Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderzoek Piëtisme Beleeft Hoogtepunt Op Vrije Universiteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderzoek Piëtisme Beleeft Hoogtepunt Op Vrije Universiteit

Promoties werpen licht op internationale vroomheidsbeweging

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het waren hoogtijtijden voor de liefhebbers van het piëtisme in de afgelopen decembermaand. Leen van Valen en Gert Leurdijk behaalden kort achter elkaar de doctorstitel. Twee bekenden in de gereformeerde gezindte brachten een grote achterban op de been, zodat de beide plechtigheden ook het karakter kregen van een reünie. De herinnering kwam naar boven aan de ooit druk bezochte ‘toogdagen’ over de Nadere Reformatie.

Twee promoties van ‘artikel 8’-promovendi, grapte prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit, in de wandelgangen. Beide promovendi hadden immers geen academische opleiding achter de rug op grond waarvan ze formeel tot een promotiestudie toegelaten konden worden. Opmerkelijk is dat beide promovendi door hun promotoren gevraagd werden om aan hun onderzoeksterreinen een dissertatie te wijden. Je zou kunnen zeggen: ze waren nog net niet toe aan een ‘eredoctoraat’ gezien hun lange staat van dienst op –in dit geval– het terrein van piëtisme, Nadere Reformatie en puritanisme.

Schotland

Waar gaan de beide proefschriften over? Van Valen bestudeert in zijn proefschrift In God verbonden. Gereformeerde vroomheidsbetrekkingen tussen Schotland en de Nederlanden in de zeventiende eeuw, met name in de periode na de Restauratie (1660-1700) (uitg. Labarum Academic, 576 blz.; € 39,95) de invloed van het Schotse puritanisme op het gereformeerd piëtisme en de Nadere Reformatie in de zeventiende eeuw in Nederland.

Met vroomheidscontacten bedoelde hij contacten van aanhangers van het Schots puritanisme met geestverwanten in de Republiek. Deze contacten concentreren zich vooral op de periode na 1660 (Restauratie) tot 1700, toen een aantal Schotse presbyterianen naar de Nederlanden uitweek. De Restauratie is een aanduiding van het herstel van het koningschap van de Stuarts in de Britse rijken in 1660. Presbyterianen zijn aanhangers van een kerkvorm die niet van boven af, zoals in de Kerk van Engeland (episcopaals), wordt bestuurd, maar vanuit de plaatselijke gemeenten en meerdere vergaderingen. Zowel de Schotse kerk als de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden kenmerken zich door een presbyteriale kerkstructuur.

De Schotse migrantengemeenschap in de Verenigde Provinciën was een onderdeel van een netwerk dat zich tot andere landen in Europa uitstrekte. De vroomheidscontacten in ons land werden verbreed door de overkomst van presbyteriaanse Schotten die uit hun land verbannen waren. De terugkomst van koning Charles II in 1660 ging immers gepaard met een tijdperk van vervolging. Deze werd beëindigd door de invasie onder leiding van de Hollandse stadhouder Willem III in 1688. Willem werd tot koning van de Britse rijken –dus ook Schotland– uitgeroepen.

Tussen het Schotse puritanisme en de Nadere Reformatie zijn parallellen aan te wijzen. Het theocratische streven van de zogeheten Covenanters is vergelijkbaar met de idealen van de Nadere Reformatoren. Een Nederlandse verbondsnatie naar Schots model was echter een stap te ver. Dit komt vooral door de druk van de overheid van de afzonderlijke provinciën op de Gereformeerde Kerk die in tegenstelling tot de kerk in Schotland geen gevestigde maar alleen een bevoorrechte kerk was.

De invloed van het Schotse puriteinse gedachtegoed is binnen de kaders van het gereformeerde piëtisme en de Nadere Reformatie merkbaar. Dit blijkt vooral uit het aantal herdrukken van vertalingen die in de zeventiende eeuw verschenen. De voorkeur voor Schotse theologische accenten was vooral bij Koelman bij zijn selectie van vertalingen aanwezig. Van Valen brengt uitvoerig het netwerk van contacten van Schotse migranten in kaart. Vooral de Schotse gemeenten in Rotterdam en Veere werden bekend. De vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie kwamen in aanraking met Schotse vroomheidsgeschriften. Van Valen bestudeerde vooral de achterliggende piëtistische drijfveren achter het Schotse puritanisme.

