Prof. Graafland: Dóór De (Gereformeerde) Traditie Heen Naar Het Woord
Visie Op Dubbele Predestinatie, Belijdenis Of Vrouw In Ambt Riep Vaak Discussie Op
Prof. Graafland wilde door de (gereformeerde) traditie heen terug naar de Schrift. Deze denkrichting bracht hem soms tot afwijkende opvattingen over de dubbele predestinatie, de plaats van de belijdenis en de visie op de vrouw in het ambt. Kerkelijk gezien wilde hij voluit gereformeerd in de volkskerk staan, maar hij dacht uiteindelijk laagkerkelijk, met een hang naar de evangelische en charismatische richting.
Dat blijkt uit de biografie van Arjan Boersma over deze spraakmakende theoloog van de Gereformeerde Bond. Inderdaad, Graafland was tegendraads gereformeerd, maar wel gereformeerd in hart en nieren. Maar dat gereformeerde mocht niet stollen tot een dode traditie.
Kees Graafland, geboren op 20 augustus 1928, groeide op in een eenvoudig christelijk gereformeerd arbeidersgezin in Gouda. Zijn moeder was piëtistisch ingesteld, wat zijn leven lang hem stempelde. De sfeer in de Christelijke Gereformeerde Kerken werd hem te benauwd. Er ging, zo zegt hij, een rilling door hem heen als hij hoorde spreken over de “gezegende Afscheiding”.
Hij voelde zich net als zijn moeder thuis in de “Nederlands Hervormde Vereniging Calvijn”, in de volksmond “Calvijn”. Deze Goudse vereniging was een vereniging van echt typisch ‘oecumenische’, bevindelijke christenen, die ook buiten de Hervormde Kerk bezoekers trok.
Graafland meldde zich in 1946 aan in Apeldoorn om daar predikant te worden, maar hij werd afgewezen, overigens zonder reden van afwijzing, zo vermeldt hij subtiel.
In 1949 sloot hij zich aan bij de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij vond geestelijke herkenning bij ds. G. Boer, die van 1949 tot 1956 in Gouda predikant was. Na zijn studie theologie in Utrecht, diende hij de gemeente van Ameide en Tienhoven (1953-1958). In deze gemeente werd hij bevestigd door ds. G. Boer. In 1958 vertrok hij naar Woerden, opnieuw door ds. Boer bevestigd. Hij vulde daar de vacante predikantsplaats van ds. L. Kievit op.
Promotie
Op 21 april 1961 promoveerde Graafland bij prof. Simon van der Linde op De zekerheid van het geloof, een onderzoek naar de geloofsbeschouwing van enige vertegenwoordigers van Reformatie en Nadere Reformatie.
Zijn geringere waardering van de laatste stroming ten opzichte van Calvijn en de Reformatie werd niet door iedereen in dank overgenomen. Naar aanleiding van een heruitgave van het proefschrift in 1977 schreef De Wachter Sions: “Dr. Graafland dus naast Calvijn! We vrezen als dr. Graafland zo doorgaat, dat Calvijn straks staat tegenover dr. Graafland, maar dan in dat ontzaglijk gericht.”
Voor Graafland was het proefschrift echter een bevrijding. Het geloof mag zeker zijn van Gods genade in Christus, zo ontdekte hij. Maar bij de Nadere Reformatie was het niet allemaal goud wat daarin blonk. “Ik kreeg er oog voor, hoe tallozen gebukt gaan onder een chronische onzekerheid, omdat zij altijd weer werden teruggeworpen op zichzelf in plaats van op de vaste beloften van God.” De betekenis van Kohlbrugge en Woelderink betekende voor hem de bevrijding van de subjectieve geloofsbeleving, het pleiten voor de betrouwbare beloften van God en een christocentrische objectiviteit. Later had hij overigens ook kritische kanttekeningen bij Woelderink.
Kritiek op de Bond
Na Woerden volgde de gemeente Veenendaal, waar hij op 8 mei 1963 bevestigd werd door ds. Boer. Het was de derde en laatste keer dat hij werd bevestigd door zijn collega. In zijn Veenendaalse periode kwam hij tot een kritische houding tot de dominante theologische cultuur van de Gereformeerde Bond, die hij te veel gestempeld zag door het piëtisme van de Nadere Reformatie. Hij bepleitte meer liturgische ruimte en bezinning op recente theologische ontwikkelingen, bijvoorbeeld over de vrouw in het ambt. Een aantal predikanten, te weten ds. T. Poot en ds. A.J. Jorissen, vormden hiertoe in 1964, op initiatief van Graafland, de zogeheten Contactgroep. Onder hen waren bekende namen, zoals ds. L. Kievit, prof. H. Jonker en prof. Van der Linde. Graafland gaf later aan, dat door gezagsgetrouwe Bonders de Contactgroep “de rebellenclub” werd genoemd.
