ik heb niet behoeven te zuchten voor het uitwendige, o neen, u hebt mijn zwakheden verdragen tot hiertoe.’

Herdenkingsdienst

Tekst voor de prediking was Psalm 71:15-18: ‘Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, den gansen dag Uw heil, hoewel ik de getallen niet weet. Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren heeren: ik zal Uw gerechtigheden vermelden, de Uwe alleen. O God, Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen. Daarom ook, terwijl de ouderdom en de grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht.’

Dominee besloot zijn preek met een persoonlijk woord. ‘David wilde zeggen: verlaat mij niet in de dag van mijn ouderdom. Hij roemde Gods goedertierenheid, want hij was zolang gedragen, bewaard en gespaard en had Gods Kerk zolang beschermd en gesticht. En terwijl Absalom tegen hem opstond vanwege de troon, kwam er bij hem een schudding en een moedbeneming zodat zijn geloof en hoop op Gods beloften bestreden en aan het wankelen raakten.

Verlaat mij niet lichamelijk … geef mij niet over aan mijns vijands begeerte en verwerp mij niet uit Uw huis in de tijd van mijn ouderdom. Verlaat mij niet geestelijk met Uw verlichtende, heilige bewaring en vertroostende genade, maar integendeel, bewaar mij in het geloof, maak mij getrouw tot de dood toe. Neem Uw Heilige Geest niet van mij weg, verlaat mij niet door de verdorvenheid van mijn natuur, die nog in mij is. Het verdorven vlees zou de Geest kunnen overstelpen, als U, heere, mij niet ondersteunde. Eenmaal hebben de gebeden van David, de zoon van Isaï, een einde en ook mijn gebeden zullen eens een einde nemen.

Zo zie ik, gemeente, dat ook mijn jaren vorderen, al achtenzestig jaar. Afgesloofd van kerkdienst, door goed gerucht en kwaad gerucht, door eer en oneer, door spot en laatdunkendheid. Van buiten vrees en van binnen omkomen en schipbreuk lijden. En zo veertig jaar in de bediening, hoe wonderlijk is Hij. O, dat ik het voor God krijg te verliezen en dat de Heere het krijgt te winnen; dat ik maar ongelijk krijg en God gelijk krijgt.’

Toepassing

Ds. Boone sprak in de toepassing: ‘Zo gemeente, staan wij nog tot op deze dag. Wij hebben zo vijftig jaar in de huwelijkse staat samen geleefd, door zuur en zoet en met grote schuld. ’t Was niet alles heilig, ’t ging niet alles op rozen. En dan zo veertig jaar in de bediening. Daarvan ben ik twee jaar in Borssele geweest en negen jaar in Krabbendijke. Daarna ben ik op de classisvergadering te Middelburg onderzocht naar roeping en bekering en naar de grondstukken der waarheid en geloofsbelijdenis door ds. D. Janse, Beversluis en Ingelse en met de classis die daar was. Na gedaan onderzoek, volgens de synode van 1618-1619 als dominee op Artikel 8 toegelaten en beroepbaar gesteld.

Later kreeg ik een beroep van Terneuzen en heb dat aangenomen. Ik ben daar op tweede kerstdag van het jaar 1899 bevestigd door ds. Janse als herder en leraar der gemeente en ik deed die avond mijn intree uit Psalm 126 vers 5 en 6. Ik heb daar vier jaar gearbeid in het Evangelie. Daarna ben ik beroepen te Sint Philipsland, waar ik nog heden sta, nu al 25 jaar ga ik voor uw aangezicht uit en in. Veertig jaar geleden ben ik hier voor het eerst opgetreden als oefenaar. Ik was toen ouderling in Borssele en nu 25 jaar als uw herder en leraar. En tevens bedien ik er nog twintig gemeenten bij. ’s Zondags preek ik driemaal en meestal nog viermaal in de week. Daarom, terwijl de ouderdom en de grijsheid daar is, verlaat mij niet, o Heere. Ik ben al die tijd niet ongezegend geweest en er zijn er nog waar de Heere mij als middel voor heeft willen gebruiken. U hebt veel in mij verdragen, terwijl ik een mens ben met veel gebreken. Maar tot nog toe, heere, verkondig ik Uw wonderen. (…)

O waarde gemeente, o Jeruzalem, Ik heb wachters op uw muren gesteld, die al de dag niet zwijgen zullen. Juist in de woestijn werd de koperen slang verhoogd voor hen die door de slang waren gebeten. En ach, mochten wij het nog eens beproeven om met alle bekommerde zielen op de knieën te komen en daar ootmoedig smeken en wachten op een genadige uitstorting van de Geest des geloofs.

