Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zwingli, Theoloog Van Een Genormeerde Vrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zwingli, Theoloog Van Een Genormeerde Vrijheid

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zwingli was een theoloog van de vrijheid. Vrij van Rome en vrij om de Schrift volgens de nieuwe regels van het humanisme te interpreteren. Maar de vrijheid die sommigen van zijn volgelingen -de doperse radicalen- praktiseerden, was voor hem een brug te ver. De reformator verwerkte de vrijheid in een genormeerde en brede visie op kerk en samenleving.

Zwingli kwam, onafhankelijk van Luther en onder invloed van Erasmus, tot de ontdekking van het onbijbelse karakter van de Rooms-Katholieke Kerk. Ik verwijs voor de achtergronden naar andere artikelen in dit nummer. Hij ging bezwaar aantekenen tegen allerlei rooms-katholieke praktijken als het vasten, het celibaat, heiligenverering, de mis en de beelden in de kerk. Het menselijk geweten werd volgens Zwingli lange tijd jammerlijk “gevangen en gekweld” door de kerk van Rome. Daartegenover ontdekte Zwingli de heldere en duidelijke prediking van het Woord van God.

Vrijheid was volgens Zwingli allereerst de door het Woord van God geschonken vrijheid, en was niet gelegen in loyaliteit aan mensenwoorden en inzettingen. Het geweten komt volgens Zwingli pas tot bevrijding wanneer het aan zijn eigen redding vertwijfelt en zich werpt op de barmhartigheid van Christus. Het sleutelambt ten aanzien van het Koninkrijk der hemelen is niet de kerk maar de Heilige Geest en het Woord van God, waardoor het geloof gewerkt wordt en heilszekerheid wordt verkregen.

Wie in de literatuur duikt, ziet dat Zwingli in de zestiende eeuw deel uitmaakte van een brede hervormingsbeweging waarin diverse personen door elkaar heenliepen en niemand een eigen ‘school’ had. Tegenover de ‘oude’ Rooms-Katholieke Kerk stond weliswaar de Reformatie, maar die vormde volgens de Leidse historicus J. J. Woltjer een veelheid van reformaties, die elkaar ook fel gingen bestrijden. Tal van groepen poogden de kerk te hervormen, van dissidenten als de waldenzen, hussieten, dopers, zwinglianen en lutheranen, tot aan humanisten die met goede Bijbelvertalingen en met de leus “terug naar de bronnen” de vernieuwing binnen de kerk ter hand namen.

Sacramenten

Zwingli’s ontdekking van de bevrijdende kracht van Gods Woord werkte ook door in de leer van de sacramenten. Het sacrament moet naar Gods Woord worden bediend en in geloof worden aanvaard, zo had Luther ontdekt. Niet het sacrament, maar het geloof van het sacrament is het dat rechtvaardigt. Zwingli noemde de sacramenten niet een kanaal of vehikel van de genade, maar een zichtbaar teken van onzichtbare genade. Hij stelde dat het eten van het lichaam van Christus niets anders is dan het vertrouwen in “geest en hart” op de barmhartigheid en de goedheid van God door Christus. Voor Zwingli omvatte de ware kerk alle gelovigen in alle plaatsen en in alle tijden. Daarom kwam zij als zodanig niet lichamelijk bijeen, maar was zij naar haar wezen onzichtbaar en alleen voor God openbaar.

Zwingli moest zich tegen twee fronten verzetten. Dat was in de eerste plaats de middeleeuwse scholastiek met haar opvatting van het sacrament als een zintuiglijk waarneembare genade die de geestelijke genade van God afbeeldt én ‘bevat’. Het sacrament is immers volgens de middeleeuwer Lombardus teken én oorzaak van genade. Zwingli stelde dat niet het water de zonde wegneemt, maar het geloof. Maar tegenover de overschatting van de doop als handeling waarschuwt hij ook tegen overschatting van het geloof, alsof het sacrament alleen maar ontvangen kan worden door een mens die tot de volkomenheid van het geloof is gekomen.