In 1965 verscheen Graaflands Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking, waarin hij kritiek uitoefende op de prediking in de hervormd-gereformeerde kring. De eenheid van hart en verstand was volgens hem weggevallen, er werd gespeurd naar gestalten en kenmerken om de echtheid van het geloof vast te stellen. Positief was wel de herwaardering van het verbond en de aandacht voor de levensheiliging. Maar de keerzijde was het normatief voorschrijven van een geloofsweg en heilsorde voor de gemeente.
Ds. J. van Sliedregt was erg kritisch op Graafland, zo zette hij uiteen in een briefwisseling met hem in De Waarheidsvriend. Hij vond dat Graafland afweek van de belijdenis van de kerk en in het moeras van Schriftkritiek terechtkwam. Over de vrouw in het ambt was het hoofdbestuur kort en helder: er was geen sprake van om het aloude standpunt te herzien.
Een en ander leidde tot verwijdering tussen Graafland en ds. Boer. Toen Graafland in 1968 naar Amsterdam vertrok, werd hij ook niet meer door ds. Boer bevestigd. Deze koesterde zelfs gemengde gevoelens bij Graaflands keuze voor Amsterdam. Hij vreesde zelfs dat Graafland in Amsterdam “verloren” zou zijn en zou wegzinken in “het moeras van de midden-orthodoxie”.
Tegen de moderne theologie
Maar dat viel alles mee. Graafland ontpopte zich als een bestrijder van de moderne theologie. Hij won het vertrouwen van de Bond terug, die hem benoemde tot bijzonder hoogleraar namens de Gereformeerde Bond, een ambt dat hij tot 1993 zou bekleden. In zijn confrontatie met de moderne theologie bleef hij wel het gesprek zoeken. In zijn boek Waarom nog gereformeerd? (1973) schrijft hij: “We kunnen het nieuwe niet aanvaarden omdat het nieuw is. Maar we kunnen het ook niet afwijzen omdat het nieuw is.” Hij kruiste de degens met Karel Deurloo over homoseksualiteit, in het kader van bezinning op het gezag van de Schrift, maar deed dat niet onbewogen. Sterker nog, hij stelde dat hij het jammer vond dat hij in de Bijbel geen woord kon vinden om homoseksuele relaties te accepteren. “Hieruit blijkt dat hij pastoraal bewogen is met mensen met deze geaardheid”, aldus Boersma.
Ook in zijn felle debat met H. Berkhof klonk toch respect door voor diens theologische spiritualiteit. Dit tekende zijn existentiële manier van theologie bedrijven. Graafland nam een eigen positie in ten opzichte van de apartheid in Zuid-Afrika, die hij onomwonden afwees. Daarbij wekte hij binnen de Bond wrevel en verbazing. Boersma vat samen: “Buiten de Bond een vertegenwoordiger van het klassieke geluid, binnen de Bond kritisch en oprecht.”
Kritiek op eigen kring
In 1976 werd Graafland naast hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht ook universitair docent in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme aan deze universiteit. Hij stortte zich weer helemaal op de studie van de eigen traditie, wat leidde tot een indrukwekkende lijst van boeken en artikelen. Veel onderwerpen cirkelden rond verbond en verkiezing. Calvijn was inmiddels dan geen norm meer, maar de beweging loopt via Calvijn terug naar de Schrift. Graafland werd initiatiefnemer en redactielid van het blad Kontekstueel, dat in 1986 door een aantal jonge dominees werd opgericht. Een aantal van hen zou later binnen eigen kring bekende figuren worden, zoals ds. P.L. de Jong, dr. W. Dekker, dr. B. Plaisier en drs. A.J. Zoutendijk. Graafland publiceerde in de eerste editie van het tijdschrift een artikel: “Op zoek naar een gereformeerde hermeneutiek”. Hij zou daarover nog veel publiceren.
Graafland werd bij het grote publiek vooral bekend door zijn boek Gereformeerden op zoek naar God (1990), waarin hij zijn inzicht beschrijft dat de charismata, de genadegaven van de Geest, onontbeerlijk zijn voor een uitweg uit de Godsverduistering. De studie was controversieel en riep veel reacties op. Het was volgens Boersma Graafland ten voeten uit. “Kritisch, de aandacht trekkend, maar met een diepe bewogenheid voor de kring van de Gereformeerde Bond.”