Tragiek

De dissertatie werpt licht op een bepaalde tragiek. Iemand als Koelman zag de Schotse Reformatie als het voorbeeld van een effectieve hervorming van kerk en staat. De reformator John Knox en de Schotse Covenanters hadden voor hem een voorbeeldfunctie. Koelman had gehoopt dat de voorbeeldfunctie van de Schotse Kerk met haar verbonden en discipline de Zeeuwse kerken en de kerken in de andere provincies had aangesproken. Maar op het punt van het gebruik van de liturgische formulieren, de christelijke feestdagen en de viering van de sabbat, vond Koelman nauwelijks bijval. De uitkomst van het zo veel belovende actieplan De pointen van nodige reformatie liep uit op een grote teleurstelling.

De invloed van de Schotse verbondsvroomheid in de Republiek bleek beperkt. De fronten waren anders, zo betoogt Van Valen. In Schotland was het conflict over de kerkregering –presbyteriaal versus episcopaal– het speerpunt. In de Republiek ging het over morele kwesties gezien de reformatieprogramma’s en was er niet de dreiging van een opgelegde episcopale kerkregering. Beide landen werden gedreven door een theocratisch ideaal, maar in de uitwerking daarvan liepen de wegen uiteen. Een natio-naal verbond was in de Republiek een brug te ver.

De Glorieuze Revolutie van 1688 zou leiden tot een politieke band tussen de Nederlanden en Groot-Brittannië. Stadhouder Willem III zou koning worden van het gehele Britse rijk. De Glorieuze Revolutie maakte een einde aan de Restauratieperiode, die gekenmerkt werd door verdrukking en vervolging van Engelse non-conformisten en Schotse presbyterianen. De Revolutie werd door sommige kerkhistorici als eindpunt beschouwd van het puritanisme in Engeland.

Het gevolg was dat migranten weer terugkeerden naar hun vaderland. Nu daar het ideaalbeeld van een nationaal verbond niet werd bereikt, gaf men dit ideaal op. De frustraties van de cameronians, die hun ideaalbeeld van een verbondsnatie na de Revolutie niet vervuld zagen, werden noch in Schotland noch in de Republiek gedeeld. Van Valen: “De verbondsvroomheid had bijna geen aanhang meer. De jarenlange worsteling om de verbonden te handhaven en te praktiseren werd niet langer gehonoreerd. Het herstel van het presbyterianisme was voor de meeste calvinisten genoeg. Nu het ideaalbeeld niet bereikt werd, gaf men het streven naar nationale verbonden op.”

Ook Koelman legde overigens niet een verbinding tussen verbond en natie. Wel hield hij zich bezig met de relatie doop en verbond. De beloften die in de doop verzegeld worden, gelden zijns inziens niet voor alle gedoopten. Vandaar dat hij kritiek had op het antwoord van de eerste doopvraag. In de controverse met De Labadie, die het verbond strikt toepaste op de wedergeborenen, verlegde hij het accent naar de zichtbare kerk.

Toepassing heil

De Schotse vroomheid besteedde veel aandacht aan de toepassing van het heil, waarbij de bevindelijke geloofskennis van Christus en van Zijn verzoenend werk centraal stond.

Enkele belangrijke middelen om de vroomheid te bevorderen, waren: persoonlijke oefening in gebed en meditatie, het horen naar het gepredikte Woord, de huisgodsdienst en het spreken met elkaar over geestelijke zaken op particuliere samenkomsten of gezelschappen van gelovigen. Specifiek voor het bevorderen van de Schotse vroomheid waren de Avondmaalstijden. Deze vaak massale samenkomsten duurden van donderdag tot maandag.

Van Valen constateert accentverschillen tussen de Schotse en Nederlandse visie op het heil, zoals ten aanzien van de verhouding tussen Wet en Evangelie. Er is wel sprake van een relatie bij W. à Brakel, Bor-stius en Witsius, maar niet van een directe beïnvloeding. Bij Koelman is de invloed wel groot geweest op zijn geloofsbeschouwing, de heilszekerheid en de manier om daartoe te komen via het gebruikmaken van de beloften in plaats van te zien op de kenmerken.