Tegen dopers radicalisme

Wie de boodschap van vrijheid brengt, moet er mee rekenen dat de vrijheid ook verabsoluteerd kan worden. Dat gebeurde bij de zogeheten doperse radicalen of de anabaptisten. Volgelingen van Zwingli, zoals Konrad Grebel en Felix Mantz, namen het Zwingli kwalijk dat hij een compromishouding aannam ten aanzien van de roomse mis en de beeldendienst. Zij streefden naar onmiddellijke kerkelijke hervorming. Zo vonden er ordeverstoringen plaats tijdens preken, uitvallen tegen priesters en monniken en beeldenstormen. Men eiste de directe afschaffing van de mis. Radicalen namen de zuivering van de kerk in eigen handen, waarop de Zürichse raad disputaties afkondigde.

Het merkwaardige was dat Zwingli aanvankelijk een tegenstander van de kinderdoop was. Als humanist stond hij kritisch ten opzichte van uitwendige rituelen, wetend dat het vooral aankomt op een innerlijke geesteshouding. Zwingli stelde onomwonden dat “alle kerkvaders vanaf de tijd van de apostelen” gedwaald hebben door aan het doopwater een betekenis toe te schrijven die het niet heeft en die door de apostelen ook niet is geleerd. Door Christus zijn alle uiterlijke rituelen afgeschaft, waarvan we dus geen rechtvaardiging meer moeten verwachten. Toch heeft Hij twee “uiterlijke zaken of symbolen” nagelaten, namelijk de doop en “de dankzegging of herinnering”.

Zo kwam Zwingli tot de definitie van sacramentum als “een verplichtend veldteken, dat degene die de doop ondergaat laat zien dat hij zijn leven moet verbeteren en Christus moet navolgen”. Sacramenten zijn niets anders dan tekenen van heilige zaken, tekenen die zowel een symbolisch als een verplichtend karakter hebben.

De Schrift spreekt volgens Zwingli heel divers over de doop en laat zien dat de redding niet aan een uitwendige doop is gebonden, zoals de misdadiger aan het kruis laat zien. Wat wel zalig maakt is het geloof, of de innerlijke doop, het onderricht dat God in ons hart geeft. Hieruit blijkt zijn min of meer spiritualistische visie. De doop maakt niet rechtvaardig noch versterkt het geloof. “Want het is onmogelijk dat een uitwendige zaak het geloof kan versterken. Want het geloof komt niet door zichtbare zaken, maar alleen door het trekken van God. Daarom kan ook geen zichtbare zaak het geloof versterken. Dat heeft ook betrekking op de maaltijd van de Heer.”

Als tekens het geloof versterken, moet de kinderdoop weersproken worden. Want de doop kan bij de kinderen het geloof niet versterken, omdat ze nog niet geloven kunnen. Kort gezegd: “We delen het teken uit zonder dat we weten of iemand inwendig is gedoopt. Sterker nog: we kunnen het niet eens weten of iemand inwendig is gedoopt.” Dat bracht Zwingli aanvankelijk tot de gedachte dat het veel beter zou zijn om de kinderen te laten dopen als ze op een geschikte leeftijd waren gekomen.

Toen zijn doperse volgelingen de gedachte van een vrije gemeente praktiseerden en dat op basis van geloofsdoop en wederdoop in praktijk brachten, kwam Zwingli tot andere gedachten. Hij verzette zich tegen de dwang die hij bij de wederdopers con-stateerde. Hij zag er sektevorming in. Wederdoop bracht de onrust van een gedwongen dienstbaarheid. Opnieuw speelden de motieven van innerlijkheid en spirituele geloofsbeleving een rol. Iedereen kon immers naar het voorbeeld van Christus gaan leven, ongeacht of hij opnieuw gedoopt was. Hij riep de wederdopers op om “de echte, heilbrengende doop” in acht te nemen, dat is: inwendig op God gericht, zonder dat ze daarvoor de uitwendige doop nodig hebben.

Zwingli heeft in zijn polemiek met de dopers steeds meer zijn doopleer verlegd van het subjectief-persoonlijke naar het objectieve en collectieve. Vandaar de doop als inwijdings- en bondsteken met verwijzing naar de besnijdenis. Terwijl de dopers zichzelf graag “bondgenoten” noemden, ging Zwingli de betekenis van het verbond na in het Oude en Nieuwe Testament en benadrukte de eenheid ervan. De sacramenten zijn verbondstekenen, waarbij besnijdenis en doop een eenheid vormen. Sacramenten bevestigen niet het geloof, maar de waarheid van het verbond. Dat gaf Zwingli een vastheid ten aanzien van het behoud van jonggestorven kinderen.