In 1993 nam Graafland afscheid van Utrecht en op 4 juni 1993 van de theologische faculteit van de universiteit van Utrecht, geheel in stijl met een studiedag met als thema: Voetianen en Coccejanen. Hij kreeg een afscheidsbundel Uitdagend gereformeerd (1993) waar hij een weerwoord op schreef: Verantwoord gereformeerd, een voortgezet gesprek (1995).
Tegen versmalling
Graafland ging steeds meer inzien dat “in onze eigen gereformeerde traditie zoveel eenzijdigheid en tijdgebondenheid en beperktheid in het verstaan van de Schrift te vinden is, dat ik niet meer zo onkritisch van dit gereformeerde a priori kan uitgaan.” Hij vond dat de rechtvaardiging steeds meer uit het centrum verdwenen was en een van de momenten werd van de bevindelijke heilservaring van gelovigen. De wedergeboorte onderging een versmalling, een reductie op de persoonlijke, innerlijke beleving.
Graafland keerde zich verder tegen de eenzijdige focus op de predestinatie. In de discussie over het aanbod van genade in de twintigste eeuw zag hij de ontknoping van de tragiek, met funeste gevolgen. “De verkiezingsleer, die begon als een subparagraaf binnen de ecclesiologie, is nu geworden tot een allesbeheersende problematiek, waardoor de kerken nu worden verscheurd.” Graafland kwam in zijn studie Van Calvijn tot Barth ook tot een afwijzen van de dubbele predestinatieleer van Calvijn. In het boek Verantwoord gereformeerd schrijft hij onomwonden: “God heeft niet sommige mensen a priori verworpen zoals en omdat Hij andere mensen a priori verkoren heeft. Dat laatste heeft hij wel, het eerste niet. De mens gaat louter om eigen schuld verloren, zoals de mens louter door genade behouden wordt. Dat is, in alle bescheidenheid, mijn overtuiging en ik meen dat ik daarin het bijbels getuigenis volg.”
Hij weigerde om, zoals Op ’t Hof en De Reuver volgens hem wel doen, a priori Calvijn te zien als een schriftuurlijke theoloog. Dit zou namelijk betekenen dat geen enkele kritiek op Calvijn mogelijk zou zijn. Hij vond met prof. dr. W. Balke dat Calvijn met de dubbele predestinatie de grenzen van het Bijbelse getuigenis overschreed.
Vrouw in ambt
Graafland heeft zich positief uitgelaten over de vrouw in het ambt. Hij werkte vanaf 1985 mee aan de studie vanuit de Gereformeerde Bond Man en vrouw in Bijbels perspectief. Graafland betreurde toen dat deze geen opening bood voor een vrouwelijke diaken, waarvoor volgens Graafland Calvijn wel ruimte zag.
In zijn boek Gedachten over het ambt (1999) benadrukt hij dat het ambt komt van God en vanuit de gemeente. Graafland verbindt de gaven van de Geest aan de ambten en vindt dat de gave van profetie niet alleen aan de man was verbonden, maar ook vrouwen daarin deelden.
“Van het verbinden van ambt en charisma is het inderdaad een kleine stap naar het volledig honoreren van de positie van de vrouw in de gemeente, inclusief de vrouw in het ambt. De gaven van de Geest zijn immers niet gebonden aan de man alleen. Ook de vrouw mag hierin volop meedelen.”
Graafland trok deze conclusie in zijn boek niet, maar wel in een interview in het Reformatorisch Dagblad (8 januari 1999). “De Geest is immers uitgestort op alle vlees. Vanuit deze gedachte kan ik weinig bezwaar zien tegen een vrouw op de kansel.”
Volgens Boersma staat Graafland al begin jaren 80 van de vorige eeuw open voor de vrouw in het ambt. Dit blijkt uit een college dat hij gaf in 1983. Hij constateert dan dat de vrouw haar plaats in de gemeente voluit mag innemen, waarbij ze ook een rol in de ambten mag krijgen. De conclusie van Graafland is dat hij ook de context van de huidige tijd wil laten wegen. De positie van de vrouw is in de huidige tijd weer anders. Dit alles uiteraard binnen de van God gegeven scheppingsorde. Hij vond de overbekende ‘zwijgteksten’ niet slaan op de vrouw in het ambt maar op de gehuwde vrouw. Toch bleef hij voorzichtig. In Om gereformeerd te blijven schrijft hij het volgende. “Ik wil hiermee niet pleiten voor de vrouw in het ambt.
