Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven van ds. J. Bus aan zielsvrienden in Kockengen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven van ds. J. Bus aan zielsvrienden in Kockengen

12 minuten leestijd

Ds. Jan Bus (1884-1955) was de huisvriend van zijn ouders. Prof. dr. J.A.B. Jongeneel heeft om die reden deze predikant van nabij gekend. Als kind maakte hij de doop van zijn broertje door ds. Bus mee en was hij aanwezig bij de afscheidsdienst te Kockengen. En nu publiceert Jongeneel een dertigtal brieven die de predikant tijdens zijn dienstwerk in Staphorst en na zijn emeritaat vanuit Zuidlaren aan zijn ouders en het echtpaar Van Dijl-Kok schreef. Het geeft een inkijkje in het leven van deze bevindelijke predikant, maar geeft ook zijn kijk weer op deze omvangrijke gemeente.

Mens, gelovige, predikant en vriend

Ds. Jan Bus diende de Hervormde Gemeente Kockengen van 1940 tot 1944. Daarvoor was hij predikant in Enter, Ouddorp, Vreeswijk en Wouterswoude. Als hij vertrekt uit het Utrechtse Kockengen ontstaat een correspondentie met het echtpaar Jongeneel-de Groot en Van Dijl-Kok. De heer Jongeneel is gemeentesecretaris te Kockengen. Prof. Jongeneel schrijft dat men uit de gevoerde correspondentie ds. Bus goed leert kennen als mens, als gelovige, als predikant en als vriend. Daarnaast wordt vermeld dat ds. Bus rake opmerkingen maakt over personen en zaken. ‘Zijn waardeoordelen blijven geheel voor zijn rekening’, schrijft de samensteller van de brievenverzameling. Zeer interessant zijn de bevindingen over de Hervormde Gemeente Staphorst, die in september 1943 vacant is geworden door het vertrek van ds. D.Th. Keck wegens emeritaat.

Eerste ervaringen in Staphorst

Van Kockengen verhuist ds. Bus dus naar Staphorst. Toch zag de predikant hier tegen op. Op 3 juli 1944, kort na de verhuizing, schreef Bus aan het echtpaar Jongeneel: ‘Mijn vrouw zei donderdags nog tegen me: “Ik geloof dat jij al maar door hoopt, dat de verhuizing, en dus ’t vertrek naar Staphorst, niet doorgaat.” Nu, ’t is waar, ik zag ontzaglijk tegen alles op: een nieuwe gemeente, en dan zo grote! Voorts, de opvolger (worden) van ds. Keck; en naar ik hoorde in Staphorst ‘hoekige’ mensen. ’t Is treurig genoeg: maar vanuit het vlees, ja, dan wenste ik ook in die laatste tijd, dat er van de hele verhuizing maar niets terechtkwam. Doch, ik moest blijkbaar (gaan).

‘En nu’, vervolgt de nieuwe Staphorster predikant, ‘zijn bevestiging en intree al weer zo’n tijd achter de rug, en preekte ik reeds twee zondagen. En dat met overstelpende opkomsten. Gisterenmiddag had ik doopbediening, negen kinderen. Preken, zo merk ik, mag ik hier gemakkelijk doen; maar voor ’t lichaam is het slopend. De kerk is veel te klein voor de gemeente. Een uur voor tijd beginnen ze zich reeds op te stellen. Gisteren gingen om 2.30 uur de deuren open; maar welk een ontzaggelijke schare stond er toen reeds voor (de kerkdeur). De kerkenraad heeft acht leden: vier ouderlingen en vier diakenen, allen mensen die de naam hebben dat er wat anders in ligt.’

Staphorst is een enorme verandering voor het echtpaar Bus, qua cultuur en grootte van de gemeente. Aan het echtpaar Van Dijl schrijft ds. Bus op 18 juli 1944, dat hij onder het volk nogal verschillende legeringen ontmoet. ‘Maar ik ben er nog te kort dan dat ik er al iets van zou kunnen bezien. Er is hier nu een vrouw van een ouderling die jarenlang op de gezelschappen kwam, maar steeds nogal gemakkelijk alles kon aannemen. Die vrouw is reeds 73 jaar oud. En nu is die vrouw in eenmaal volslagen in de duisternis. Ze is dag en nacht benauwd. Ze vreest zichzelf steeds bedrogen te hebben, en dat het nu niet meer voor haar kan. Het is achterna te zien hoe dit zal aflopen. Ik denk dat er, in de loop van de tijd, wel meer van zulke gevallen zich hier zullen voordoen. Want het lijkt me toe, dat hier maar veel op ’t gevoel geleefd wordt. En dat zó, dat men alles wat men voelt ook voor waarheid houdt. Nu, ge zult het met mij eens zijn, dat dit niet altijd doorgaat. Ik druk het vaak zó uit: er is geen geloof zonder gevoel, maar er kan veel gevoel zijn zonder waar geloof.’