Mogelijk zal de Heere het beschikken dat deze verhandeling nog gelezen wordt door samengedrukte en ongetrooste zielen, die dan weten dat voor hen menige traan gestort is voor hun zaligheid en dat wij zonder ophouden voor hen onze knieën buigen. Och, dat de eeuwige genade nog eens losbrak om de gesloten deuren en grendelen des harten los te maken. En dat zij als de duiven, die nog nooit ware rust voor het hol van hun voet gevonden hebben, eens mochten ontvlieden door de gezegende Noach, door het open venster van de ark der genade tot die gezegende Koning. Zo dan, gemeente, Eben-Haëzer, tot hiertoe, en dat dan de beste tijd nog komen zal, daar wij toch niet zonder hoop zijn om eenmaal in te gaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God. Als wij daar mogen komen, zal het alleen zijn door Hem, Die ons heeft liefgehad.

En zo alle ouden van dagen, onze grijze haren duiden aan dat wij zijn als de rijpe korenaren. Ze buigen zich neer en roepen de landman toe: ‘Snij mij af, want ik ben rijp geworden.’ O, dat wij niet onbekeerd sterven.

En gij, mannen en vrouwen in de kracht van hun leven, ook daar gaat de zeis des doods door. Wat zal het zijn? ’t Is buiten of binnen, ’t is boven of onder, ’t is iets of zonder.

Jongelingen en jongedochters, zowel doopleden als catechisanten, uw melkvaten zijn nog vol leven en kracht, maar ook daar gaat de zeis des doods door. Velen worden afgemaaid; het gaat naar zo’n grote eeuwigheid. Vliedt de begeerlijkheden der jonkheden en streef naar rechtvaardigmaking, want de jeugd en de jonkheid is ijdelheid. Nu, de Heere God geve en schenke het; dat is mijn wens en bede. We zingen Psalm 118 vers 1.’

Doorlopende receptie

De vrijdag erna was de dag van felicitaties, cadeaus en toespraken, en dat allemaal in het kerkgebouw, want van een zalencomplex was geen sprake. Het gouden paar stapte even na negen uur wat gespannen de kerk binnen, want alles was onbeschreven en ongewoon. Om tien uur schuifelden de eerste gasten binnen, direct gevolgd door burgemeester en wethouders. Om elf uur drongen hordes schoolkinderen de kerk binnen, die dominee en mevrouw de hand drukten, iets aardigs probeerden te zeggen en als dank hiervoor met een verrassing, een stuk chocola en een sinaasappel, na een uurtje verrukt naar moeder stoven om te zeggen hoe geweldig het was.

Rond de klok van twaalf hield ouderling Willem Blaak een toespraak en bood het paar namens zijn gemeente Nieuw-Beijerland een boekenkast aan. Dominee was er stil van toen hij een deel van zijn leven de revue hoorde passeren en hij dacht aan veel van vroeger terug. Aan vijftig jaar geleden, toen hij uit vaders platte portemonnee zijn bruiloftsgasten slechts een kale kop koffie kon aanbieden. Alleen zijn broer Marinus leefde nog, de andere twaalf broers en zusters waren weg, net als Pietjes familie, alles weg. Evenals vijf van hun kinderen. Weg.

De hele middag spoelde een constante stroom van hartelijkheid en spontaniteit door de kerkruimte, een komen en gaan van mensen uit alle lagen en kerkgroeperingen: vrienden, belangstellenden, afgevaardigden, oude en nieuwe bekenden met warme wensen, leuke attenties, grote cadeaus, goede boeken en volle enveloppen.

