Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Grepen uit een eeuw historie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Grepen uit een eeuw historie

Honderd jaar PN

13 minuten leestijd

De oplettende abonnee zal het zich meteen afvragen: hoe kan Protestants Nederland nu honderd jaar bestaan? De omslag vermeldt dat we pas toe zijn aan de 87e jaargang. Dat klopt. Maar dat heeft te maken met de Tweede Wereldoorlog en nog een aantal jaren daarna, waarin het blad van de Duitse bezetter niet mocht verschijnen. De Vereniging Protestantsch Nederland (toen nog met sch) is opgericht op 5 april 1923. En dat is onmiskenbaar honderd jaar geleden.

Al meteen in het jaar van oprichting verscheen er een bescheiden verenigingsorgaan van vier pagina’s. Het blaadje heette toen nog De Klok, en dat zou tot 1954 zo blijven. De Amsterdamse predikant ds. H. Bakker, die samen met dr. R.J. Krop en dr. K.H.E. Gravemeijer aan de wieg van de vereniging stond, legt in het eerste nummer uit waarom het verenigingsorgaan De Klok is gedoopt:

“Een klok is een wonderbaar ding. Zij hangt hoog boven de hoofden der menschen. En daar in de hoogte opent zij op gezette tijden haar koperen mond en zendt haar metalen roepstem naar beneden, om weer te geven wat er in het hart van de menschen is, hetzij de feestvreugd, hetzij een jammerklacht, en tegelijk tot het hart der menschen te spreken. Bovenal, de klok vertelt hoe laat het is. Dat wil De Klok van Protestantsch Nederland ook. Tegenover het Roomsche gevaar een alarmklok. Vrienden, laat het niet slechts aan uw redakteur over om aan het touw te trekken. Trekt mee! Dan wordt er ook niemand vermoeid.”

Het Roomsche gevaar – daar ging het om. Daartegen kwam men in verzet, in bewoordingen die aan duidelijkheid weinig te raden overlaten. “Rome groeit in onze dagen”, en dat was waar. Sinds in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland was hersteld, ging het steeds beter met de kerkprovincie. Niet alleen de kerkelijke, maar ook de politieke invloed van Rome nam toe. In 1924 werd in Amsterdam het Eucharistisch congres georganiseerd, wat voor protestanten de spreekwoordelijke klap op de vuurpijl betekende. Men was niet uit op een nieuwe godsdienstoorlog, maar de angst voor een naderend conflict zat er goed in. Jonkheer De Savornin Lohman, man achter de Christelijke Historische Unie, bracht de vrees als volgt onder woorden: “Naar den toestand van de middeleeuwen willen de rooms katholieken ons terugvoeren”. En daartegen diende een dam opgeworpen te worden.

Basis

De doelstelling sprak blijkbaar aan, want al in het stichtingsjaar wordt gesproken over vijfhonderd leden. De basis voor de vereniging en haar activiteiten in samenkomsten en publicaties was duidelijk. Om het met de woorden van ds. Bakker te zeggen: “Haar grondslag is de basis waarop ook de reformatoren gebouwd hebben. De H. Schrift als het Woord van God. We willen positief werken. Niet louter protesteeren, afkeuren en afbreken. Dat hebben Luther en Calvijn ook niet gedaan.” Vanuit deze grondslag wilde men de kennis van de reformatorische beginselen verdiepen. “De leer der hervormers moet weer gaan leven en spreken”. Het leidde tot een vereniging die snel groeide en in afdelingen verdeeld kon worden, voornamelijk in het westen van het land. Er werden massabijeenkomsten gehouden. Na tien jaar verscheen De Klok elke veertien dagen.

Eendracht maakt macht, en die macht werd zeker ook in zeer praktische en medemenselijke zin ingezet, althans voor protestanten. Blijkbaar waren de leden van Protestantsch Nederland niet onbemiddeld, want de vereniging bleek in 1933 met duizend leden in staat een heuse vrouwenkliniek in het leven te roepen. De afdeling Den Haag speelde daarin een voortrekkersrol, onder aanvoering van Gravemeijer. Op 22 april 1933 opende de Koningin-Moeder de naar haar vernoemde Emmakliniek aan de Parkweg in Den Haag. Ze had er ook zelf financieel aan bijgedragen. Het gemeentebestuur, het Rode Kruis, de Haagse Hervormde Kerk – iedereen deed mee om voor protestantse kraamvrouwen een aangenaam verblijf te realiseren. Begonnen met 30 bedden, groeide dit aantal naar 65 in 1953. Verzoeken om uitbreiding stuitten door de jaren heen op tegenstand. Uiteindelijk is de Emmakliniek opgegaan in één van de Haagse ziekenhuizen. Gesteld wordt dat er in totaal zo’n 20.000 protestantse kinderen geboren zijn.