Van Valen stelt dat de zwakke kant van de Schotse verbondsleer en die van Koelman is het onderwaarderen van de heilshistorische verbondslijn. De betekenis van de doop als pleitgrond voor allen die tot de zichtbare kerk behoren, komt hierbij niet uit de verf. De sterke kant van de Schotse verbondsleer is dat de gelovigen vanuit de relatie met het onwankelbare verbond van een trouwhoudend God kracht en troost mogen putten.

Tijdens de promotie ontspon zich een aardige gedachtewisseling met prof. dr. A. de Reuver. Van Valen stelt namelijk in zijn proefschrift dat het een “zwakke” kant is van de Schotse verbondsleer door de onvoorwaardelijke aanbieding te verbinden aan de voorwaarde van het geloof. Maar is dat juist niet het sterke punt, zo betoogde De Reuver. “Het is voluit reformatorisch en Dordts om te onderstrepen, dat het niet alleen genade is om genade aangeboden te krijgen, maar dat het ook genade is om genade te aanvaarden.”

Van Valen zag bij iemand als Samuel Rutherford een spanning tussen een ruimhartige nodiging van het Evangelie en het verklaren van het verbond vanuit de verkiezing. “Durham en Fraser zijn daarin ruimer. Maar de sterke kanten bij Rutherford komen wel naar voren in zijn preken en brieven, zeker in een van zijn laatste waarin hij stelt dat iedereen in het Evangelie begrepen is en het recht heeft om tot Christus te komen.”

“Maar ook de macht?”, zo vroeg De Reuver.

“Ook die wordt aangeboden.”

“We zijn er uit”, grapte gastheer prof. dr. Gijsbert van den Brink.

Piëtist Lampe

De piëtistische innerlijke doorleving van de gereformeerde leer en heiliging op alle terreinen van het leven werd bij uitstek door de Bremense theoloog Friedrich Adolph Lampe (1683-1729) in de Nederlandse Republiek geïntroduceerd, met name toen hij in Utrecht hoogleraar was. Onder Lampes leiding ontstond er in Bremen en Utrecht een school van volgelingen die zich kenmerkte door tolerantie met nadruk op vroomheid en wetenschap.

G. H. Leurdijk beschrijft dat allemaal uitvoerig in zijn boek In het voetspoor van Lampe: gereformeerde piëtisten tussen Bremen en de Republiek in de eerste helft van de achttiende eeuw (een uitgebreidere handelseditie verschijnt later). Leurdijk, secretaris van de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR), richt zich op de periode van ca. 1700-1750, de bloeiperiode van het gereformeerde piëtisme.

Lampe oriënteerde zich in zijn theologie op zijn beurt op twee invloedrijke Bremense theologen uit de voorgaande eeuw, te weten de ook in de Republiek werkzame hoogleraar Johannes Coccejus en de predikant Theodor Undereyck. Coccejus had de theologie van het verbond tussen God en de mensen (de zogenaamde verbonds- of foederaaltheologie) van een eigen methode van Schriftuitleg voorzien, waarin de relatie tussen God en mens werd geëvolueerd volgens een in fasen ingedeeld overzicht van de Bijbelse geschiedenis, de zogenaamde periodenleer. Undereyck was de grondlegger van een vroomheidsbeweging die voornamelijk in Bremen was gelokaliseerd en overeenkomst vertoonde met het Nederlandse piëtisme en het Engelse puritanisme. Undereyck verbond vervolgens de verbondstheologie van Coccejus met de puriteinse levensheiliging van de Utrechtse hoogleraar Voetius en in mindere mate met het rationalisme van Descartes.

In de context van de Republiek hadden de onderzochte lampeanen een positieve houding ten aanzien van de gematigde Verlichting en stonden ze in het interkerkelijk landschap open voor overbrugging van de verschillen. Als groep onderscheidden ze zich naast het hanteren van de coccejaanse verbondsleer, het streven naar heiliging van het leven van alledag in het licht van het vierde gebod, door de centrale plaats van de ratio in het geloof en mede onder invloed van het Engelse puritanisme door een strakke heilsordeleer.

Deze doorwerking bleek onder andere uit het godsdienstig functioneren van zijn volgelingen, die vroomheidsdenken verbonden met onderlinge verdraagzaamheid en door de publieke opinie werden aangeduid als lampeanen of “lieden van den ernst”. Lampeanen waren in het gereformeerde meerstromenlandschap van de achttiende eeuw voor hun tijdgenoten behalve aan een irenische opstelling herkenbaar aan de nadruk op Bijbelexegese en een kritische visie op innerlijke en uiterlijke levensheiliging.

