“God Kan Alleen Naar Beneden Kijken”
Luther wijst met Maria’s Magnificat alle menselijke eer af
Een van de klassieke werken van de Reformatie voor de adventstijd is de uitleg van het Magnificat van Martin Luther. 1 Wat waren de omstandigheden waarin hij zich zette aan het “verdeutschen” en “auslegen” van Maria’s lofzang? En hoe belangrijk is volgens Luther de moeder van Jezus in de heilsgeschiedenis?
Geruime tijd voordat Luther het wereldtoneel betrad, was het Magnificat een veel gezongen lied. Het voert zelfs terug tot de vierde eeuw. 2 Toen de hervormer zich in 1520 aan zijn uitleg zette, vormde het in de westerse kerk al langer dan een millennium het vaste canticum van de dagelijkse vespers. Luther vond het terecht dat dit bovendien op een bijzondere en passende wijze gebeurde, “plechtiger dan de andere gezangen”. 3
Hij startte met zijn “Verdeutschung und Auslegung” van het Magnificat nadat hij de beroemde drie hervormingsboeken had gepubliceerd: An den christlichen Adel deutscher Nation, Vorspiel von der babylonischen Gefangenschaft der Kirche en Von der Freiheit eines Christenmenschen.
Midden in het stormachtige conflict met de paus en de keizer boog Luther zich over het gezang van Maria, zelfs tot op de dag dat hij door keizer Karel V werd gedaagd voor de Rijksdag te Worms (6 maart 1521). Hoewel het rond deze Rijksdag voor Luther niet duidelijk was of hij nog in de gelegenheid zou zijn deze uit-leg over het Magnificat te voltooien, verscheen het toch eind augustus of begin september in druk.
Door de publicatie in het Duits was het geschrift niet alleen toegankelijk voor de clerici, maar ook voor het ‘gewone’ kerkvolk. Het was een tactische zet van Luther om een bekend lied voor de Duitse kerkgangers van een nieuwe theologische betekenis te voorzien 4 , terwijl hij tegelijk ook deels aansloot op de uitlegtraditie van de kerk. 5
Het boekje was een dankbetuiging van Luther aan hertog Johann Friedrich von Sachsen voor diens steun nadat paus Leo X Luther had geëxcommuniceerd. 6
“Het middelpunt waar heel de uitleg voortdurend omheen cirkelt”, schrijft prof. H. Riedlinger om het unieke van Luthers uitleg te benadrukken, “is het geheim van de werking van God.” 7 Die werking van God vormde voor Luther het fundament, het rustpunt voor zijn leven, als in het oog van een storm.
God centraal
Luther wil in zijn uitleg vooral duidelijk maken dat het Magnificat niet gaat over Maria, maar over God. Niet om Maria’s werken, maar om Gods werken. God heeft Maria niet uitgekozen vanwege haar verdienste, maagdelijkheid of deemoed. De keuze komt voort uit Gods kijken in de diepte.
Daarom wijst Maria alle eer af en geeft alle lof juist aan God. Zij wil alleen dat de mens door haar lofzang tot God komt. God kijkt niet omhoog, want Hij staat boven iedereen. Hij kan alleen naar beneden kijken.
Maria spreekt uit eigen ervaring, is door de Heilige Geest geleerd.
God werkt in haar “szo grosz dingk, szo sie doch gering.” Zij leert dat God een Heer is Die niet anders doet dan nederigen te verhogen en hogen neer te halen (“nydrigen”). De aanleiding (“Ursach”) van Maria’s lofgezang: “Gods handelen en zien is gericht op de diepte, terwijl het zien en handelen van de mensen gericht is op het hoge.”
Het woord “Magnificat” betekent groot maken, verheffen, veel van Hem houden. Met dit woord geeft Maria aan waarover haar lofzang gaat: over de grote daden en werken van God. Zij zingt erover om ons geloof te versterken, de geringen te troosten en de groten der aarde te laten schrikken.
Deemoed
De grote werken die Maria bezingt, en die tegelijk de structuur vormen van het hart van het Magnificat en Luthers uitleg, zijn:
Een: Gods barmhartigheid (Luk. 1,50; WA 7, 578-585);
Twee: Geestelijke hoogmoed teniet doen (“zestoren”) (Luk. 1,51; WA 7, 585-589);
Drie: Vernederen (“Nydrigen”) van de hogen (Luk. 1,52; WA 7, 589-591);
Vier: Verhogen van de nederigen (Luk. 1,52; WA 7, 591);
Vijf en zes: Hongerigen verzadigen met goede gaven en rijken ledig laten (Luk. 1,53, WA 7; 591-595).
Aansluitend prijst ze Gods grootste werk: de menswording van Gods Zoon, Jezus Christus (Luk. 1,54 en 55; WA 7, 595-603).
Als de deemoed niet de grond vormde voor God om haar uit te kiezen, wat betekent dan de nederigheid waarover Maria het heeft en wat is de verbinding met het begrip “Herz”?
