Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bavinck, Een Voorbeeld Van Bescheidenheid En Verdraagzaamheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bavinck, Een Voorbeeld Van Bescheidenheid En Verdraagzaamheid

Zelfstandige rol naast Kuyper in uitbouw van het neocalvinisme

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het valt niet te ontkennen, dat de theoloog Herman Bavinck (1854-1921) een zekere reserve had inzake het gebruik van het woord calvinisme. Hij was blij dat de kerkgenootschappen waar hij gedurende zijn leven lid van is geweest, de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland, die naam niet voerden.

Tegenstanders noemden de gereformeerde kerk door de eeuwen heen kwetsend een calvinistische kerk en gaven er zo een sektarisch tintje aan. Maar Bavinck noemde zijn kerk liefst gereformeerd. Hij was het met Calvijn en diens tijdgenoten eens dat een kerk niet naar een mens moest heten en bovendien drukte het woord gereformeerd nauwkeurig uit wat de kerk wilde zijn: een van dwalingen gezuiverde christelijke kerk. 1

Die voorkeur kwam ook tot uitdrukking in de naam die hij aan zijn belangrijkste publicatie gaf: Gereformeerde dogmatiek. Deze titel drukte uit dat de dogmatiek de wetenschappelijke ordening is van het aan de kerk geopenbaarde Woord. Het woord gereformeerd hoorde bij de kerk. 2

Toch calvinist

Dat Bavinck toch het woord calvinistisch gebruikte hoeft echter niet te verbazen. Gereformeerd was voor hem een theologisch begrip, maar calvinisme sloeg op de staat, samenleving, kunst en wetenschap, het betreft een wereld- en levensbeschouwing. Dat was een moderne opvatting van het woord calvinisme. Het woord was voor 1870 geen gangbaar begrip geweest en sloeg vooral op de wereld van Calvijn en diens opvattingen in de zestiende eeuw. n de zeventiende en achttiende eeuw raakte het begrip calvinisme op de achtergrond.

Maar na 1870 dook het weer op. In 1872 werd in Nederland de Bartholomeusnacht herdacht in een samenleving waarin roomskatholiek en protestants voor het eerst gelijkberechtigd waren. In de polemiek van rooms-katholieken met protestanten over deze historische gebeurtenis functioneerde het begrip calvinisme in negatieve zin. Maar Abraham Kuyper ontdeed het begrip in 1874 van zijn exclusief historische en polemische betekenis en actualiseerde het als een overtuiging die telkens een nieuwe gedaante aanneemt: “Ons calvinisme leeft, en draagt in zich de kracht ter ontwikkeling: hoe zouden we dan een phase terug verlangen, die we reeds lang te boven zijn? Neen, wat we willen is gelijk recht voor allen, van wat conditie of religie ook. Onze gewetensvrijheid, de vrijheid der drukpers, de vrijheid van vereeniging en der gedachte zullen we handhaven met alle kracht. Wat we willen is vrijmaking der kerk, door ze eerlijk en volstrekt van den staat te scheiden, ook in financieele zin; vrijmaking der school, door ze niet aan de kerk, maar door ze onder regeling en toezicht van den Staat aan de ouders terug te geven, wijl de onpersoonlijke staat o. i. niet schoolmeesteren kan.” 3

Toen Kuyper deze nadere invulling van het begrip calvinisme gaf, was Bavinck 22 jaar. Hij bewonderde Kuyper en had op zijn Leidse studentenkamer een foto van hem aan de muur hangen. Hij kwam uit de kring van de Afscheiding van 1834, waarin het kerkelijke en theologische gereformeerde aspect werd beklemtoond, maar hij deelde al vroeg Kuypers opvatting van het calvinisme, dat voor het eerst in 1887 neocalvinisme werd genoemd. Toen hij in 1896 nadacht over de betekenis van het neocalvinisme en wat het heeft bereikt, noemde hij vier positieve aspecten: de herleving van het calvinisme voedt de kerk en houdt haar in stand, ze bevordert de burgerlijke vrijheden, ze versterkt het nationaal historisch besef en stimuleert de wetenschap. 4