De grootheid van Lampe ligt volgens Leurdijk in de synthese van voetiaanse spiritualiteit, de coccejaanse verbondsleer en cartesiaans denken. Met de laatste richting kwam ook de rede mee in de analyse van vroomheid en bevinding. Maar die rede speelde óók een rol in de exegese van de Bijbel, zoals Lampes visie op de Logos in Johannes 1, die volgens hem niet de basis vormt van de gereformeerde leer over het voortkomen van de Zoon uit de Vader (de zogenoemde “eeuwige generatie”).

Lampe en veel van zijn leerlingen stonden open voor de geschriften van de Engelse puritein Richard Baxter die een algemene verzoeningsleer combineerde met persoonlijke verkiezing. Dat was al merkbaar in de traditie van Bremen. Op de synode van Dordrecht verdedigden de drie door Bremen afgevaardigde theologen een gematigde verzoenings- en verkiezingsleer. De Raad van Bremen gaf het drietal het advies om de strenge besluiten van Dordrecht te ondertekenen “maar met de afspraak dat daar in Bremen niet volledig gevolg aan zou worden gegeven”, aldus Leurdijk. “Door deze ambivalentie kon Bremen het niet alleen goed houden met de lutheranen, maar ook met de meer polemische gereformeerde theologen in Bremen.”

Classificatiemethode

De betekenis van Coccejus en Undereyck werd door Lampe verwerkt in een eigen theologisch verbondsconcept, waarin hij Coccejus’ heilshistorische lijn van de gang van God in de Bijbelse geschiedenis versmalde tot een bevindelijke geloofsgeschiedenis van het individu. In zijn proefschrift toont Leurdijk aan dat het door Lampe geïntroduceerde heilshistorisch-heilsordelijk “bekeringsschema” door de lampeanen via academisch onderwijs, prediking, familierelaties en boekproductie doorgegeven werd aan volgende generaties.

De Bijbelse weergave van de geloofsweg kreeg bij Lampe de vorm van een systematische heilsweg. Leurdijk: “Lampe praktiseerde een uitgebreide classificatiemethode door vergaande onderscheidingen te maken tussen bekeerden, bekommerden en onbekeerden. Volgens Van Asselt is de heilshistorische dynamiek van Coccejus bij Lampe en de lampeanen zoekgeraakt en is er sprake van vergeestelijking van de heilsgeschiedenis. Het gevolg bij Lampe was een tamelijk planmatig, om niet te zeggen voorspelbaar, geestelijk leven.”

Interessant is dat op deze wijze de term “classificatiemethode” van dr. T. Brienen in zijn proefschrift De prediking van de Nadere Reformatie uit 1974 ineens weer actueel werd. De term werd destijds flink bekritiseerd, omdat het een karikatuur van de prediking van de Nadere Reformatie zou geven. Volgens Brienen worden de hoorders van het Evangelie in dit klimaat onderscheiden naar allerlei standen en klassen. Daarmee wordt volgens hem het werk van de Heilige Geest “gedepersonaliseerd, geobjectiveerd, geneutraliseerd en gesteriliseerd.” Hij was beducht dat de bevinding in de prediking op deze manier haar spontaneïteit en creativiteit verloor. Wie zijn boek er nog eens op naleest ziet welke prominente plaats Lampe in zijn onderzoek inneemt.

Prof. dr. A. Baars (Apeldoorn) vroeg zich tijdens de promotie af of classificatie als systeem wel kenmerkend was voor het werk van Lampe, wanneer hij allerlei onderverdelingen maakt tussen (on)be-keerden en gelovigen, zoals Leurdijk weergeeft. De promovendus stelde daarop dat dit vooral het geval is in Lampes boek De verborgenheid van het genadeverbond. Maar deze “geestelijke snijkunst” is ook te vinden in Lampes preken. Zo correspondeert de geloofsweg van Israël met verschillende typen van gelovigen en klassen van hoorders. Er was –in de lijn van dr. Brienen– bij Lampe sprake van een “classificatiesysteem.”

