Beeld Kuyper In Kerk Haarlem Inzet Felle Discussie
Bezwaren tegen mensverheerlijking en beeldendienst uiteindelijk bezworen
In de collectie van Museum Catharijneconvent bevindt zich een markant beeld van Abraham Kuyper. Het is het gipsmodel voor het in natuursteen uitgevoerde beeld dat het exterieur van de Kloppersingelkerk te Haarlem verfraaide. Plaatsing ervan ging echter niet van een leien dakje.
Nu bestaan er wel meer beelden van Abraham Kuyper, maar rondom de serie beelden waartoe dit exemplaar behoorde ontstond in 1926 een ware controverse. Was het toegestaan om gesneden beelden onderdeel te maken van een kerkgebouw? En wat zou Kuyper er zelf van hebben gevonden?
Architect Berend Tobia Boeyinga kreeg in 1926 van de gereformeerde kerk te Haarlem de opdracht om een kerk te bouwen aan de Kloppersingel, die plek moest bieden aan maar liefst 1200 gelovigen. Het ontwerp baseerde de gereformeerde Boeyinga op de ideeën van Abraham Kuy-per over liturgie en eredienst, die te vinden waren in Kuypers kerkelijk weekblad De Heraut, later gebundeld in Onze Eeredienst (1911).
Volgens Kuypers ideeën kreeg de Kloppersingelkerk een waaiervormige opzet rondom de preekstoel, zodat de gemeente letterlijk rondom het Woord van God zat. Het doopvont moest een prominente plek krijgen op het podium om de gelovigen aan hun doop te herinneren, ook op zondagen dat er niet werd gedoopt. Boeyinga koos voor de bouwstijl van de Amsterdamse School.
Kenmerkend daarvoor was zijn keuze voor rode baksteen die in diverse decoratieve metselverbanden werd gecombineerd met natuursteen. Juist in deze bouwstijl was het ideaal om architectuur en beeldende kunst samen te brengen. Het gebouw als Gesamtkunstwerk.
Beeldhouwer Theo van Reijn werd gevraagd om het doopvont te vervaardigen en om de steunpunten van de pilasters bij de verschillende in- en uitgangen te markeren met portretten. In samenspraak met de bouwcommissie koos Boeyinga hiervoor belangrijke personen uit de kerkhistorie. Aan de noordzijde moesten Calvijn en Luther komen. Aanvankelijk zouden dit Calvijn en Zwingli zijn, maar de bouwcommissie oordeelde dat Luther toch beter in de gereformeerde traditie paste.
Aan de oostgevel zouden de gereformeerde voormannen Hendrik de Cock en Abraham Kuyper en aan de zuidgevel Frederik Lodewijk Rutgers en Herman Bavinck komen. Door de plaatsing leken de koppen als kariatiden de bouwstructuur te dragen. Tegelijk hadden ze ook een symbolische functie als dragers van het geloof.
Felle discussie
Het voorgestelde ontwerp voor de beelden leidde tot een felle discussie in landelijke bladen als De Heraut en lokale kerkbladen. Gingen deze afbeeldingen niet in tegen Gods gebod om geen gesneden beelden te maken? Werden hier geen mensen vereerd?
De Haarlemse kerkenraad bleek gevoelig voor de argumenten van de tegenstanders. In maart 1926 vroeg Boeyinga aan de bouwcommissie daarom alternatieven te noemen voor de koppen. Die adviseerde hem om de persoonlijke trekken van de figuren te verwijderen om zo het veelgehoorde argument dat het hier zou gaan om mensenverering te ontkrachten. Daarop werd het ontwerp aangepast en werden de trekken van Kuyper en de anderen gestileerd.
Maar ook deze keuze kon op kritiek rekenen. Zo schreef S. Anema (De Heraut, 7 november 1926) dat men hiermee “in de moderne, decadente kunst, die kubisme heet” verzeild raakte, die hij “een aanslag van het aestheticisme op het gereformeerde leven” vond. Ook voerde hij net als andere fervente tegenstanders als argument aan dat Kuyper zelf toch ook tegen beelden was: “Waar met name Dr. Kuyper zich in zijn werken verzet heeft tegen alle beeldencultus […] daar is het een geweldpleging aan de nagedachtenis van deze geloofshelden, hun eigen beeld te misbruiken in de religieuze sfeer, wat ze dubbel veroordeeld zouden hebben.”
In de katholieke Nieuwe Haarlemsche Courant vroeg men zich vanwege alle commotie af of “de nakomelingen van de Beeldenstormers nu zelf weer tot de Roomse beeldenverering terugkeerden.”
Klaas Schilder
Ds. Klaas Schilder was milder. Hij noemde het voornemen om de nieuw te bouwen kerk in Haarlem te voorzien van de kopstukken van historische personen in De Bazuin (27 augustus 1926) wel “een aardige gedachte”. Hij vroeg zich wel af “of sommigen van hen niet zelf in hun geschriften hier en daar uitlatingen hebben gedaan, die deze pilaster-onderneming min of meer veroordeelden.” Hij concludeerde laconiek: “Maar de liefde zondigt wel meer tegen haar objecten. […] een leuke overtreding, als ze het is.”
Uiteindelijk overwon de liefde voor Abraham Kuyper en de andere gereformeerde geloofshelden en kwamen de beelden er, weliswaar gestileerd, maar toch. De kerk werd voltooid en geopend in juli 1927. Helaas ging de Kloppersingelkerk in 2003 door een tragische brand verloren. Het gipsen ontwerp voor de kop van Abraham Kuyper, dat in 1984 door de Gereformeerde kerk van Haarlem Noord aan Museum Catharijneconvent werd geschonken, is een van de weinige overblijfselen van dit prachtige voorbeeld van gereformeerde kerkbouw.
Rianneke van der Houwen-Jelles is conservator voor het Nederlands protestantisme in het Museum Catharijneconvent
Bronnen:
- H.J.Ph.G. Kaajan, “Boeyinga’s rol in Haarlems gereformeerde kerkbouw tussen de wereldoorlogen”, in: Haerlem Jaarboek 1990, p. 119-151.
- Geraart Westerink, “Sculptuur van Theo van Reijn voor een kerk van B.T. Boeyinga te Haarlem”, in: Kunstlicht 14 (1993) nr. 2, p. 22-27.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 2020
Protestants Nederland | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 2020
Protestants Nederland | 32 Pagina's