Van Karel V, de middeleeuwse aflaatpraktijk naar het rijke roomse leven
Katholiciteit duidt op een algemene, universele kerk, maar hoe zit dat met de eenheid van de kerk? In dit recensieartikel duiken we in de tijd van de Reformatie en bespreken we enkele katholieke schrijvers. Het rijke roomse leven is in ieder geval voorbij.
Eerst maar even terug naar de zestiende eeuw. Wie kent niet de befaamde plaat van Luther op de Rijksdag van Worms, 500 jaar geleden, waar hij oog in oog stond met de nog jonge keizer Karel V? Na de confrontatie met Luther op deze vergadering herinnerde Karel V hem eraan dat zijn voorvaderen tot aan hun dood “trouwe zonen van Rome” waren geweest en dat “een enkele monnik” het toch bij het verkeerde eind moet hebben gehad omdat christenen “de voorbije duizend jaar anders hebben geloofd.” Hij sprak van het “perverse” antwoord van Luther.
De bekende historicus Geoffrey Parker laat in zijn boek Keizer Karel V. Landsheer van de Nederlanden, Habsburgs wereldheerser (uitg. Omniboek, Utrecht, 2020; 607 blz.; € 59,90) zien hoe Karel V aan het hoofd stond van een immens wereldrijk dat verteerd werd door allerlei lokale en regionale conflicten. Hij was een veelzijdig bestuurder die ook door gearrangeerde huwelijken de erfopvolging moest garanderen.
De keizer was overigens ook niet beducht om strijd te leveren met de paus en wilde een algemeen concilie bijeenroepen “tot hervorming van de Kerk, die zoals iedereen weet zo gewenst en zo noodzakelijk is, en mede tot verdelging van de misleide sekte van Luther.” Hij stond erop dat de deelname van de lutheranen aan het concilie van Trente “de enige remedie is voor de kwalen waaraan de Kerk leidt.” Hij was ziedend toen paus Julius III het concilie wilde schorsen wanneer de lutheranen aan het woord zouden komen. De keizer slaagde er echter niet in Duitsland een godsdienstvrede te bezorgen, noch om de paus te bewegen om door hervormingen misstanden in de kerk weg te nemen.
Karel V behoorde tot een van de grootste staatslieden uit zijn tijd. Hij bleef een rooms renaissancevorst die niets liever wilde dan de lutheranen verdelgen. Vanwege de strijd met de islam in het oosten werd hij daarin voortdurend gehinderd. Het oprukken van Ottomaanse strijdkrachten op de Donau dwong hem herhaaldelijk tot religieuze concessies in ruil voor militaire assistentie van lutherse heersers.
Karel V had een messiaanse visie op zijn rijk. Hij noemde zich Gods plaatsbekleder, gewijd aan de verdediging van het christelijke rijk tegen de Turken. Hij was een vroom man, woonde gewoonlijk iedere dag twee missen bij. Hij ging vaak te biecht en vier keer per jaar ter communie. Hij trok zich vaak terug in het klooster en las regelmatig devotionele boeken.
Karel V werd in de twintigste eeuw getypeerd als de grote voorloper van de politieke eenheid van christelijk Europa. De Schotse hervormer John Knox dacht er anders over. Hij typeerde in 1554 Karel V -in de tijd dat hij als vluchteling in Duitsland verkeerde- als “niet minder dan een grotere vijand van Christus dan Nero ooit was”, omdat hij “afgodendienst handhaaft en bevordert.” Parker zegt veelzeggend dat de toespraak van de theoloog (Luther) in Worms de eeuwen zou trotseren, maar die van de keizer op dat ogenblik snel in vergetelheid raakte. Het waren twee vertegenwoordigers van twee totaal verschillende wereldbeschouwingen.
Aflaat
De kwestie van de aflaat was de directe oorzaak van de splitsing van de kerk in de zestiende eeuw. In de bundel Der Ablassstreit, Band I/1. Vorgeschichte des Ablassstreits (Evangelische Verlagsanstalt, Leipzig/Herder Verlag, Freiburg, 551 blz.; € 74) zien we hoe de kerk op alle mogelijke manieren de gewone man het geld uit de zak klopte, en dat alles ter wille van de glorieuze bouw van de Sint-Pieter in Rome en andere basilieken. De scholastiek speelde een dubieuze rol in het legitimeren van de aflaat, zo valt op te merken in onder meer de bijdrage van Cajetanus, die de theologie gebruikte om de aflaat juridisch, theologisch én financieel te onderbouwen.