Christelijke overheid

Zwingli kritiseerde het ethische rigorisme bij de radicalen in zijn tijd. Het betekende voor hem een ontaarding van de christelijke vrijheid, een gebrek aan liefde en het missen van een binding aan de politieke gemeenschap. Het individualiserende optreden van enkelingen stelde de gezagsvraag aan de orde.

Zwingli’s opstelling ten opzichte van de radicalen herinnerde aan die van Luther na zijn terugkeer van de Wartburg om het ‘oproer’ rond Karlstadt te bedwingen. In het centrum van de conflicten stond de vraag wie verantwoordelijk was voor het doorvoeren van de kerkelijke hervormingen. Luther en Zwingli beriepen zich op de huns inziens meest stabiele politieke overheden – de Saksische landsheren en de Zürichse stadsraad. Omdat de reformatorische ingrepen in de liturgie en de vormgeving van de kerk zwaarwegende rechtsbreuken toonden, was de reformatoren er veel aan gelegen deze op te vullen door handelingsbekwame wereldlijke overheden.

Zwingli koos tegenover de dopersen de kant van de christelijke overheid, op grond van een nieuwe waardering van het ambt van de overheid als zorgdrager voor de eenheid van de burgerlijke samenleving en toezichthouder op de gemeente. Dat betekende ook de bevestiging van de kinderdoop als grondslag van de christelijke samenleving.

Kerk en burgerlijke overheid zijn volgens Zwingli met elkaar verbonden in het gezamenlijke doel om het Rijk van God en Gods eer te bevorderen. Beide doen dat op hun eigen wijze, in een hecht samenspel: de magistraat zorgt voor de uitwendige orde in de kerk, de kerk helpt de staat in de vervulling van zijn taak. De kerk is de beste opvoedster van de staatsburgers, in die zin dat alleen een christelijke magistraat op een goede wijze kan regeren. Zonder de ware religie kan geen staat waarachtig leven.

Alleen waar de ware religie bloeit, zal de staat de ware vrede kennen, aldus Zwingli. De overheid is bevoegd om de beeldenverering en de mis te verbieden, de kinderdoop te verplichten en zelfs de doodstraf toe te passen in geval van hen die zich schuldig maken aan wederdoop. Niemand anders van de reformatoren heeft zozeer het ideaal van de eenheid van kerkelijke en burgerlijke regering nagestreefd dan Zwingli in de stad Zürich. Zo was er een overeenkomst tussen het middeleeuwse corpus christianum en de protestantse gedachte van de stad als een heilige gemeenschap. Op dit punt was de humanistische invloed op Zwingli merkbaar: de staat als organische gemeenschap, zoals Erasmus de staat met religieuze glans omkleedde en de kerk als opvoedingsgestalte daarin een plaats toewees.

Avondmaal: Meer dan herinnering

Zwingli is de kerkgeschiedenis ingegaan als de reformator die het Avondmaal louter als herinnering zag. Dat is een eenzijdige weergave van zijn denken, zo zet Harm Veldman in zijn recente boek over Zwingli uiteen. Hij beroept zich op Herman Bavinck. Deze stelde dat Zwingli wel degelijk leerde dat Christus de enige spijs van onze ziel is en als zodanig ook in het Avondmaal genoten wordt. Maar het verschil met iemand als Calvijn is dat dit eten en drinken niets anders en niets meer is dan het geloven in Christus als de Gekruisigde.

Luther had daarentegen een meer realistische kijk op het Avondmaal. Hij legde de nadruk op het ”Dit is Mijn Lichaam”. Calvijn probeerde vervolgens een brug te slaan tussen luthers ‘realisme’ en zogenaamd zwingliaans ‘spiritualisme’. Tegenover de rooms-katholieke en lutherse nadruk op de ‘objectieve’ werkzaamheid van het sacrament wees Calvijn op de werkzaamheid van de Geest en de gelovige ontvangst. Tegenover dopers en spiritualistisch ‘subjectivisme’ onderstreepte hij de instrumentaliteit van het sacrament. Volgens Bavinck heeft Calvijn de Avondmaalsleer van Zwingli niet bestreden en verworpen, maar aangevuld. Zijn conclusie: “Het Avondmaal van Zwingli was niet bloot een herinneringsmaaltijd.”

