Rome - Reformatie een oud dilemma in nieuwe vorm
Rond 31 oktober worden er nog steeds samenkomsten georganiseerd ter herdenking van de kerkhervorming. Wie het aantal van deze bijeenkomsten eens vergelijkt met dat van ruim twintig jaar geleden, moet constateren dat er een achteruitgang in zit. Bovendien blijkt in sommige gevallen dat de aard van het samenzijn ook aan het veranderen is.
Het doet in onze tijd niet vreemd meer aan om, zo men al behoefte aan een dergelijke samenkomst heeft, op een preekstoel predikant en pastoor aan het woord te horen. Daarmee wil het verlangen verwoord worden om de breuk, welke door de Reformatie ontstaan is, te helen. Men meent zich samen te moeten bezinnen op wat er te doen valt aan het overwinnen van de gescheidenheid. Men kijkt dan meer vooruit dan achterom. Soms kiest men liever een datum die naar de toekomst wijst dan één die aan het verleden herinnert. Daarom grijpt men liever andere gebeurtenissen aan, om de noodzakelijke eenheid tussen rooms-katholieken en protestanten te benadrukken. Men denkt meer futuristisch dan historisch.
Verbondenheid
Doet het dan niet vreemd aan om zich op het verleden te richten en rond de 31ste oktober een samenkomst te houden zonder samenwerking met rooms-katholieken? Helemaal alleen van protestanten? Is zo’n bijeenkomst misschien een typisch staaltje van de traditionele instelling van het protestantisme, dat blijft doen wat het jarenlang gedaan heeft: apart de kerkhervorming herdenken? Betoont men zo niet, geen enkel begrip te hebben voor de veranderingen die bezig zijn zich te voltrekken, niet het minst in de kringen van de rooms-katholieke kerk en theologie? Belijdt men met zo’n bijeenkomst niet een geweldig stuk onkunde en vreemdheid ten aanzien van het gebeuren in eigen tijd? Is zo’n bijeenkomst niet een typisch stukje eigenzinnigheid, om niet te zeggen eigengereidheid van het protestantisme dat een volslagen gebrek aan gevoel voor de realiteit verraadt?
Deze vragen mogen we niet zomaar van onze tafel schuiven. We moeten ze ons laten stellen. We moeten bereid zijn in deze vragen ons de spiegel voor te laten houden. Wat er ook van ons gezegd moge worden, nooit moet men met recht van ons kunnen beweren dat we niet aanvoelen wat er in onze tijd leeft. Nimmer mag men ons kunnen verwijten dat we onszelf opgesloten hebben in een steriel isolement, zodat we buiten de geschiedenis staan. Wie tot zulk een houding kwam, zou de Reformatie wel op een verschrikkelijke manier verloochenen. Immers, juist de Reformatie heeft op het hele leven willen inwerken. Ze heeft met het Evangelie midden in haar tijd gestaan. Ze heeft het licht van Gods Woord laten schijnen over het leven, zo breed en zo wijd als dat maar mogelijk was. Calvijn noch Luther zijn er voorbeelden van geweest dat men met de herontdekking van het Evangelie in een isolement terecht gekomen is. Integendeel, zij hebben de kandelaar op de luchter gezet. Haar te verbergen onder een korenmaat - om een bijbels beeld te gebruiken - was voor hen in duidelijke strijd met de bedoeling van het Woord van God. Als in kringen van het protestantisme de 31ste oktober wordt gevierd, willen we dat doen vanuit de verbondenheid met die intentie van de Reformatie. Zo willen we antwoord geven op de vraag waarom wij aan de 31ste oktober niet stilzwijgend voorbijgaan.