Natuurlijk, de paus kon natuurlijk niet los van Christus de zonden vergeven, en de mens kon niet zonder geloof en genade van de aflaat profiteren, maar… ondertussen sprak de “heilige moederkerk” de mensen vrij van alle tijdelijke en eeuwige straffen, inclusief die van het vagevuur. We kunnen het niet anders zien dan dat de kerk daarmee het heil vercommercialiseerde en mensen vooral bang maakte voor de straffen in het vagevuur. Mooi is de opgenomen bijdrage van Johannes von Staupitz, Luthers latere biechtvader. Hij verwijst de zondaar direct naar Christus, Wiens bloed genoegdoening schenkt voor alle zonden. Berouw is zeker nooit volledig, maar daar staat tegenover wel een volledige genade!
Harm Veldman geeft in zijn rijk geïllustreerde boekje Martin Luther 1483-1546 (uitg. De Banier, Apeldoorn; 159 blz.; € 16,95) een overzicht van Luther in de context van zijn tijd. Het boek, met een voorwoord van Herman Selderhuis, geeft vooral de basisinformatie door en gaat (helaas) niet in op recente studies over Luther in de aanloop naar het jubileum Reformatiejaar in 2017. Voor een eerste kennismaking die de belangrijkste feiten op een rijtje zet, is het wel geschikt. Wie echt eens een sprankelende tekst van Luther wil lezen moet Als goud door vuur beproefd (uitg. Den Hertog, Houten; 190 blz. € 20,90), een korte verklaring van de eerste brief van de apostel Petrus in 60 overdenkingen, aanschaffen. Het is van de hand van Hugo van Woerden, die sinds vele jaren onvermoeibaar dagelijks prachtige Luther-citaten verspreidt (info@maartenluther-citaten.nl). Het zijn teksten waarmee we Luther in zijn hart kijken. Luther zegt dat God slechts één geestelijk huis wil hebben, en dat is één christelijke gemeente, waarin wij allen gelijk zijn in hetzelfde geloof, eensgezind verbonden door de liefde. Maar de duivel kan die eenheid niet verdragen en zal die proberen te verwoesten door ketterij of dweperij, aldus Luther. En wat betreft die ‘roomse’ bisschoppen: Luther zegt dat we in Christus niet alleen een goede Herder hebben, maar ook een trouwe Bisschop, dat wil zeggen iemand die het werk doet van een hoeder en wachter (1 Petr. 2:25).
Katholiek?
Wie is nu eigen katholiek? De behoudende Duitse kardinaal Gerhard Müller definieert in zijn boek Was ist katholisch? (Verlag Herder, Freiburg im Breisgau; 318 blz.; € 24) katholiek als universeel, over de hele wereld verspreid. Zij bevestigt de eenheid tussen leer en praktijk. De kerkelijk-sacramentele heilsbemiddeling heeft volgens Müller te maken met de lichamelijk-sociale natuur van de mens als medium, de kerk als zichtbaar, hoorbaar en tastbaar instituut. Uit de menswording van God en Zijn universele heilswil volgt de sacramentele zichtbaarheid van de katholieke kerk. Het gaat niet om de grootst mogelijk som van geredde individuen, maar om de objectieve redding van de gehele mensheid. Rome denkt inderdaad breed over de wereld.
Hoewel Luther zich tegen de sacramentele heilsbemiddeling keerde, was de breuk met de Katholieke Kerk volgens Müller niet absoluut gezien de gedeelde centrale waarheden van de Drie-eenheid, de incarnatie en de verzoening. Toch legde Rome eigen accenten. De menselijke natuur is volgens haar aangelegd op de genade. Gods grootheid en heerlijkheid en de zedelijke vrijheid en autonomie van de mens sluiten elkaar niet uit. Tegenover de reformatorische leer van het volledige verderf van de menselijke natuur stelt Rome dat de medewerking met de genade niet tekort doet aan de eer van God maar juist Zijn grootheid onderstreept.
Müller legt de nadruk op Christus en de Schrift, maar niet zonder de liturgie en het sacramentele. Sacramenten zijn niet slechts tekenen die genade beduiden maar ook bewerken wat ze betuigen. Kerk en eucharistie hangen nauw samen. Alleen zij zijn welkom tot de eucharistie die in volledige gemeenschap staan met de kerk van Christus, zoals die geleid wordt door de opvolgers van Petrus. De Katholieke Kerk vertegenwoordigt volgens Müller concreet Christus op aarde, daarmee verwijst “katholiek” naar de christologische grondslag van de kerk.
Er is volgens de kardinaal maar één kerk, omdat er maar één lichaam van Christus is. Wie zich daarvan scheidt, brengt zijn eeuwig heil in gevaar. Het gaat Müller om de zichtbare eenheid van de kerk die zich in de eenheid van geloof en sacramenten en onder leiding van de paus en bisschoppen als “de ware en legitieme opvolgers van de apostelen” verwerkelijkt. De paus is het zichtbare principe van de eenheid van de Katholieke Kerk, maar, zo opent hij de deur naar onder meer de protestanten, niet het geheel van de katholiciteit is bij Rome verwerkelijkt.