Publicaties

De doorgaande lijn van de vereniging bestond echter – behalve uit het beleggen van bijeenkomsten – uit het publiceren van kleine geschriften die uiting gaven aan het anti-roomse sentiment van die tijd. Zo schreef ds. Bakker een brochure onder de titel Wat Rome leert en wat de Bijbel leert. Daartussen werd duidelijk een groot verschil gezien. Dr. J.R. Callenbach beantwoordde in zijn geschrift de vraag Waarom niet naar een klooster? Dr. J. Severijn, later hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de NHK participeerde in de antithese met een brochure over De Paapse Mis en ds. G.H. van Bruggen ten slotte maakte het nog iets bonter: Op grond van het Evangelie: weg met de Priesters! Hij schreef het woord ‘priester’ trouwens nog wel met een hoofdletter.

De publicaties waren vooral gericht op het eigen publiek. Men wilde vooral het historisch besef en de kennis van de reformatorische beginselen onder het protestantse volksdeel versterken. De middelen daartoe werden niet gezocht in protestacties en spandoeken maar in de verdediging via woord en geschrift. Of zoals oud-redactielid H.H.J. van As het verwoordde bij het 75-jarig bestaan van PN in 1998:

“Het doel was niet primair: de paus onttronen, maar: de kennis der reformatorische beginselen verdiepen, het historisch besef onder ons volk verlevendigen, het protestants-nationaal karakter van ons volk verdedigen. Maar ook: de belangen van het protestantisme in geestelijk èn stoffelijk opzicht bevorderen. Dit alles op de grondslag van de Heilige Schrift als het Woord van God.”

Onder dat woord “stoffelijk” vielen echter wel degelijk protestacties als dat nodig was. Tijdens toogdagen, herdenkingsbijeenkomsten en op Hervormingsdagen liet PN haar stem horen. Toen de Katholieke Universiteit Nijmegen werd opgericht, tekende men protest aan tegen de regeringssteun die dat mede mogelijk maakte. Een nog sprekender voorbeeld is het verzet tegen processies. De grondwet van 1848 had processies alleen toegestaan op plaatsen waar ze voor die tijd al wettelijke goedkeuring hadden, maar ze werden een eeuw later steeds vaker stilzwijgend toegestaan, ook buiten Brabant en Limburg. Protestants Nederland gaf uiting aan haar ongenoegen: “Steeds meer probeert Rome de openbare weg voor zich op te eisen”. De overheid diende de ware vrijheid (!) in het publieke leven te handhaven en te voorkomen dat de straat tot een kerkgebouw zou worden gemaakt. De vereniging stond in dit standpunt verre van alleen. De toenmalige Oecumenische Raad (voorloper van de Raad van Kerken) was dezelfde gedachte toegedaan en schreef een protestbrief aan de minister. In de raad zaten o.a. de Hervormde, Gereformeerde, Lutherse, Hersteld Lutherse en Christelijke Gereformeerde Kerken, maar ook de Oud-Katholieke Kerk, Doopsgezinden, Remonstranten, Baptisten en Vrije Evangelischen.

Hervormde predikanten

De achterban van PN was vanaf het begin vrij divers, al waren de Nederlands Hervormden in de meerderheid en kwamen de kleinere gereformeerde kerken pas later aan boord. Dat is af te zien aan de samenstelling van het bestuur en de scribenten die meewerkten aan het blad, veelal predikanten uit de Hervormde Kerk. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dat. Vanuit de Evangelisch-Lutherse Kerk sloot bijvoorbeeld mevrouw mr. dr. J.C. de Meijere zich bij het bestuur aan. Als juriste schreef zij jarenlang en tot op hoge leeftijd stukken die handelden over zaken uit het kerkelijk oftewel canoniek recht en voerde zij soms op pittige wijze een kruistocht tegen de aanspraak van de paus op wereldlijke en geestelijke macht. Zo schreef zij in 1985:

“Al wat pausen vanaf de cathedra van Petrus inzake geloof of zeden decreteren heeft door de onfeilbaarheidsverklaring [1870] geldigheid voor alle eeuwen, er kan niets aan veranderd worden. Hiermee is de juridische organisatie van de Kerk van Rome geperfectioneerd, er is geen verwrikken meer aan. Tast men die organisatie aan, dan valt de paus om met Stoel en al.”