Geen traditionalisme
Dan moge ik in de eerste plaats de gedachte afwijzen, dat herdenking van de Reformatie een kwestie is van traditionalisme. Hoezeer we ook op de traditie gesteld zijn, we zweren niet bij welke menselijke traditie ook. Dat is geen kwestie daarvan dat we buiten onze tijd staan. Trouwens, zo we zelf al uit onze tijd wilden wegvluchten, dan halen onze kinderen ons daar weer in terug. Herdenking van de Reformatie is ook geen kwestie van een anti-rooms-katholiek sentiment. Een anti-houding is in de regel weinig vruchtbaar. Zo’n herdenking komt ook niet voort uit het verlangen om de scheur die in de geschiedenis van de kerk getrokken werd, toch maar vooral open te houden. Alsof wij de wonden niet geheeld willen zien. Wie zou zich niet verblijden over het helen van wonden door de Geest van Jezus Christus?
Het is een diepe overtuiging die ons op 31 oktober samenbrengt. We kunnen die overtuiging aldus onder woorden brengen: We menen dat we achter hetgeen God in de Reformatie van de 16e eeuw gedaan heeft, niet terug kunnen. De les die God aan zijn kerk geleerd heeft, en de strijd die in verband daarmee gestreden is, blijft voor de kerk en daarom ook voor de wereld zijn betekenis houden.
In alle protest tegen Reformatie-herdenkingen uit onze tijd, en in alle meewarig schouderophalen over zoveel fixatie op een kerkhistorisch feit, beluisteren we een stem die de Reformatie zelf van een vraagteken voorziet, voorzover het haar betekenis voor heden en toekomst betreft. Men ziet niet meer, hoe wat toen herontdekt werd, vandaag nog waarde heeft. Men acht de probleemstelling uit de dagen van de Reformatie achterhaald. We zouden de dingen nu heel anders moeten stellen.
Aan deze devaluatie van de Reformatie willen wij niet meedoen. Dat is het diepste motief achter een samenkomst op de avond van de Kerkhervormingsdag. Waarom weigeren wij de erfenis van de Reformatie te laten devalueren? Omdat we geloven dat in de Reformatie dingen uit de Bijbel naar voren zijn gekomen waaraan de kerk in geen enkele tijd meer kan voorbijgaan.
Nieuwe visie
Wat is dan het typische, het eigene van de Reformatie? Zij heeft een nieuwe visie gekregen op de verhouding tussen God en mens. Voordien was deze verhouding ontaard in een dienstbetrekking, waarin de mens zijn prestaties te leveren had en hij op loon of verdienste aanspraak kon maken. Het kwam neer op een vorm van samenwerking, waarbij aan de verdienste van de mens een duidelijke plaats werd ingeruimd. Zeker, het is ons bekend dat er in de rooms-katholieke kerk van kort voor de Reformatie ook nuanceringen waren. Niet alle theologen dachten gelijk over de mate van de verdienstelijkheid van onze werken. Maar over het feit dat ze verdienstelijk waren en recht op loon gaven, was geen verschil van mening. Dat is door het Concilie van Trente, waarin tegen de Reformatie positie werd gekozen, nog eens duidelijk bevestigd.
De verdienstelijkheid van onze werken hing samen met een bepaalde visie op de mens. Men schreef hem nog verschillende mogelijkheden toe. Het bederf door de zonde was niet zo diep en niet zo ernstig, dat alleen de genade van God de mens kon redden. De mens droeg in zichzelf nog mogelijkheden die hij, bij goed gebruik, als een prestatie mocht beschouwen. Daarmee hing de gedachte van loon en verdienste ook direct samen.
Het is deze visie die de Reformatie als in strijd met de boodschap van de Bijbel heeft onderkend. We doen beter door het positief te zeggen: De Reformatie heeft er weer oog voor gekregen dat de relatie God en mens niet in de eerste plaats een dienstbetrekking is in het schema van werk en loon. Het is een relatie die God uit genade legt. Het is een verhouding die we van God Zelf ontvangen, doordat God zondige mensen tot zijn kinderen aanneemt.
De drie sola’s van de Reformatie geven aan deze herontdekking duidelijk uitdrukking.
