Gereformeerde Ethiek Orthodox En Daarom Blijvend Actueel
Van Barth terug naar Bavincks visie op de scheppingsordeningen
Het was sensationeel toen Herman Bavincks Gereformeerde Ethiek ruim tien jaar geleden van onder een dikke laag stof tevoorschijn kwam. Maar wat heeft een ethiek eigenlijk te bieden wanneer van de betreffende auteur al een veel geroemde dogmatiek bekend is die binnen de gereformeerde traditie nog altijd veel gezag heeft? Bovendien: is alles wat hij over ethiek te zeggen heeft niet allang achterhaald?
Volgens Bavinck zelf zijn dogmatiek en ethiek in het leven van christenen onlosmakelijk met elkaar verbonden en vullen ze elkaar aan. Ze wijzen ons op onderscheiden zaken die in werkelijkheid niet van elkaar gescheiden kunnen worden en een eenheid dienen te vormen. Kort en krachtig verwoordt Bavinck dat zelf:
“Dogmatiek: God tot ons afdalend. Ethiek: wij tot God opstijgend. Dogmatiek: Hij de onze. Ethiek: wij de Zijne. Dogmatiek: zij zullen Zijn aangezicht zien. Ethiek: Zijn naam zal op hun voorhoofden wezen. Dogmatiek: uit God. Ethiek: tot God. Dogmatiek: Hij heeft ons liefgehad. Ethiek: daarom hebben wij Hem lief.” 1
Natuurlijk kunnen we zeggen dat de dogmatiek zijn zelfstandige waarde behoudt, ook als wij mensen in de ethiek niet tot onze bestemming komen. Maar dat is volgens Bavinck niet zoals God het bedoeld heeft. God wil niet zonder ons zijn. Hij heeft Zich aan ons geopenbaard, en vraagt ons om een antwoord. En zonder dat antwoord mist ook de openbaring zijn doel.
Maar ook de ethiek is niet los verkrijgbaar. Zonder openbaring zouden we niet weten wat te doen. Maar wat is dan die openbaring? Op die vraag heeft Bavinck een antwoord gegeven dat past in de klassieke en katholieke traditie voor hem. Tegelijk geldt hij ook als een van de laatste vertegenwoordigers van die traditie. In het spoor van Karl Barth kiezen veel theologen een andere richting. Tot welke ethische keuzes dat leidt zullen we hierna zien.
Natuurrecht
Bavinck staat nadrukkelijk in de traditie van de gereformeerde orthodoxie. 2 Met de rooms-katholieke traditie deelde zij het natuurrecht, terwijl ze met de lutheranen het idee van de tweerijkenleer gemeenschappelijk had.
Leidend daarbij is de gedachte dat God de wereld regeert in Zijn Zoon, zij het op twee geheel verschillende wijzen. Als de Schepper en Onderhouder heerst Hij door het eeuwige Woord over het gehele menselijke geslacht en alle aardse koninkrijken. Onder het bereik van die heerschappij vallen instellingen als het gezin, onderwijs en cultuur, economie en staat. Als Verlosser heerst Hij daarnaast door het vleesgeworden Woord over een gee stelijk koninkrijk. Onder het bereik van die heerschappij valt de kerk. Beide koninkrijken zijn van Godswege gewild, Hij wil dat mensen zich onderwerpen aan de wetten die hen reguleren.
Echter, terwijl alle mensen zonder onderscheid onderdaan zijn van het eerste koninkrijk, hebben gelovige christenen deel aan beide koninkrijken. Terwijl het laatste koninkrijk zich niet door kracht of enig geweld manifesteert, maar slechts in woord en sacrament, draagt in het eerste koninkrijk de overheid het zwaard om haar burgers te beschermen tegen onrecht en recht te doen aan hen die onrecht zijn aangedaan.
Overheid
De overheid dient te handelen volgens de wetten van het natuurrecht dat ervan uitgaat dat ieder mens geschapen is naar Gods beeld en daarmee een inherente waardigheid heeft. Die wetten zijn via het geweten kenbaar voor ieder mens. Die kennis maakt dat mensen verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden, niet alleen voor God, maar ook voor de wereldlijke overheid.