Gaandeweg komen ook predikanten uit de Gereformeerde Bond, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken binnen de schrijverskring van Protestants Nederland. Het maandblad verandert ook van gedaante. Bij het 40-jarig bestaan in 1963, dat gevierd wordt met een bijeenkomst in de Oude Kerk te Scheveningen met ds. L. Lagerweij uit Den Haag als voorzitter, zijn motto (“Ik zal handhaven”) en vignet vervangen door het Hugenotenkruis.

Naast Lagerweij en dr. Gravemeijer, de enige nog in leven zijnde oprichter van PN, wordt het woord gevoerd door ds. B. van Smeden (CGK) en ds. J.W. Verhey (GKV, later NGK). Gravemeijer benadrukt het belang van de theocratie, een echt calvinistisch-reformatorische gedachte, en van art. 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Ook doet hij in dit jaar zijn nogal eens geciteerde uitspraak: “Als de vereniging Protestants Nederland niet bestond, zou ze alsnog moeten worden opgericht!”

Irene

In 1964 raakt de vereniging hevig verontrust: prinses Irene blijkt te zijn overgegaan naar de Rooms-Katholieke Kerk en heeft zich daar ook opnieuw laten dopen. Dit als voorbereiding op haar huwelijk met de Spaanse troonpretendent Carlos Hugo de Bourbon Parma. Protestants Nederland (hier bedoeld in algemene zin) is verontwaardigd. De vereniging organiseert in Utrecht een bezinningsdag. Sprekers zijn o.a. prof. dr. J. van Genderen (CGK), de hervormde prof. dr. S. van der Linde en prof. dr. L.W.G. Scholten (Geref.). Nu is er ook vanuit de Gereformeerde Gemeenten een delegatie in de persoon van ds. A. Vergunst. Het leidt tot een behoorlijke aanwas in het ledental, dat naar de tweeduizend stijgt.

Het thema huwelijkssluiting en doopbediening blijft de gemoederen nog een tijd bezig houden, ook in geschrifte. Het middel van de Open Brief wordt nog een aantal keren gebruikt, in 1970 gericht aan de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland en twee jaar later aan de Raad van Kerken. Daarin wordt opgeroepen om de oecumene niet te laten prevaleren boven de waarheid van de Schrift. Prof. dr. G.P. van Itterzon schrijft een brochure in dezelfde geest onder de titel Oecumenische spanningen.

Jaren ’60 en ’70

Na de vroege jaren zestig ging er in de verhouding tussen Rome en Reformatie een andere wind waaien. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), onder paus Joannes XXIII van start gegaan, zette een reformatieproces in (‘aggiornamento’), dat een invloed had die verder reikte dan het eigen Rome. In plaats van de antithese komt de toenadering, lang niet altijd tot vreugde van katholieken zelf maar ook niet van alle protestanten. Het is de tijd van de groeiende oecumene en de vernieuwing. Aan protestantse zijde worden in die periode de eerste stappen gezet in het Samen-op-Weg proces dat tot 2004 de geesten zou bezighouden.

Protestants Nederland heeft over deze ontwikkelingen zo haar eigen gedachten. In 1973 valt in het jubileumnummer te lezen dat getwijfeld wordt aan de idee dat Rome tot echte hervormingen bereid zou zijn. Dat is toch überhaupt niet mogelijk, gezien alles wat in het kerkelijk recht, in primaat en onfeilbaarheidsverklaring is vastgelegd? Veranderingen in de liturgie zijn mogelijk en werden ook daadwerkelijk doorgevoerd – de Latijnse mis kreeg het zwaar te verduren – maar in de leer en de verhouding tot andere godsdiensten veranderde er niets. Dat zou ook niet kunnen. Oecumene met protestanten, zo bleef PN benadrukken, blijft ten diepste betekenen dat men als verdwaalde schapen in de schoot van de moederkerk terugkeert. De Romeinse veranderingen worden daarom nogal eens als “kosmetisch” aangeduid.