Genade alleen - geen prestatie, maar gunst van God in Jezus Christus. De liefde van God die ons gewordt door de Heilige Geest. Wij hebben niets om God aan te bieden. Wij hebben geen prestaties om ze bij God te laten registreren en op grond daarvan iets te eisen. Daar is alleen het grote wonder dat God ons niet afschrijft, nadat we Hem afgeschreven hebben. God zoekt ons. Het wordt goed tussen God en ons, niet om wat wij doen, doch enkel om het werk van onze Heiland, om zijn kostbaar offer.
Drie sola’s
Door het geloof alleen wil zeggen: je kunt daarin slechts delen door het vertrouwen op Gods beloften. Het geloof leeft van het Woord. Het heeft zijn kracht uit Hem die belooft. Het leeft van genade, die God toezegt. Door wat wij in rekening menen te mogen brengen, haalt God een streep. Het komt helemaal niet in aanmerking. Het geldt niet voor God als verdienste. Het is te weinig. Radicaal onvoldoende zelfs. We kunnen enkel leven van wat God ons toezegt.
Daarmee hangt direct het derde sola samen: De Schrift alleen. Niet wat wij uitdenken of in de lijn van een eerbiedwaardige traditie overleveren heeft betekenis. Enkel wat God zegt. Het wantrouwen in het denken van mensen, het zich onvoorwaardelijk aangewezen weten op wat God zegt, is in dit derde sola verwoord.
Rijke en rijpe vruchten van deze herontdekking zijn de belijdenisgeschriften die in de kerken van de Reformatie werden opgesteld. Daarin werd deze herontdekte visie op de verhouding van God en mens onder woorden gebracht. In die stoere zinnen wordt gesproken, neen gejubeld van wat God voor mensen wil zijn, om Jezus Christus’ wil. Dat is nu echte bevrijding, ware vrijheid, volle zekerheid. Dit is nu pas leven, door de Zoon, Jezus Christus.
Daarom heeft de Reformatie zoveel nadruk gelegd op de Heilige Geest en op Zijn werk. Hij vernieuwt mensen. Hij brengt tot geloof. Hij doet de Schriften verstaan. Hij leidt tot het aanvaarden van de woorden van God. Hij werkt uit genade het geloof.
De drie sola’s van de Reformatie verwijzen ons radicaal en totaal naar wat God in en met mensen doet. De diepe afhankelijkheid van God, de ware vreugde in God, de blijde dienst aan God uit dankbaarheid (niet om iets verdienstelijks te presteren), de onwrikbare zekerheid door het rusten in het Woord van God zijn de vormen waarin de herontdekking van de Reformatie gestalte krijgt.
Het is onze diepste overtuiging dat de kerk uit geen enkele eeuw zonder deze erfenis verder kan. Wie wat weet van de kerkgeschiedenis is ermee bekend dat deze dingen niet pas in de 16e eeuw naar voren kwamen. Er is voordien ook reeds over gestreden en voor geleden. Ik noem enkel de naam van de kerkvader Augustinus. Wel kunnen we zeggen dat die strijd opnieuw opgelaaid is en door Luther en Calvijn beslissend is gestreden.
Het gaat ons op een kerkhervormingsavond niet om een hobby. We willen niet iets vasthouden, omdat we psychologisch gezien zo vasthoudend zijn. We willen enkel staan voor wat God uit Zijn Woord de kerk weer liet lezen. Daarachter kunnen we niet terug.
Verschuiving
Wat in die tijd een dilemma was: óf de werken of de genade alleen, dat zien we in nieuwe vormen terugkomen. We staan met de keus voor deze erfenis midden in de geestelijke worsteling van onze dagen. Immers, ook nu gaat het om de vraag of we het op de genade van God zullen houden dan wel of, op enige wijze, mensen het heil zullen brengen.
Het verschil met de situatie in de zestiende eeuw is hierin gelegen: toen stond men tegenover elkaar als rooms-katholieken enerzijds en protestanten anderzijds. Men had ieder zijn eigen visie. Men wist wat men beleed. In onze dagen is er in het protestantisme zoveel verandering gekomen, dat men wat het oude dilemma betreft, gewoon opgeschoven is naar de kant van het rooms-katholieke denken.