Het is ook volgens W. Balke niet billijk te stellen dat Zwingli van het sacrament slechts “naakte en lege figuren” overlaat. Kritiek op Zwingli is gebaseerd op het feit dat men hem zelf onvoldoende tot zijn recht laat komen. Volgens C. A. Tukker heeft Zwingli met ”herinnering” nooit bedoeld dat het Avondmaal een soort herinneringsmaal zou worden, een soort dodenherdenking. Maar hij kwam tot deze term op grond van de betekenis van verbond en Pascha in het Oude Testament. Het verbond werd vernieuwd. Die gedachtenis (“Doe dit tot Mijn gedachtenis”) is voor Zwingli de term geworden om de gemeenschap tussen Christus en de gelovigen aan de avondmaalstafel tot uitdrukking te brengen.

Onbekende reformator

Zwingli is in Nederland een onbekende reformator gebleven. Zijn invloed verliep via Bijbelse humanisten in Nederland als Cornelis Hoen en Hinne Rode. Zwingli gaf de Avondmaalsbrief van Hoen uit waarin een symbolische visie op het avondmaal werd bepleit. Hinne Rode bracht in de Lage Landen de door Zwingli aanvaarde inzichten van Hoen en werd daarmee de eerste Nederlandse pleitbezorger van Zwingli’s leer over het Avondmaal, aldus Veldman.

Ook de ex-pastoor Joannes Veluanus uit Garderen sloot zich nauw aan bij diens avondmaalsopvatting. Heinrich Bullinger, Zwingli’s opvolger in Zürich, werd in de Lage Landen bekend, vooral door zijn Huysboec.

Tukker heeft erop gewezen dat Zwingli’s visie op het verbond zijn doorwerking heeft gekregen in het Nederlandse doopformulier, vooral wat betreft de verbinding tussen de Geest en het sacrament. Het eerste gebed in het doopformulier is van Zwingli afkomstig. Ook andere gedeelten van de formulieren zijn onder zijn invloed ontstaan. Zwingli en zijn opvolger Bullinger beïnvloedden in de tweede helft van de zestiende eeuw sterk de doorwerking van het calvinisme in de Nederlanden.

Maar Zwingli had volgens de Nederlandse Zwingli-kenner H. L. Roth de pech dat hij tijdens de Synode van Dordrecht in 1618-1619 ten onrechte werd geciteerd door de remonstranten. “De naam Zwingli was voortaan verdacht.” De soms wat negatieve waardering van gereformeerden voor Zwingli, met name wat betreft diens Avondmaalsleer, is volgens Harm Veldman wellicht veroorzaakt door invloeden van een theologisch-liberale geschiedschrijving, die de hervormer van Zürich in een bijna complete humanist omtoverde.

Zwingli heeft de verdachtmaking van vrijzinnigheid gekregen doordat hij in een van zijn werken de hemelse zaligheid toekende aan bekende heidenen, zoals Sokrates en andere figuren uit de klassieke oudheid. De Zwingli-kenner G. W. Locher heeft er echter op gewezen dat deze opmerkelijke opvatting geen kwestie was van een optimistische visie op de menselijke kwaliteiten als zodanig, maar werd geformuleerd op grond van zijn radicale belijdenis van de verkiezing. God kan Zijn verkiezing ook buiten de omgeving van de Bijbel doorzetten. Maar ook dan worden de heidenen niet buiten Christus zalig, want geen mens kan tot God komen dan door Christus. W. F. Dankbaar kan in dit opzicht hoogstens spreken van “christelijk humanisme”.

Maar het kwaad was kennelijk geschied: Zwingli werd het boegbeeld van de Nederlandse vrijzinnigen. In 1948 richtte de hervormde predikant Harm van Lunzen (1897-1969) de Zwingli-bond op, een radicaal-vrijzinnige organisatie binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. De reden om het blad Zwingli te noemen, was dat de Zwitserse reformator volgens Van Lunzen weinig had met het vastleggen van de geloofsleer. Zwingli wilde volgens Van Lunzen veel meer Jezus navolgen dan Zijn uitspraken vastleggen.