In een brief van 17 augustus 1944 aan de heer Jongeneel schrijft ds. Bus opnieuw dat zijn nieuwe gemeente zeer omvangrijk is en veel van zijn krachten vergt. Hij schreef: ‘Mijn post is hier zwaar voor lichaam en geest, maar ik mag kennelijk waarnemen dat ik gesterkt word. De opkomsten zijn ontzaglijk: ’s morgens en ’s middags in de kerk met 850 plaatsen bomvol, middenpaden en kerkportaal alles even vol. De kerk is véél te klein voor zo’n grote gemeente. Er zitten hier meerdere gefundeerde christenen, die ook aan de pastorie komen. Van de morgen tot de avond ben ik in touw, tot soms zaterdags toe. Deze week leidde ik reeds mijn zevende begrafenis.’

Oorlogsomstandigheden

In dezelfde brief doet ds. Bus verslag van twee recente overvallen: ‘Eén keer op de postwagen, overdag, op een eenzame weg niet ver van (hier) achter de pastorie. Vier mannen, uit een auto gekomen, overvielen een koetsier, die iedere dag met paard en wagen de post naar Meppel brengt en van Meppel haalt. Alles geroofd! En nu pas ’s nachts. Er zijn hier zeven marechaussees die om (de) beurt de sleutels van secretarie en kluis bewaren. ’s Nachts kwam er bij een jonge, roomse politieman die toen de sleutels had, een auto voor; die politieman gaf dadelijk de sleutels. De bewaking op ’t gemeentehuis was in een ogenblik overrompeld, de kluis geopend, en alles gestolen. De politieman, die blijkbaar in ’t complot was, is daarna, met medeneming van zijn wapens, in burger, met die heren in de auto vertrokken en (is) nu zoek.’

In dezelfde brief beschrijft ds. Bus de beschieting van een locomotief bij het station Staphorst, waar de trein uit Roosendaal naar Groningen tegen één uur ’s middags bleef staan. ‘Alle reizigers eruit. En toen kwamen de jagers. In volle vaart scheerden ze een- en andermaal over pastorie en kerk, schietende, zodat ik in de hoge bomen rond de pastorie de bladeren eraf zag vliegen. ’t Was een ogenblik ontzettend. De locomotief is geheel van kogels doorzeefd, en ook nabije huizen. Gelukkig geen doden en gewonden, daar alle mensen in kelders en in ’t veld, in sloten en greppels gevlucht waren. Vannacht en vandaag de overvalwagen van de Grüne Polizei op ’t dorp, om jonge mensen op te pakken. Een speurhond hadden ze bij zich, die ’t land werd ingestuurd. Maar de waarschuwingsdienst schijnt hier goed in orde (te zijn). Dit schrijf ik vertrouwelijk. Want ’s nachts en vandaag waren alle jongens gevlucht, zodat ze niemand gekregen hebben. Ze zitten hier zó in vrees, dat van ’t jonge volk vannacht vermoedelijk niemand in huis (is), En op zondag durven ze niet naar de kerk (te gaan). Ook de overtrek van Engelse-Amerikaanse vliegtuigen over Staphorst is ontzaglijk. Gisteren gingen er ca. duizend over, onophoudelijk in groepen van 35 à 40 niet erg hoog. Ook terug namen ze de weg door de lucht hier, wat weer met luchtgevechten gepaard ging, één zo hoog in de lucht, boven de wolken, vlak boven de pastorie. En ook vannacht gingen ze in groten getale. Ja ’t zal wel steeds erger worden.’