Ik wil vooralsnog alleen pleiten voor een voortgaande, bijbelse bezinning hierover. Maar als dat a priori wordt uitgesloten, dan zijn we wel eenzijdig bezig.”
In zijn briefwisseling met W. Dekker en zijn boek Bijbels en daarom gereformeerd (2001) betoogde Graafland dat het Woord van God tegelijkertijd Goddelijk en menselijk is, tegelijkertijd het onfeilbare Woord en het tijdelijke en tijdgerichte Woord. Ondanks alle kritiekpunten op de klassieke gereformeerde traditie, zag hij deze toch als de meest Bijbelse vertolking van het christelijk geloof. Maar zijn zoektocht naar de Schrift was dermate radicaal dat hij het sola scriptura alleen accepteerde zonder de toevoeging: belijdenis. Hij beschouwde de belijdenis als doorgang tot de bron en als ze dat niet is vormt ze een obstakel.
Toch had hij grote waardering voor de belijdenis. Hij zag de belijdenisgeschriften als typisch gereformeerd, namelijk tot stand gekomen in de context van de eigen tijd, maar wel met de wetenschappelijke methoden van die tijd (de scholastieke methode). Graafland vond dat geen probleem: de gereformeerde traditie komt bij uitstek tot stand in het brandpunt van de eigen tijd. Hij had een hekel aan gestolde theologie. In die zin had hij ook geen moeite met commentaar op de belijdenis, terwijl hij de belijdenis tegelijkertijd waardeerde.
Samen op weg
Graafland participeerde al vanaf 1973 in de bezinning op Samen op Weg. Hij zag het “in de kerk staan” van de Gereformeerde Bond niet als een organisatorische maar als een geestelijke zaak. De fusie van de PKN vond ongeveer een halfjaar voor Graaflands overlijden plaats. Hij beschouwde deze als een “historische vergissing”. Hij was beducht voor de vrijzinnigheid in de Gereformeerde Kerken. Hij vond dat de Hervormde Kerk beter een eenheid had kunnen zoeken met de piëtistische of evangelische kerken. De “nationale kerk”, hoe waardevol ook, was voor hem slechts secundair. Typerend voor hem was zijn laagkerkelijke bewustzijn. Hij voelde zich – net als zijn moeder – thuis waar hij authentieke Godsvrucht en bevinding meende te proeven.
Ds. P.L. de Jong heeft Graafland een “zoekende Bonder” genoemd. Graafland erkende dat hij scherpe emoties opriep. Tegelijkertijd zei hij heel goed te zijn met de collega’s die hem bestreden. “Misschien omdat ze toch aanvoelen dat het liefde en bewogenheid zijn die me drijven. Ze voelen het kloppend hart dat erachter zit. Ik ben ten diepste een piëtist, een bevindelijk gelovig mens.”
Graafland wilde de gereformeerde traditie doorlichten op Gods Woord. Kritisch, maar niet relativerend, wel om haar te dienen. Zijn studies hebben vrijwel altijd een actuele spits. Graafland zelf beaamde het dat hij klaarblijkelijk de gave had tot de “doorlichting van het huidige tijdsgewricht”. Hij vond dat de gereformeerde theologie geen abstracte theologie mocht zijn. Te vaak zag hij om zich heen het weergeven van eeuwenoude waarheden, van abstracte woorden. Graafland koos vrijwel altijd positie en droeg deze niet zelden op een polemische manier uit, aldus Boersma. Dat had iets tragisch, omdat hij door zijn manier van theologiseren en van uitdrukken regelmatig in de positie van de eenling terecht kwam.
Vooral de bevindelijke, piëtistische geloofsbeleving van zijn ouders liet bij hem blijvende indrukken achter. De bevinding komt voort uit authentieke, persoonlijke omgang met God, ook in het dagelijkse leven. Over bevinding zegt hij het volgende op 61-jarige leeftijd. “Het gaat hier om een katholieke en authentieke gestalte van het geloof. Met andere woorden, het behoort tot het wezen van het christelijke geloof als zodanig, dat het een innerlijke ervaring van God en een in het hart doorleefde omgang met God kent. Als dat er niet is, kan zelfs de vraag worden gesteld, of we dan nog wel met een authentiek christelijk geloof te maken hebben.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2021
Protestants Nederland | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2021
Protestants Nederland | 40 Pagina's