Wanneer in protestantse kringen gezegd wordt dat we eigenlijk beide met dezelfde zaken zitten, mogen we deze verschuiving niet buiten beschouwing laten. Met name in protestantse kringen is men bezig op te schuiven in de richting van het rooms-katholieke denken. Dat betreft niet zozeer het feit van de verdienstelijkheid als wel het waarderen van de mogelijkheden van de mens buiten Christus. De verdorvenheid van het menselijk hart en, correlaat daarmee, de absolute noodzakelijkheid van de wedergeboorte, wordt een vergeten hoofdstuk in een groot stuk theologisch denken van de reformatorische theologie.
Bij wijze van illustratie moge ik hier herinneren aan het feit dat het verschil tussen algemene en bijzondere genade bezig is te verdwijnen. De genade wordt zo algemeen, dat mens-zijn betekent begenadigd-zijn. De theologie van Barth en zijn volgelingen over het bondgenootschap als karakteristiek voor de verhouding van God en mens heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Dr. C. Graafland heeft in zijn geschrift Toenadering tot Rome (1970) daarvan een heldere en overtuigende analyse gegeven:
“In feite komt het neer op wat onze vaderen plachten te noemen, dat men het verbroken werkverbond tracht te herstellen met behulp van de genade. Scheppingsen genadeverbond worden dan verenigd. Schepping is begenadiging en de verlossing is voortgaande schepping. De genade heeft haar radicaal reddend karakter verloren en is slechts de stimulerende factor in het voortgaande proces van de schepping” (pag. 35).
“Wij kunnen op grond van dit alles zeggen, dat de groeiende verwantschap tussen de Rooms-katholieke en de Reformatorische theologie mede haar wortel vindt in de gezamenlijke beïnvloeding door Barth” (pag. 38).
Het is niet mijn taak in dit opstel deze lijnen verder te tekenen. Ik stip ze aan om te laten zien, dat het naar elkaar toebuigen van de reformatorische en rooms-katholieke theologie in onze tijd, ten koste gaat van het reformatorische gehalte. Wanneer we mochten vaststellen dat deze toenadering bewerkt werd door reformatorische invloed op het rooms-katholieke denken, dan zouden we ons van harte verblijden. We zouden er dankbaar voor zijn en erin herkennen het werk van dezelfde Geest die aan de kerk van Europa in de zestiende eeuw de Reformatie gaf.
Nu we moeten constateren dat deze toenadering aan reformatorische kant betekent het opgeven van eigen positie en het overstappen op de rooms-katholieke gedachtenlijn, zien we in deze veranderingen verlies. Het is onze overtuiging dat we deze ombuiging niet mogen noch kunnen meemaken.
Humanisme
Er waart door de rooms-katholieke en protestantse theologie een geest van humanisme. Men lette wel op het verschil met humaniteit. Bij humaniteit gaat het om waarachtige menselijkheid. Naar onze gedachte is die nergens veiliger en beter bezorgd dan bij de reformatorische visie op de verhouding van God en mensen. Het is de zozeer betreurde Van Ruler geweest die ons dat herhaaldelijk op het hart gebonden heeft. We zijn geen vijand van de mens of het menselijke. Hoe zouden we kunnen, als we de mens zien als Gods schepping? We geloven dat Jezus Christus verlost tot het waarachtige mens-zijn. Hij brengt het door Zijn Geest en Woord. Hij leert het beleven in al zijn diepten en hoogten als voluit menselijk leven, maar dan voor het aangezicht van God.
Het humanisme betekent verwachting hebben enkel van de mens. Op zijn mogelijkheden bouwen, op zijn krachten vertrouwen. Het ten diepste van de mens verwachten. Welke woorden en namen men daaromheen gebruikt, ze zijn eigenlijk niet anders dan franje aan wat de mens doet en presteert. De mens kan het uit zichzelf. Het humanisme lijdt aan een schromelijke onderschatting van de invloed van de zonde. Het miskent het bederf dat wij over onszelf gehaald hebben. Het erkent niet dat wij voor de verlossing aangewezen zijn op God en zijn Heilige Geest.