Het vijftigjarig verenigingsbestaan wordt luister bijgezet met de bundel: Reformatie: blijvende opdracht! Een titel die aanspoort tot volhouden. Dat is blijkbaar nodig. Enkele afdelingen van PN laten ledenverlies zien, zijn tanend of heffen zich op. Mevrouw De Meijere signaleert een groeiend gebrek aan kennis van de protestantse beginselen, ook onder kerkelijke leidende figuren. In de bundel schrijft prof. dr. C. Graafland over de actualiteit van de reformatorische theologie en prof. dr. W.H. Velema over “het oude dilemma Rome-Reformatie in nieuwe vorm” (zie elders in dit nummer). Ook drs. K. Exalto, die menige kerkhistorische bijdrage aan PN geleverd heeft, is een van de scribenten. PN legt in de periode hierna de nadruk steeds meer op het blad en de jaarlijkse Hervormingsbijeenkomsten en steeds minder op andere activiteiten en de publicatie van brochures.

Veranderingen

Wie de jaargangen van PN uit de jaren tachtig en negentig doorneemt, ziet gaandeweg enkele veranderingen optreden. In de samenstelling van bestuur en comité van aanbeveling weerspiegelt zich de ontwikkeling die zich in de kerken voordoet. Het hervormde midden is veel minder vertegenwoordigd, het hervormd-gereformeerde deel sterker. Vanuit de kleinere reformatorische kerken is de aanwas gegroeid. Dat is opvallend, omdat juist daar de band met de oude volkskerk vanouds veel minder sterk is. Het laat zien dat de kerkelijke panelen zijn verschoven. Als gevolg daarvan is ook PN van samenstelling veranderd. De liefde voor de Reformatie en haar ‘beginselen’ is onverminderd aanwezig, maar wordt door andere mensen beleefd en gedeeld.

Een tweede verandering is een inhoudelijke. In de jaren tachtig wordt het blad steeds minder bepaald door de tegenstelling Rome-Reformatie, al is die invalshoek nog wel duidelijk aanwezig. Maar er komen andere, bredere onderwerpen aan bod. Wel vaak van (kerk-) historische aard. De ene schrijver uit zich nog wel eens scherp anti-katholiek (vooral de rubriek van ‘Waarnemer’ kan in dit opzicht nogal eens flink muggenziften), de andere uit zich veel milder of helemaal niet meer over die antithese.

Inmiddels lijkt behalve de inhoud ook de toon te zijn veranderd. ‘Rome’ is nog vaak het onderwerp van gesprek, maar er is veel meer verdraagzaamheid en respect. Blijkbaar is onder protestanten de angst om door katholieken overvleugeld te worden nu echt verdwenen. Af en toe mag een katholieke gastschrijver (was bisschop dr. G. de Korte niet de eerste?) ook eens zijn zegje doen in het blad of op een conferentie spreken. Het bestuur is zich ervan bewust dat niet elk PN-lid dat van harte toejuicht. Maar in de huidige tijd van afnemend christendom en grote maatschappelijke problemen kunnen oude tegenstellingen toch anders komen te liggen dan voorheen. De eigen beginselen hoeven daarbij niet in het gedrang te komen. Ze staan ook bij Protestants Nederland niet ter discussie. De vertaling naar de eigen tijd en situatie vraagt echter altijd weer om nieuwe bezinning op de te varen koers. Blijven we benadrukken wat scheidt of zetten we in op wat verbindt?

Toekomst?

Protestants Nederland is in 1923 opgericht om het historisch besef in stand te houden en te versterken. Dat is in wezen nog altijd het doel. Daarnaast heeft PN ook altijd iets gehouden van die eerste ‘Klok’ die wil wakker schudden en waarschuwen. Die actueel wil zijn en tegenwicht wil geven aan wat in maatschappij en cultuur als norm wordt gepropageerd maar dat naar christelijke principes niet is. Of het blad daar altijd even goed in geslaagd is – het is nogal een opdracht die we onszelf stellen. Wellicht zullen anderen over enige tijd daarover hun oordeel uitspreken zoals wij nu ook terugkijken naar de afgelopen jaren.

In het jubileumnummer van 1998 werd de vraag geopperd: “Zal de Vereniging Protestants Nederland nog het eerste eeuwfeest meemaken in 2023?” We kunnen nu het antwoord geven: Ja, de vereniging maakt het mee. Zij is een honderdjarige geworden in een wereld die er totaal anders uitziet dan toen ze geboren werd. Maar ze heeft altijd geprobeerd daarin haar mannetje te staan en te leven volgens de principes van haar opvoeding. Nu heeft ze als oude dame wat kwaaltjes maar het gaat nog. En misschien zullen er nog nieuwe medicijnen worden gevonden waardoor ze nog weer even verder kan. De tijd zal het onmiskenbaar leren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2023

Protestants Nederland | 76 Pagina's

Grepen uit een eeuw historie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2023

Protestants Nederland | 76 Pagina's