Luther wijst erop dat het zwaartepunt van Maria’s lofzang niet ligt op “humilitas” (“lage staat”/”nederigheid”), maar op “respecit” (“Hij zag neer”).
Het gaat in het Magnificat niet om Maria, maar om de grote werken van God die Hij door haar heen laat zien, zo zagen we al. Omdat het Gods aard is om in de diepte te zien, vertaalt Luther humilitas in “nichtigkeit” of “onaanzienlijk wezen”. Het is niet “deemoed” in de betekenis van verdienste of deugd. “Humilitas” is niets anders dan een verachte, onaanzienlijke, gering, zoals bij arme, zieke, hongerige, dorstige, gevangen en stervende mensen. Dat zijn zij in “de diepte”. 8 “Humilitas” wijst er dus duidelijk op dat de maagd Maria een veracht, klein en onaanzienlijk meisje was op wie God neerzag.
Dat is een existentieel gebeuren waarin je als het ware ondergedompeld wordt en je zonder hulp bent, van wie dan ook. De duivel en de mensen ergeren zich hieraan, omdat hierdoor gebrek en vernedering je deel kunnen zijn, zodat God in ons aan het werk kan gaan.
Maria bedoelt daarom te zeggen: God heeft mij, onaanzienlijk en veracht, aangezien, terwijl Hij ook rijke koninginnen had kunnen vinden. Dat deed Hij met het doel zodat niemand zich erop zou kunnen beroemen daar waardig voor te zijn, het is louter Zijn goedheid en genade.
Het is niet voor niets dat Luther Maria een “assepoester” (“asschen prodlin”) noemt. 9 God verkiest wie de wereld verwerpen: de armen, nederigen, eenvoudigen, geringen, verachten. Hij laat de minsten onder de meesten lijden, zodat duidelijk wordt dat ons heil niet van mensen afhangt, maar alleen van wat God kan en doet.
Maria noemt hen nederig, die één zijn met God en God met hen. Nederigen geloven en vertrouwen op Hem. En geloven en vertrouwen is een zaak van het hart.
Vrede
Geestelijke, innerlijke gaven kunnen mensen hoogmoedig, trots en zelfgericht maken. Levend met God menen zij dat zij brutaal en zonder vrees voor God kunnen leven. Dat komt, zo schrijft Luther, doordat hun hart is verhard (‘vorharttet’), als het aambeeld van een smid. Maria daarentegen heeft een ‘wunderlich hertz’: als moeder Gods is ze hoog verheven boven alle mensen, maar ze blijft toch eenvoudig.
In alle omstandigheden is Maria’s hart standvastig en gelijkmatig. Ze laat God in zich werken naar Zijn wil. Dat leidt tot troost, vreugde en vertrouwen op God. Wie de daden Gods in het hart overdenkt zal door Gods Geest deze woorden loven met handen en voeten. Het lichaam met zijn ledematen oefent immers uit en past toe wat de ziel inziet (“erkennt”) en de geest gelooft. Daarmee raakt Luther opnieuw een van zijn theologische kernnoties aan: eerst het geloof, dan de werken.
De vrede komt pas waar men leert dat geen uiterlijke werken, maar alleen het geloof – het vast vertrouwen op Gods genade, die we niet zien maar die ons beloofd is – vroom, rechtvaardig en zalig maakt. 10 En daarmee zitten we in het hart van Luthers theologie: de rechtvaardiging door het geloof alleen!
Noten
1 WA 7, 544-604.
2 Joseph Ratzinger, Gesammelte Schriften. Predigten. Band 14/2, Freiburg im Breisgau, 2019, p. 1204.
3 H. Riedlinger, “Inleiding,” in Maarten Luther, Het Magnificat, IJsselstein/ Antwerpen, p. 23.
4 Een interessant onderzoek zou zijn waarin de ‘nieuwe uitleg’ van Martin Luther verschilt van de meer recentere uitleg van emeritus paus Benedictus XVI, Joseph Ratzinger. In een aantal vorig jaar gepubliceerde preken verwijst hij regelmatig juist niet naar Maria, maar naar Christus (Joseph Ratzinger, Predigten, p. 1176, 1197, 1207 en 1239).
5 Riedlinger, “Inleiding,” p. 26-27.
6 WA 7, 538; 544-545.
7 Riedlinger, “Inleiding,” p. 28.
8 Luther verwijst ook naar Psalm 113,6: “Die (God, AA) zeer laag ziet, in de hemel en op de aarde,” (WA 7, 564).
9 WA 7, 557,29-32; 35-36. Een assepoester stond onderaan de beroepsmatige hiërarchische ladder van een huishouden: iemand die in de keuken werkt, het vuur verzorgde en de as opruimde. Een assepoester is iemand die negatief wordt beoordeeld door de mens (coram mundo) op grond van diens status, uiterlijk, etc. In de ogen van God is de assepoester echter waardevol, omdat Hij het nederige hart aanziet (coram Deo).
10 WA 7, 550.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
Protestants Nederland | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
Protestants Nederland | 36 Pagina's