“Aan moeders hand tot Jezus”
Gereformeerde pedagoog Jan Waterink benadrukte centrale rol van moeder
Godsdienstige opvoeding is vrouwenwerk, zo was de gereformeerde pedagoog Jan Waterink (1890-1966) stellig van mening. Niet dat daarbij de man geen enkele rol zou spelen. Maar de vrouw was daartoe toch wel de eerstaangewezen persoon binnen het gezin, aldus Waterink – zeker in de eerste levensfase van kinderen.
Hoe kwam Waterink daar eigenlijk bij? Sinds de kerkvader Augustinus was het toch de gewoonte om mannen een centrale rol te laten vervullen in de dagelijkse huisgodsdienst. Die lijn zien we ook bij Luther en Calvijn, Teellinck en Koelman, Kuyper en Bavinck. Zij zagen het gezin als een christelijke gemeente in het klein. Het was daarin voor hen ondenkbaar dat de vrouw daarin een leidende rol zou vervullen. Het was de vader die als priester voorging in gebed en als profeet uit de Schrift las en daaraan vervolgens liefst in verhalende vorm uitleg gaf.
Nauw contact
Anders dan tot hiertoe in de traditie gebruikelijk was, vraagt Waterink aandacht voor de vrouw. Vooral omdat hij ziet dat met name in de eerste levensfase van het kind de moeder continue een veel nadrukkelijker rol speelt dan de vader.
“Heel diep in haar ziel heeft moeder elke dag nauw contact met dat kleine leventje dat zich naast haar ontplooit,” zo stelt Waterink. Inderdaad, veel meer dan de vader. Natuurlijk zijn er vaders die, bij het thuiskomen moeders verhalen over wat ze nu weer meegemaakt heeft met de kleine, geduldig aanhoren. Maar vaker zijn ze te druk met hun beroep of ambt om zich daarvoor de tijd te gunnen, zo vervolgt hij.
Werd in de traditie veel meer aandacht gegeven aan bewuste vorming via kennisoverdracht, onder invloed van de psychologie kwam er daarnaast steeds meer oog voor de rol van het onderbewuste, te beginnen bij de zwangerschap en nog altijd van veel invloed in de levensfase die vooral gekenmerkt wordt door spel. Daarbij was de intuïtie van moeder een meer geëigend middel dan het verstandelijk inzicht van vader.
Aan moeders hand
We zien dat inzicht bij Waterink bijvoorbeeld terug in Aan moeders hand tot Jezus (1936), een boekje dat vele herdrukken beleefde (zelf heb ik thuis een 20ste druk staan uit 1962) en onder andere in het Engels, Duits, Afrikaans en Indonesisch vertaald werd.
Grote nadruk legt Waterink erop dat in de vroegste jaren het de moeder is die de kleine reeds vertelt “van Jezus, Die de kinderen liefheeft”. Niet alleen maar de Jezus Die moeders nodigde hun kinderen tot Zich te laten komen, maar ook de Jezus Die Zich voor hen aan het Kruis liet nagelen.
Wanneer men wacht met de kinderen daarvan pas op de catechisatie of op school te vertellen, dan is al een belangrijke fase waarin zij godsdienstige indrukken opdoen voorbij. En ook wanneer zij al wel naar school gaan en meegaan naar de kerk, dan blijft ook godsdienstige opvoeding vooral een taak van vader, maar ook van moeder. Al was het maar als levendige getuigen van Wie God ook voor kinderen wil zijn. Daartoe hebben zij zich bij de Heilige Doop, in antwoord op de beloften van Godswege, verplicht.
In liefde, wijsheid en geduld
Maar op welke wijze doet moeder dat? Natuurlijk door haar kind lief te hebben, zo stelt Waterink, zoals ook Jezus de kinderen liefheeft. Niet om het voor zichzelf op te eisen. Want de zorg voor haar kind dient namelijk gericht te zijn op zelfstandigheid. Moeders leiding is erop gericht het kind alleen te laten lopen. Haar liefde dient erop gericht te zijn het kind te leren liefhebben. En ook haar tucht dient het leren van zelftucht tot doel te hebben. Geduld is daarbij nodig. Want het kind is niet vanzelf
Geduld is daarbij nodig. Want het kind is niet vanzelf geneigd te leven in gehoorzame onderwerping aan de regels van moeder. Het zoekt graag eigen wegen en volgt daarbij vooral de eigen wil. Laat staan dat het van nature weet wat het is om in gehoorzame onderwerping aan Gods wil te leven. Daarom is het de voornaamste taak van moeder dat zij in de kleuterjaren het kind spreekt van Jezus; dat zij het kind de Bijbelse verhalen voorleest en het leert bidden om een nieuw hart, aldus Waterink.
Levend vanuit geloof en hoop
Daarbij zal er altijd de vrees zijn bij moeder dat zij daarin te kort schiet, en dat haar kind zich zal blijven verzetten tegen de weg die zij het wijst. Maar ook daarin mag moeder moed en kracht ontlenen aan Gods beloften.
Waterink stelde in dat verband Monica, de moeder van Augustinus, tot voorbeeld. Zij liet niet af, ook toen niets er nog op wees dat het goed met haar zoon zou aflopen, te hopen en te bidden. En zie hoevelen God door hem tot zegen is geweest.
Maakt Waterink zich daarmee niet schuldig aan de burgerlijke genderstereotypen waartegen vandaag de dag zoveel geageerd wordt? Hij zou zich er zelf niet voor geschaamd hebben. Wat hem betreft waren die stereotypen een zeer bepaalde uitdrukking van Gods scheppingsordeningen. Daarvan afscheid nemen zou slechts schadelijk zijn voor de godsdienstige opvoeding van onze kinderen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2022
Protestants Nederland | 44 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2022
Protestants Nederland | 44 Pagina's