En daarin ging Lampe erg ver. Zo verbond hij de lange reis van Israël naar Kanaän aan allerlei geloofstypen, wat ds. G. van Reenen later ook deed, maar, zo benadrukte Leurdijk tijdens de promotie: het normgevende kader bleef bij Lampe liefde en ootmoed. Er was dus geen sprake van een wetticistisch systeem dat een geloofsweg verplichtend voorschreef.

Leurdijk corrigeert in zijn proefschrift Johan Blaauwendraad wanneer deze in zijn boek Het is ingewikkeld geworden een systematische ‘standenleer’ in de prediking dateert in de afgelopen anderhalve eeuw, met name in het gezelschapsleven. Leurdijk merkt op in een interview in het Reformatorisch Dagblad: “Het systeemdenken begint niet daar, maar bij Lampe en zijn volgelingen. Dat is één van de oorzaken van de afstand tussen Calvijn en het piëtisme in de achttiende eeuw, waar Graafland terecht op heeft gewezen.”

Vervolgonderzoek zou zich volgens hem moeten richten op de vraag of achter het uitvoerig beroep op de habitus-actusleer van Comrie wellicht onbewust, mogelijk via de gezelschapstheologie, de verbondsleer van Lampe en zijn volgelingen schuil gaat. Terecht signaleerde Kohlbrugge in de negentiende eeuw volgens hem een “heilsordelijke distantie tussen de lampeaanse vroomheid in het Wuppertal en de theologie van het kruis van Luther.”

Dat Lampe niet meer gelezen wordt, heeft volgens Leurdijk te maken met de negatieve beeldvorming over hem. In bovengenoemd interview zegt hij: “Hij verenigde de cartesiaanse, voetiaanse en coccejaanse traditie en bracht dat alles tot een bijzondere synthese. Bij zijn volgelingen zijn één van de onderstromen verzelfstandigd, zoals de voetiaanse lijn bij Schortinghuis en Verschuir die dan weer populair worden in kringen van afgescheidenen tot op de dag van vandaag. Hij is helemaal gefixeerd op de innerlijkheid. Lampe was voor vrijheid van theologisch onderzoek en ging vrij ver in de bestudering van de Bijbel, dank zij de cartesiaanse nadruk op de rede. Maar op het gebied van het geloofsleven was die speelruimte er veel minder. Die versmalling is hem kwalijk genomen in de negentiende eeuw maar ook des te meer gewaardeerd door de Afscheiding. De heilsgeschiedenis wordt dan wel versmald tot de heilsorde.”

Veel lof

De beide promovendi kregen veel lof voor hun werk toegezwaaid. Volgens promotor prof. dr. W. Janse heeft Leurdijk overtuigend aangetoond dat het piëtisme zijn wortels mede had in Bremen en dat de Nederlandse vroomheid aanzienlijk vanuit Duitsland is bepaald, zo zei hij in zijn laudatio. „Vijf van de zes lampeaanse piëtisten hebben in jou de eerste biograaf gevonden. Je archiefonderzoek was fenomenaal.”

Promotor prof. dr. W. J. op ’t Hof stelde dat het werk van Van Valen in de toekomst door geen enkele onderzoeker genegeerd kan worden. “Jij hebt het veld volledig onderzocht, waardoor je proefschrift een soort handboek is geworden.” Zijn advies om in de toekomst ook de achttiende eeuw nog eens te onderzoeken, laten we maar een open vraag.

De beide promovendi hebben met hun dissertaties een indrukwekkende carrière als onderzoeker afgesloten. Leurdijk is al decennia het gezicht van de SSNR, een onvermoeibare pleitbezorger van het erfgoed van de Nadere Reformatie. Van Valen wist de gloed van de Schotse en Engelse predikers naar het grote publiek over te brengen, maar stond ook open stond voor bredere stromingen, zoals de Zuid-Afrikaanse opwekkingsprediker Andrew Murray. Vroomheid doorbreekt confessionele grenzen, wat ook duidelijk te zien was bij het publiek tijdens beide promoties. Van evangelisch tot gereformeerd. Vroomheid verbroedert en maakt geestelijke eenheid mogelijk. Het waren dus ook even oecumenische hoogtijdagen aan de Vrije Universiteit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 2020

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Onderzoek Piëtisme Beleeft Hoogtepunt Op Vrije Universiteit

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 2020

Protestants Nederland | 24 Pagina's