De Zwitserse reformator was voor Van Lunzen de belichaming van datgene waar hij zelf voor streed: het werken aan een “godsdienstig leven waarin plaats is voor geloofsvrijheid en geestelijke vernieuwing, in zowel de Hervormde Kerk als andere organisaties.” Natuurlijk was Zwingli niet de aanhanger van de moderne richting 350 jaar avant la lettre en was zijn hoofdlijn “oud-dogmatisch”, zo schreef hij in het eerste nummer van het blad Zwingli, “maar de richting van zijn willen, de levendige frisheid van zijn ganse wegen, zijn hartstocht voor de waarheid, zijn wereldwijde blik, zijn sociaal gevoel, waren in wezen en in edelste zin modern.”

Van Lunzen was niet de eerste vrijzinnige die dweepte met de Zwitserse reformator. Ook de gebroeders Hugenholtz van de Vrije Gemeente in Amsterdam waren enthousiast over hem. “Zo ruim was Zwingli’s hemel, dat daarin plaats was voor alle vrome kinderen Gods, ’t zij ze heidenen, Joden of Christenen waren (...) Als een geest van angstvallige bekrompenheid ons aangrijpt, verruime Zwingli onze blik!” In de Vrije Gemeente werd daarom een glas-in-loodraam met daarop een afbeelding van Zwingli onthuld!

Volgens de praktische theoloog F. G. Immink heeft het moderne protestantisme de neiging om de werkzaamheid van de Geest te verinnerlijken en te vergeestelijken. Het persoonlijke en het subjectieve krijgen een meerwaarde boven het uitwendige en het institutionele. In de negentiende eeuw verbond zich dat met de nadruk op de menselijke subjectiviteit. Liberale protestanten werden “zwingliaans” in hun opvatting van het sacrament. In bijvoorbeeld de vrijzinnige richting in de Nederlandse Hervormde Kerk werd het avondmaal alleen op Goede Vrijdag gevierd als een gedachtenis van het kruislijden van Jezus, los van de gehate ‘bloedtheologie’. Er zijn verschillende theologen in Nederland geweest die zich regelmatig hebben beziggehouden met Zwingli. Opvallend is de breedheid van de belangstelling. Van de hervormd-gereformeerde C. A. Tukker tot aan de vrijzinnige K. M. Witteveen, die Zwingli als een humanist en pacifist interpreteert. Tukker stelt dat de meesten die over Zwingli geschreven hebben, drie invloedssferen in het denken van Zwingli zien: rooms-katholicisme, patriottisme en humanisme, die met name zijn vroegste geschriften bepalen. Zwingli is volgens hem echter geen Zwitserse humanist, maar “de man van het herstel van de band tussen Schepper en schepping door de verlossing, en van het geloof als voorspel op de nieuwe aarde, en van de regering der Schriften over het hele leven en samenleven.”

Zwingli is volgens Tukker in de loop van de tijd óf overschaduwd óf miskend en vertekend. Van vrijzinnige zijde heeft men het doen voorkomen alsof bij Zwingli het humanisme naast het christelijk geloof staat en hier en daar de kleuren van dat geloof tempert. Van lutherse zijde heeft men sedert het godsdienstgesprek te Worms in 1557 in Zwingli alle Zwitsers veroordeeld, en zelfs Melanchthon heeft daaraan meegedaan, zoals Calvijn in een van zijn brieven beschuldigend zegt. De calvinisten zijn volgens Tukker ook nooit dol op Zwingli geweest, omdat hij de man zou zijn van een min of meer politiek Evangelie.

Zwingli is onbekend gebleven omdat hij jong stierf en niet in staat was om zijn werk verder te ontwikkelen. Toch mag hij de vader van de gereformeerde Reformatie genoemd worden en heeft Calvijn zijn gedachtegoed verder uitgewerkt op het gebied van kerk en samenleving. Zwingli’s brede hervormingsprogramma maakt hem interessant en relevant voor deze tijd. Onbekend maakt onbemind. Het wordt tijd dat we hem een volwaardige plaats gunnen, naast Luther en Calvijn. Hij was bezield door dezelfde geest van de Reformatie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Zwingli, Theoloog Van Een Genormeerde Vrijheid

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019

Protestants Nederland | 24 Pagina's