Bevrijding van Staphorst

In een ongedateerde brief – waarschijnlijk uit mei 1945 - aan het echtpaar Jongeneel, schrijft ds. Bus over wat hij noemt een verkeerde en onverantwoorde tactiek van de Canadezen om een paar tanks op Staphorst af te sturen en vervolgens weer te vertrekken. Dit, terwijl de naaste omgeving, Meppel en andere dorpen nog in Duitse handen was. ‘Dit heeft Staphorst een paar doden, één hotel en 17 boerderijen gekost, welke alle op vrijdagnamiddag 13 april in brand geschoten zijn door enige Duitse tanks, die, terwijl er geen Canadezen in genoegzame (getale) aanwezig waren, naar het dorp gekomen waren. De Duitsers waren reeds in de buurt van pastorie en kerk, toen de Engelse tanks kwamen opdagen en de andere vertrokken. Wij hadden ons met enige have en goed achter in de tuin opgesteld. Waar ik mij, om een bepaalde reden, op de weg vóór de pastorie begaf, werd op een afstand van ca. 2 kilometer een mitrailleur op mij afgeschoten en suisden de kogels langs me en in de heg, zodat ik, niet getroffen zijnde, als door een wonder Gods gespaard bleef, om, door de tuinen van de buren heen, weer in eigen tuin te komen.’

Ds. Bus schrijft nog dat hij ook na de oorlog Gods oordelen verwacht: ‘En verder, wat zal het ook nu zijn? Ik mag, voor mijzelf, daar een gezicht in hebben en óók Gods lieve volk hier. Alles in het oordeel. Ds. Keck, die op 25 januari in Tilburg, na een langdurig ziekbed, de eeuwige rust is ingegaan, heeft na de bevrijding, vóór zijn dood, nog wenend uitgeroepen: “Arm Nederland zonder God!” Met welke oordelen de Heere nu komen zal, niemand die het weet; maar komen zullen ze.’

In een brief aan de familie Van Dijl schrijft ds. Bus wat uitgebreider over het sterven van ds. Keck: ‘In september 1944 moest hij uit Heteren waar hij bij z’n dochter was, evacueren naar Tilburg. Daar bestierde de Heere het zo, dat hij bij vrienden terecht kwam. Hier heeft hij een langdurig ziekbed gehad, totdat hij op 25 januari 1945 de heerlijkheid inging. Hij mocht gedurende zijn ziekte telkens ervan getuigen wat zijn grootste smart, en wat zijn grootste vreugde was. Ook heeft hij nog geweend over Nederland, uitroepende: “Arm Nederland, zonder God.” Met ruimte mocht hij uitspreken dat hij na dezen (in de hemel) zijn bediening zou voortzetten met de arbeid waarvan gesproken wordt in de Openbaring aan Johannes 5 vers 12. Op goede gronden mogen wij ons overtuigd houden dat de Heere hem heeft weggenomen tegen de dag des kwaads. Zo rust hij dan nu op zijn slaapstede te Tilburg, op ’t laatst een weg gegaan zijnde die wij weer niet hadden gedacht, verwacht of uitgekozen zouden hebben. Met Gods volk hier lag hij innig verbonden, en dit met hem.’

Intensieve bearbeiding

In een brief van bijna drie jaar later schrijft ds. Bus opnieuw over de drukke werkzaamheden, die hem verhinderden snel terug te schrijven: ‘’Want het gaat hier de gehele week door, iedere dag tot en met de avond: ziekenbezoek, sterfgevallen, bezoeken, allerlei kwesties waarin ik betrokken word en die ik moet uitzoeken, lange kerkenraadsvergaderingen, onlangs van ’s avonds zeven uur tot de volgende dag tien uur, dit als gevolg van de ruilverkaveling en ’t moeten verhuren en toewijzen van grote percelen land. Dadelijk na de catechisaties twee dagen in de week huisbezoek, enz.’