We weten dat het humanisme in onze tijd een pessimistische inslag heeft. Er wordt in die kringen gesproken over hetgeen nog niet tot stand gekomen is. Men erkent mislukkingen. Dat neemt niet weg, dat de ondertoon van het humanisme optimistisch is. Ondanks de teleurstellingen verwacht men het van de mens. Ondanks de mislukkingen verwacht men het van zichzelf.
Getuigenis
In het Getuigenis dat rond 31 oktober 1971 werd gepubliceerd is stelling genomen tegen deze moderne vorm van humanisme. Menselijke activiteiten moeten dan het heil brengen. De medemens is voor zijn verlossing van ons doen afhankelijk. Het Getuigenis heeft belijdenis afgelegd van het geloof in God de Genadige, en van de verwachting die we van Hem hebben. Het wijst de gedachte af, dat mensen aan het heil kunnen meewerken. Het heeft voor heil en gerechtigheid verwezen naar wat God doet. In dit Getuigenis klonk niet maar de stem van een loze kreet. Het was wel een kreet, maar dan een kreet uit het geprangde hart van de kerk, die zich de reformatorische prediking ontnomen ziet worden. In het Getuigenis hoor ik de stem van de Reformatie. Het wil zeggen dat we het oude dilemma vandaag nog kunnen tegenkomen. Inderdaad in nieuwe vormen, maar wezenlijk niet anders dan in de zestiende eeuw. Wat heeft men sindsdien met het Getuigenis gedaan? Het is druk besproken. Het heeft echter niet die weerklank gevonden in kerk en theologie, die het waard was. De synode van de grootste protestantse kerk in ons land is in het antwoord blijven steken.
Was het Getuigenis niet eenzijdig? Moesten er ook niet andere dingen gezegd worden? Naar onze mening heeft het Getuigenis dat gezegd wat op een bepaald moment niet meer de kern van de prediking in protestantse gemeenten is. Wanneer de zaken zo staan, is het eenvoudig nodig dat daarheen teruggeroepen wordt. Het Getuigenis heeft bij vele kerkleden weerklank gevonden. Waarom? Omdat ze daarin de duidelijke reformatorische boodschap herkenden, een boodschap waarvan ze voelden dat veler prediking vervreemd raakt.
Wie de kerkhervorming wil herdenken, doet dat niet uit een miskenning van wat er in ons vaderland aan de hand is. Het komt integendeel daaruit voort dat wij beseffen wat er op het spel staat: Het heil van God dat we alleen in het geloof kunnen ontvangen. De prediking van de kerk, dat God ons uit genade aanneemt, omdat het werk is volbracht. De blijde zekerheid dat schuldige mensen met God verzoend worden, omdat Jezus Christus hun plaats heeft ingenomen. De zekerheid van het heil, en van daaruit de dienst aan de naaste.
Vandaag
Het oude dilemma Rome-Reformatie speelt ook vandaag nog. Het gaat erom wat wij van de mens verwachten. Laat ik dan mogen zeggen: Wij verwachten van de mens niets. Te duidelijk wordt het bederf door de zonde ons in de Bijbel getekend dan dat wij van mensen heil verwachten. De afstand tot God is te groot geworden door onze schuld dan dat wij die van ons uit overbruggen kunnen. Wij verwachten alles van de boodschap dat God mensen zoekt. We willen die tijding als een onwrikbare zekerheid doorgeven. Vanuit deze overtuiging willen wij de naaste en de wereld dienen. Deze dienst hangt er niet maar bij. Zij ligt niet buiten het gezichtsveld. Maar zij kan alleen verricht worden vanuit wat wij eerst van God ontvangen hebben. Ons bezwaar tegen het humanisme van onze tijd, ook in protestantse kringen, is dat de mens de plaats inneemt die God toekomt.