Die wetten zijn iets anders dan het Evangelie. Leven volgens de wetten die met de schepping gegeven zijn, is onvolkomen wanneer het niet via de herscheppende kennis van Gods genadige vergeving voor al het kwade, dat ondanks alles geschiedt, uitloopt op eeuwige dienst en lofprijzing aan God op elk levensterrein. Aldus Bavinck in navolging van Calvijn:
“In den machtigen geest van den franschen Hervormer is de herschepping niet een stelsel dat de schepping aanvult als bij Rome, niet eene godsdienstige hervorming die de schepping intact laat als bij Luther, veel minder eene nieuwe schepping als bij de Wederdoopers, maar eene blijde boodschap van vernieuwing van alle creaturen. Hier komt het Evangelie tot zijn volle recht, tot waarachtige katholiciteit. Niets is er dat niet geevangeliseerd kan en behoort te worden. Niet de kerk alleen, ook het huis en de school, de maatschappij en de staat worden onder de heerschappij van het christelijk beginsel gesteld…” 3
Positie van Barth
Volgens de grote twintigste-eeuwse theoloog Karl Barth kon van een natuurlijk Godsbesef en natuurrecht geen sprake zijn. Buiten de bijzondere openbaring van Godswege in Jezus Christus was er slechts sprake van eigengerechtige religiositeit. Er kon buiten Jezus Christus om ook geen sprake zijn van ware rechts- en wetskennis. Zo stelde hij nadrukkelijk:
“Er is niet zoiets als een natuurrecht dat als zodanig herkenbaar is en tegelijk ook goddelijk karakter draagt en goddelijke geldigheid heeft, geen goddelijke wet die met de schepping van de mens gegeven is, al in de sterren geschreven staat en waarvan de overtreding de mens tot zondaar zou maken.” 4
Gezien de politieke situatie van die dagen vielen velen Barth bij. Want was het niet juist het vertrouwen in de algemene openbaring die Duitse christenen in staat stelde in het nationaalsocialisme van heidenen als Adolf Hitler een legitieme politieke beweging te zien? En was op zijn minst ook niet de tweerijkenleer verantwoordelijk voor het feit dat de kerk zich niet gedrongen voelde om zich kritisch uit te laten tegen het opkomende nazisme? Alleen door een dergelijke houding niet alleen ethisch, maar ook theologisch als volstrekt van God los te beschouwen en daarmee volstrekt illegitiem te verklaren, kon principieel stelling worden genomen tegen het nazisme.
Ervan uitgaand dat er inderdaad een noodzakelijk verband was tussen natuurrecht, tweerijkenleer en de houding van Duitse christenen leek Barth’s stellingname inderdaad een aantrekkelijk alternatief. Vooral ook omdat ze zich als echt-christelijk, volstrekt op Jezus Christus georiënteerd, aandiende en elke vorm van heidendom radicaal afwees.
Anarchie als consequentie
Met zijn radicale beroep op de Godsopenbaring in Jezus Christus meende Barth zijn verzet tegen de totalitaire politieke machtsaanspraken van het nazisme te kunnen legitimeren. Maar daarvoor in de plaats kwam een merkwaardig onkritische houding tegenover vergelijkbare machtsaanspraken van latere Sovjet-communisten. Zij zagen Jezus als de partijganger der armen en hen die zich ook politiek in de marge van de samenleving bevonden. 5
En alle instellingen die de bestaande maatschappelijke orde hielpen bestendigen, dienden te worden afgebroken. In Nederland leidde dat onder leiding van onder anderen Banning, Buskes en Miskotte tot de zogenaamde Doorbraakgedachte, die via lidmaatschap van de PvdA streefde naar afbraak van het verzuilde publieke bestel.