In een brief uit waarschijnlijk 1948 klaagt ds. Bus over dode vormendienst die hij aantreft. Ondanks zijn klachten schrijft de predikant: ‘Niettemin is ’t nog een voorrecht dat ze zo onder ’t Woord komen. Ook mochten er nog eens zijn, die onder ‘het zegel der verkiezing’ liggen, en voor wie het Woord en de prediking ervan het middel mocht wezen.’ Verder schrijft de predikant: ‘Over ’t geheel mag ik nog steeds met lust en liefde mijn arbeid doen. Ik mag er ook naar ’t lichaam mede zeer in gesterkt worden. Niet dat ik zou willen of moeten klagen, maar toch: ’t is hier een zware arbeid. Dat is ook de reden dat ik niet eerder geschreven heb. ’t Is lief van u dat ge mij dat niet kwalijk genomen hebt. Maar ’s winters heb ik elk uur catechisaties, een 600 catechisanten, waarbij ik vaak langer dan één uur catechiseer. Daarbij ziekenbezoek in een gemeente van 4000 zielen, en afstanden van twee uur gaans en met iedere week vaak meer dan één begrafenis. Met ’t beëindigen van de catechisaties begint dadelijk weer ’t huisbezoek van april tot midden juni: twee dagen in de week van ’s morgens tot ’s avonds. Nu, midden juni, eindigde ’t huisbezoek voorlopig, met ’t oog op de hooi- en roggeoogst.’

Bij het vele werk komt ook nog het schrijven van brieven naar het Classicaal Bestuur en de Synode. Er is de dreiging dat vijf grote buurtschappen de Hervormde gemeente Staphorst afgenomen zullen worden ten gunste van de Hervormde gemeente Meppel. ‘Wij verzetten ons daartegen. Maar dat heeft mij, van de winter af, al wat werk bezorgd. Handtekeningen verzamelen in al die vijf grote buurtschappen; adressen aan ’t Classicaal Bestuur en de Synode – al die stukken, vaak lang, schrijven en dan ook afschriften ervan, dat alles kwam op mij neer. Meer dan eens zat ik, na zondags gepreekt te hebben, op maandagmorgen al weer om vier uur op. Voeg hierbij zo af en toe ’s avonds op bezoek. En dan kunt ge ’t wel verstaan, dat er voor schrijven geen tijd meer overbleef of ook dat ik ’s avonds daar te moe was. Een vijftien- à twintigtal brieven moet ik nog steeds schrijven aan de jongens van hier die nu in Indië zijn, maar ik kwam er nog niet aan toe.’

Het praatje ging dat ds. Bus met emeritaat zou gaan vanwege de drukte in zijn werk. Maar niets is minder waar, hij schrijft: Nu, zo lang het zó mag wezen dat ik er nog zo in gesterkt mag worden, denk ik er niet aan met emeritaat te gaan. Ook lig ik, ondanks alles, verbonden aan de gemeente. Vooral ook catechiseren mag, door de goedheid Gods, ’s winters mee mijn liefste werk wezen. De Heere houdt ’t jonge volk nogal aan de band. Ook hangt het me nogal aan, zodat ik tot nu toe nog nooit enige last of moeite met de catechisaties gehad heb.’

Naar Zuidlaren

Op 1 april 1952 gaat ds. Jan Bus met emeritaat wegens gezondheidsredenen. De arbeid voor één dominee in een grote gemeente blijkt op den duur te zwaar te zijn. Hij krijgt hartklachten, wat een ziekenhuisopname tot gevolg heeft. Na herstel vertrekt hij naar Zuidlaren. Daar zijn de woningen goedkoper. Maar het heeft één groot nadeel: hij kan niet opgaan naar Gods huis en uit nood moet hij thuis lezen. Vergeten wordt de predikant niet, dat blijkt uit een schrijven uit april 1953: ‘Uit Staphorst krijgen we nog weleens bezoek. En van vrienden uit Wouterswoude. Daar was ik predikant van 1930-1934. En die bezoeken zijn, daar ’t meelevende mensen zijn, aangenaam. Maar: ’t liefste bezoekje is een bezoek van Boven. Zulk een bezoek mag ik u van harte toewensen. Sta er maar naar, zie er maar naar uit, bedel er maar om.’

Zijn levenseinde komt na een kortstondige ziekte op 21 december 1955. Volgens zijn wens wordt hij in Staphorst begraven. Op zaterdag 24 december 1955 leidt ds. P.J. Dorsman de begrafenisplechtigheid in de kerk. Daarbij zijn ongeveer 700 mensen aanwezig.


J.A.B. Jongeneel, Gode en zijn genade aanbevolen: dertig brieven van ds. Jan Bus aan zielsvrienden in Kockengen (1944-1955). Uitgave in eigen beheer, Bunnik 2023. Paperback, 104 pagina’s.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2024

Oude Paden | 64 Pagina's

Brieven van ds. J. Bus aan zielsvrienden in Kockengen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2024

Oude Paden | 64 Pagina's