Relatie met Kuyper

Toen Bavinck in 1882 eenmaal hoogleraar aan de Theologische School van de afgescheiden kerk in Kampen was geworden, trad hij ook in het publieke leven schouder aan schouder op met Kuyper. Ze werkten samen aan de vereniging van de dolerende en afgescheiden kerken, die in 1892 resulteerde in de Gereformeerde Kerken in Nederland, ze waren sinds 1897 samen bestuursleden van de Anti-Revolutionaire Partij, ze droegen samen bij aan het christelijk onderwijs, Kuyper vooral aan het recht ervan, Bavinck aan zijn inhoud. Als hoogleraren schreven ze allebei sleutelwerken inzake het neocalvinisme, Kuyper zijn Encyclopaedie en zijn Stone-lezingen over Het calvinisme, Bavinck zijn dogmatiek. Er is geen twijfel over dat Kuyper en Bavinck inzake het calvinisme op een lijn zaten. Ik heb elders al eens gezegd dat hun namen bijeen horen als Hennes & Mauritz of Mercedes en Benz. 5

Maar dat wil niet zeggen dat er geen verschillen waren of dat ze geen andere accenten legden. Om te beginnen waren het twee verschillende persoonlijkheden. “Was Kuyper met name naar voren getreden als de strijder voor de eigen overtuiging, geïnteresseerd in het toernooi, Bavinck was van meet aan veel meer opgevallen als bezinner, ten diepste geboeid door het probleem.” 6 De een hield van het debat, de ander van het gesprek, de een van stelligheid, de ander van reflectie.

Dit betekende niet dat Bavinck niet stellig kon zijn, of zich niet scherp kon uiten, maar, zoals hij schreef aan zijn vriend Christiaan Snouck Hurgronje in 1886, in de tijd van de Schoolstrijd en het door hem op de voet gevolgde conflict in de Nederlandse Hervormde Kerk (de Doleantie): “Van harte wensch ik, dat er op kerkelijk en school terrein spoedig vrede kome en een werken niet met maar naast elkaar. Polemisch ben ik dus, maar om een irenisch doel. En zoo is het bij dr. Kuyper ook, althans naar mijn beschouwing.” 7 Niet steeds elkaar de maat nemen dus, maar schouder aan schouder voor de goede zaak werken, dat was het streven.

Wat Bavinck echter hinderde was de manier waarop Kuyper streed en als “partijhoofd” opereerde. Hij bleef aan zijn zijde, maar wenste soms een plekje, “waar ik met allerlei berekeningen niet te rekenen had”. 8 Hij schreef Snouck in 1888 “dat ik soms al het nadeelige en schadelijke van een partijverband gevoel. Alleen de overeenstemming in beginsel onderdrukt dat gevoel ten slotte weer.” 9

Open houding

In reactie op de soms gesloten falanx en de antithetische houding van de neocalvinisten, beklemtoonde Bavinck twee aspecten van het neocalvinisme, die in zijn dagen minder op de voorgrond traden en na zijn dood in 1921 zijn ondergesneeuwd. Het eerste was dat hij in eigen kring vaak het verband legde tussen zijn neocalvinistische overtuiging en de bredere christelijke overtuiging, en voorts tussen die christelijke overtuiging en het algemene levensbesef, en omgekeerd. 10 Dit ging gepaard met een openheid voor het culturele klimaat en een niet-militante houding.

Dit was geen accent in Bavincks denken, dat laat in zijn leven aan de dag trad – vroeg in zijn loopbaan zocht hij al het gesprek met de ethische theologie – maar het viel meer op naarmate de neocalvinistische wereld na 1900 hechter en succesvoller werd. “Wij hebben hem noodig”, verzuchtte zijn leerling Bastiaan Wielenga over de geest van Bavinck, kort na diens overlijden, “dien geest van bescheidenheid, oprechtheid, verdraagzaamheid en zachtmoedigheid, - we hebben hem noodig, zullen we niet stikken in onze principia en dood vriezen in onze orthodoxie.” 11

Soms was hij aarzelend, soms ook beducht de leiding te nemen, maar steeds probeerde hij de neocalvinisten voor hoogmoed te bewaren en een open houding bij te brengen.