In politieke zin was er sprake van wat Willem Aalders “een evangelisch gekleurde anarchie” noemde. 6 Tegenover totalitaire machthebbers kan dat sympathie wekken. Maar de keerzijde ervan was een nonchalance tegenover een natuurlijk samenlevingsverband als huwelijk en gezin en een zeer kritische houding tegenover traditionele instellingen binnen de vrije markteconomie, het maatschappelijke middenveld en de burgerlijke overheid. Dat anarchie noodzakelijkerwijs leidt tot een totalitaire staat, daarvoor leken Barth en zijn volgelingen blind. Is er iemand die zich in een dergelijke situatie nog bekommert om het lot van de zogenaamde welgestelden, de brave burgers en de hardwerkende arbeiders, zo vroeg Aalders zich zeer terecht af. 7
Positie Bavinck
Net als Barth zag Bavinck in de navolging van Christus het ethische richtsnoer bij uitstek. Maar anders dan bijj Barth was er bij hem geen spoor van de neiging die navolging te verengen tot een focus op de armen en degenen die zich in de marge van de samenleving bevinden. Niet dat Bavinck die zorg voor de naaste veronachtzaamd wenste te zien. Maar daarnaast diende ieder zich met liefde en in gehoorzaamheid aan Gods wet te wijden aan de eigen roeping in de samenleving. Als man en vrouw in huwelijk en gezin, als werknemer, werkgever of zelfstandige in zijn of haar beroep, als onderwijzer, wetenschapper of kunstenaar volgens zijn of haar eigen roeping, en als betrokkene bij het lot van medemensen, arm en rijk, in maatschappelijk middenveld en politiek.
Dat waren weliswaar de thema’s waaraan Bavinck in zijn Gereformeerde Ethiek nooit is toegekomen. Maar in de opzet van zijn ethiek en in tal van publicaties uit later jaren, valt wel de richting op te maken waarin hij dacht. 8
Maar waarom zoveel aandacht voor al die traditionele instellingen? Wel omdat ze de culturele vorm zijn waarin Gods scheppingsordeningen gestalte krijgen. Communisten en socialisten wilden deze ordeningen graag offeren op het altaar van een imaginaire wereldorde geïnspireerd op een ten diepste revolutionaire gelijkheidsideologie, zo was Bavinck van mening. Zonder daarbij te vervallen in een vastgeroest conservatisme, waarschuwde hij zijn gereformeerden:
“[Z]ullen wij ons dan wachten voor eene vervloeking der maatschappij […], en zullen wij veeleer haar leeren eerbiedigen als een wonderbaar kunstig organisme, dat onder Gods leiding gegroeid en van eeuw tot eeuw voor millioenen menschen ten zegen is geweest.” 9
Een waarschuwing die ook in een tijd die in toenemende mate door een revolutionaire gelijkheidsideologie wordt beheerst, nog niets aan actualiteit verloren heeft.
Noten
1. H. Bavinck, Gereformeerde ethiek, Utrecht, 2019, p. 47.
2. Zie onder andere David VanDrunen, “The Kingship of Christ is Twofold: Natural Law and the Two Kingdoms in the Thought of Herman Bavinck,” in: Calvin Theological Journal 45/1 (2010), pp. 147-164 en Natural Law and the Two Kingdoms: A Study in the Development of Reformed Social Thought, Grand Rapids, 2010.
3. H. Bavinck, De Katholiciteit van Christendom en Kerk, Kampen, 1888, p. 32.
4. Karl Barth, Kirchliche Dogmatik IV/1, Zürich, 1953, p. 154.
5. Zie hierover onder andere Martien Brinkman, Karl Barth’s socialistische stellingname (Baarn, 1982) en Rinse Reeling Brouwer, Over kerkelijke dogmatiek en marxistische filosofie. Karl Barth vergelijkenderwijs gelezen (’s-Gravenhage 1988).
6. “Licht en donker in de theologie van Karl Barth”, in: Barth-Kohlbrugge-Miskotte: ontwikkeling of breuk?, Kampen, 1984, p. 32.
7. Idem, p. 31.
8. Zie John Bolt, Bavinck on the Christian Life. Following Jesus in Faithful Service, Wheaton 2015.
9. “Over de ongelijkheid”, in: H. Bavinck, Verzamelde opstellen op het gebied van godsdienst en wetenschap, Kampen,1921, p. 169.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2021
Protestants Nederland | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 2021
Protestants Nederland | 32 Pagina's