Müller keert zich tegen het dogmatische relativisme in deze tijd en de aanpassing van de kerk aan de tijdgeest. Dat is herkenbaar voor een orthodoxe protestant. De “valse hervorming” van de kerk wordt aan de volgende voorwaarden gekoppeld: afschaffing van het priestercelibaat, wijding van vrouwen tot priester en vrije seksualiteit ten koste van het (sacramentele) huwelijk. Campagnes in de media en politieke pressiemiddelen zorgen voor splitsingen in de kerk en openlijke ongehoorzaamheid aan Gods Woord. Het verval van de kerkelijke infrastructuur is de weerspiegeling van het feit dat men de zending van de kerk innerlijk opgegeven heeft. Kortom, Müller zet de kerk behoorlijk op de kaart, al is dat overduidelijk rooms gekleurd.
Rijke roomse leven
Het rijke roomse leven is voorbij, zo lezen we in het proefschrift van Harry Broshuis over de bekende schrijver Godfried Bomans. Nooit is er zoveel moeite gedaan om op alle fronten de katholieke identiteit uit te werken en de gelovigen organisatorisch bijeen te houden als in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, aldus Broshuis in zijn boek Godfried Bomans en het katholicisme. Een cultuurhistorisch onderzoek naar Bomans als representant van het katholieke schrijverstype (uitg. Eburon, Utrecht, 324 blz.; € 29,95).
Bomans, die in deze tijd opgroeide, was een jongen vol angst, zo lezen we, vooral voor de hel (“eeuwig branden, daar kom je nooit overheen”), het vagevuur en de doodzonden (“de dag van het Laatste Oordeel hing als een zwaard boven je hoofd”). Het geloof stond destijds als een huis, maar de Bijbel werd als ‘protestants’ boek weinig of niet gelezen. Er was een “doe-katholicisme”: het volgen van de vele voorschriften en de rituelen in de kerk. De vraag wat het geloof voor jou persoonlijk betekende, werd niet gesteld als zijnde te ‘protestants’. De leek was onmondig en moest de kerk onvoorwaardelijk gehoorzamen.
We zien bij Bomans een ambivalentie: rationele aanvaarding van vernieuwingen en emotionele weemoed om wat verdween, de warmte en veiligheid van een kerk die sinds de jaren zestig niet meer bestond. Bomans nam het de kerk kwalijk dat priesters ineens relativerend over vagevuur en hel gingen spreken terwijl dat ooit de jeugd van velen vergalde.
Bomans heeft volgens Cor Verkade het geloof nooit afgezworen, maar is altijd wel een tobber en zoeker geweest. De kerk verlaten was volgens Bomans onbillijk en onlogisch omdat we zelf de kerk zijn. De breuk met de kerk als instituut is bij Bomans rationeel, maar niet gevoelsmatig, want je blijft katholiek. Bomans is in de laatste jaren meer christen geweest dan katholiek, zo concludeert Broshuis. Bomans heeft volgens hem wel gebroken met de institutionele kerk, maar niet met de kerk in een meer geestelijke zin als gemeenschap waarin mensen op zoek zijn naar God.
Het boek van Anton Stolwijk, Buiten dienst. Toen God kleiner moest gaan wonen en ik meekeek (uitg. De Geus, Amsterdam, 2021; 272 blz.; € 21,50), ademt iets van dezelfde nostalgie. De journalist beschrijft de lotgevallen van de Josephkerk in Alkmaar, een parochie die op sterven na dood is en waarvan het gebouw aan een projectontwikkelaar zal worden verkocht. Stolwijks overleden vader was daar lid van. Anton onderneemt een zoektocht naar wat is geweest en spreekt mensen die bij de kerk betrokken waren en zijn. De vernieuwingsbeweging in de jaren zestig en zeventig ging als een nachtkaars uit, zo is te lezen. De mensen hebben ooit kromgelegen voor deze kerk, maar de spullen worden nu in de uitverkoop gedaan, al heeft het bisdom regels opgesteld voor de overbodig geworden voorwerpen. “De doopvont mag natuurlijk niet eindigen als plantenbak”, zegt iemand. De enige twee regels die Anton zich kan herinneren, zijn: “Wees gegroet Maria, vol van genade”, en “Bid voor ons zondaars, nu en in het uur van onze dood.” Hij spreekt met oud-collega’s van zijn vader en probeert met een zeker verlangen het oude klimaat van zijn jeugd weer tot leven te brengen. Grappig beschreven, maar het geheel ademt toch een oppervlakkigheid en vluchtigheid en mist helaas een analyse van wat zich allemaal heeft afgespeeld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2021
Protestants Nederland | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2021
Protestants Nederland | 48 Pagina's