Katholiciteit

Het tweede aspect was, dat hij naar buiten toe de katholiciteit van het christendom beklemtoonde. Het neocalvinisme was niet een orthodoxe specialisatie binnen het christendom, maar was een uitdrukking van zijn algemene karakter. Op basis daarvan bepleitte hij in de jaren 10, in het zicht van de secularisering, bij vrijzinnigen en ethischen een “theïstische coalitie”, een samenwerking van christenen tegenover het materialisme en naturalisme van zijn dagen, op basis van de katholiciteit van het christendom. 12

Het was een pleidooi tegen de benepen houding van medechristenen jegens de orthodoxie en voor de vormgeving van het christelijk geloof in een seculiere cultuur. Voor dit laatste was het neocalvinisme meer dan andere christelijke tradities toegerust en Bavinck ergerde zich aan de distantie die andere christenen ertegenover innamen.

Deze twee elementen – naar binnen toe de bezinnende en de ander recht doende opstelling en naar buiten toe de klemtoon op de noodzaak van het gezamenlijk optreden van het christendom – worden doorgaans niet geassocieerd met het neocalvinisme. De flitsende figuur van Kuyper en zijn splijtende kracht lijken veel meer een stempel te hebben gedrukt op ons beeld van het neocalvinisme. Maar dat doet geen recht aan deze stroming en ook niet aan Bavinck, de andere belangrijke vader van deze traditie.

Tussen 1920 en 1960 heeft het neocalvinisme vaak het stempel van Kuyper gedragen, maar sindsdien is door theologen als Gerrit C. Berkouwer en Jan Veenhof weer aandacht gevraagd voor Bavinck. 13 En sinds vanaf 2000 Bavincks dogmatiek en andere werken in het Engels zijn vertaald komt ook internationaal het bezinnende en het verbindende element van het neocalvinisme sterker naar voren. Als we dus over het neocalvinisme spreken, moeten we dat altijd met twee woorden doen: Kuyper ja, maar ook Bavinck.

Noten

1. H. Bavinck, ‘Calvinisme’, De Bazuin, 18 oktober 1901.

2. H. Bavinck, Gereformeerde dogmatiek I, Kampen, 1895, p.9.

3. A. Kuyper, Het calvinisme, oorsprong en waarborg onzer constitutioneele vrijheden. Een Nederlandsche gedachte, Amsterdam, 18742, pp. 62-63.

4. H. Bavinck, ‘Het calvinisme in Nederland en zijne toekomst’, Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie 3 (1896), pp. 147-152.

5. George Harinck, ‘Herman Bavinck and Geerhardus Vos’, Calvin Theological Journal 45 (2010), p.18.

6. G. Harinck, C. van der Kooi en J. Vree (red.), ‘Als Bavinck nu maar eens kleur bekende’. Aantekeningen van H. Bavinck over de zaak-Netelenbos, het Schriftgezag en de situatie van de Gereformeerde Kerken (november 1919), Amsterdam, 1994, p.7.

7. H. Bavinck aan C. Snouck Hurgronje, Kampen, 7 mei 1886, in: G. Harinck en J. de Bruijn (eds.), Een Leidse vriendschap. De briefwisseling tussen Herman Bavinck en Christiaan Snouck Hurgronje, 1875-1921, Baarn, 1999, p.130.

8. Bavinck aan Snouck Hurgronje, Kampen, 7 augustus 1888, in: Harinck en De Bruijn, Een Leidse vriendschap, p.132.

9. Bavinck aan Snouck Hurgronje, Kampen, 22 december 1888, in: Idem, p.135.

10. J.J. Buskes in G. Puchinger, Hervormdgereformeerd, één of gescheiden? Delft, 1969, p.305.

11. B. Wielenga, ‘De Bavinck-“geest”’, De Reformatie, 30 september 1921.

12. Zie H. Bavinck, Modernisme en orthodoxie. Rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1911, Kampen, 1911 en H. Bavinck, Het christendom, Baarn, 1912, pp.61-62.

13. George Harinck, ‘Herman Bavinck’, in: George Harinck, Herman Paul en Bart Wallet (red.), Het gereformeerde geheugen. Protestantse herinneringsculturen in Nederland 1850-2000, Amsterdam, 2009, pp. 433-441.


Prof. dr. George Harinck is hoogleraar geschiedenis aan de Theologische Universiteit Kampen en de Vrije Universiteit Amsterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2021

Protestants Nederland | 32 Pagina's

Bavinck, Een Voorbeeld Van Bescheidenheid En Verdraagzaamheid

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2021

Protestants Nederland | 32 Pagina's