De mensen moesten maar begrijpen dat de Boones niet alles direct konden uitpakken en dat voor een kolossale cadeautafel geen plaats was. Intussen kwam van alles los: vergeten herinneringen en mooie verhalen van vroeger. Receptiegangers van ver, die ze soms maar nauwelijks kenden, wensten hun alle goeds en alle zegen, spontaan en welgemeend, soms zakelijk, soms geestelijk, soms allebei.

De Zeeuw, 28 maart

Een verslaggever van De Zeeuw versloeg de avondbijeenkomst: ‘Om 7 uur was het kerkgebouw totaal vol, terwijl velen zich met een staanplaats tevreden moesten stellen. Naar schatting waren plm. 1000 mensen aanwezig om van hun belangstelling blijk te geven. Het waren niet alleen mensen van zijn kerkelijke gemeente, nee, in waarheid, heel Flipland was opgekomen om de jubilaris te huldigen. Verschillende sprekers voerden het woord en de lerend-ouderlingen Ariesen van Veenendaal en Vijverberg van Rhenen mediteerden over de koninklijke bruiloft van Matthéüs 22. Het was een dag om nooit te vergeten, het herinneren en herdenken kon niet op.

Ds. Boone dankte namens vrouw en familie alle sprekers en aanwezigen voor hun aangename woorden en merkte op dat hij wel wist in Sint-Philipsland vrienden te hebben, maar dat de gemeente als één man hem deze dag tot een onvergetelijke zou maken, had hij niet durven hopen. Door de Chr. Zangvereeniging, onder leiding van dhr. D. Verwijs, werden enkele liederen toegezongen, o.a. twee verzen van psalm 134.

Hiermee was het officiële gedeelte afgelopen. Voor ds. Boone en zijn vrouw in het bijzonder, maar zeer zeker ook voor de familie en de talrijke vereerders van ds. Boone, is het een dag geweest om nimmer te vergeten. Op eenvoudige, waardige wijze is de zo beminde voorganger gehuldigd. Zeer velen lieten hun felicitaties vergezeld gaan van het aanbieden van waardevolle cadeaux. De kerkenraad te St. Philipsland schonk de jubilaris nieuwe ambtskleding, terwijl verscheidene aanwezigen een gesloten enveloppe offreerden.’

Geen ‘krantphoto’

De herdenkingen werden besloten met een vierdelige artikelenserie in De Zeeuw van 3, 4, 5 en 7 juni. De Goese oudheidkundig medewerker A.M. Wessels had dominee wat gegevens gevraagd en die had gehoorzaam en gewillig meegewerkt. Boone had in vroeger jaren al wat uit zijn leven opgeschreven, maar stuurde dat niet op en citeerde er ook niet uit. Hij hield het simpel. Buitenstaander Wessels had ook andere buitenstaanders over Boone laten praten en publiceerde alle gedachtespinsels en fantasieën zonder overleg en zonder finaal akkoord van Boone. Daardoor stonden de artikelen vol aannames en missers, die de bron vormden voor nieuwe onvolkomenheden in vervolglectuur, boeken en kerkbladen.

Wessels had dominee ook gevraagd of hij zijn serie mocht aankleden met de bekende foto van hem in ambtsgewaad, maar Boone liep er niet warm voor: ‘Zijn eerwaarde is daar niet voor te vinden, zoodat wij zijn wensch eerbiedigende, dit nalaten.’ Boone kende de arglistigheid van het hart, de trek naar mensverheerlijking en wilde geen portret voor een ongrijpbare en gemêleerde lezersgroep. Hij was niet tegen herdenken, maar wel faliekant tegen een domineescultus. Daarom in de krant geen landelijk decor met een ervoor poserend onverzettelijk prediker. Zo vermeed hij juichende brieven van lovende en prijzende bewonderaars die speciaal voor hem een portretlijstje hadden gekocht om hem uitgeknipt te pronk te zetten: op de schoorsteen, de kast, de werkbank of het aanrecht. Hem. Nu dat eindelijk eens kon. Overal Lauw Boone. Als klapstuk van de herdenkingen. De gelauwerde Lauw.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2024

Oude Paden | 64 Pagina's

‘Ik moet de zeilen inhalen, terwijl ik de haven begin te naderen’

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2024

Oude Paden | 64 Pagina's