Zou de medemens daarmee niet méér gebaat zijn? Zou dat niet méér effect hebben dan wat door het Evangelie tot stand wordt gebracht? Deze vraag stelt men alom. Er zijn onder de christenen velen, die het gewoon niet meer zien. Ze zeggen: Laten we van al die geloofsproblemen afstappen en afstand doen. Laten we gaan handelen. Dat is de beste dienst. Als wij wat gaan doen, dan gebeurt er tenminste wat. Dan helpen we in elk geval de medemens. Wie zou op dat helpen willen afdingen? Wie zou de moed hebben om te zeggen: dat is het niet? Mogen we oprechte hulp aan de medemens onder verdenking stellen? Met deze vragen worstelen vele christenen. Wat zal ons antwoord zijn? Dit: We zien in onze tijd wat de mens ervan terecht brengt. We zien dat de verwarring en innerlijke onzekerheid toenemen. We zien dat de innerlijke vrede niet dichterbij komt. Dat kan ook niet. De beweging die op gang gekomen is door de concentratie op de mens, is een beweging die geen toekomst heeft.
Standhouden
We verwachten alleen heil voor ons volk wanneer er naar het Evangelie van Gods genade geluisterd wordt. We menen dat alleen geloof in Gods boodschap en gehoorzaamheid aan Zijn geboden een volk sterk doet zijn. Beide zijn bezig uit onze samenleving te verdwijnen. We vinden het oude dilemma in nieuwe vormen terug. Waar komt het vandaan? Hoe komt de mens er? Naar wie verwijzen we? Dan is ons antwoord: naar de genadige God. Wij doen een appèl om die erfenis niet los te laten. We willen ervoor staan. We willen erdoor gevoed worden zondags. We willen eruit leven door de week. We verlangen dat deze boodschap onverkort wordt doorgegeven.
We herdenken de Reformatie, niet omdat we nu eenmaal bij het oude zweren; niet omdat we met onze tijd niet meekunnen; niet omdat we leven uit een diep heimwee naar het oude of naar een vroegere fase in de geschiedenis. Neen, we geloven dat God in de zestiende eeuw zijn kerk heeft laten zien wat genade is. God heeft toen voor de omgang en het contact met Hem aan Zijn kerk wegen gewezen, die we vandaag nog moeten gaan.
Het leven, de humaniteit, het mens-zijn, is alleen veilig in deze kontekst. Waar naar Gods stem geluisterd wordt, daar komt eerbied voor de medemens. Waar het gebod van God gehoord wordt, daar komt de dienst aan de naaste. Onze levensovertuiging is dieper gefundeerd dan in het pragmatisch opportunisme van deze tijd. Zij reikt verder dan de vraag: wat is op dit ogenblik het beste en waarmee kom ik of mijn naaste het verst. Zij komt op uit het geloof dat we de Schrift, het Woord van God, hebben ontvangen als een richtsnoer. Nog eenmaal klinkt dan de vraag: Is dat niet vreselijk ouderwets? Kun je daarmee toe in deze tijd? Maak je dan geen pas op de plaats? Moet je niet veeleer vooruitzien en verder gaan?
Ik wil eraan herinneren dat we in de Bijbel meer dan eens de waarschuwing tegenkomen om niet los te laten. We horen er het vermaan om te blijven staan en te blijven vasthouden aan wat ons is overgeleverd. Temidden van alle verwarringen in de tijd van dwaalleraars schrijft Paulus aan Timotheüs (II, 3:14): “Blijft gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is.” Timotheüs behoefde niet anders te doen dan dat vast te houden. Hij hoefde er niet zelf wat bij te verzinnen of wat anders uit te denken. Hij mocht aan hetgeen overgeleverd was zich vastklemmen.
Wanneer Paulus de geestelijke wapenrusting beschrijft, zegt hij vooraf: “Doet de wapenrusting Gods aan om te kunnen standhouden tegen de verleiding des duivels.” Daar hebt u hetzelfde. We moeten op onze plaats blijven staan. We moeten ons niet laten meeschuiven met allerlei zaken. Blijf staan bij en voor datgene wat God de kerk in Zijn genade heeft toevertrouwd. Dat is onze taak ook vandaag. We hebben op de uitdagingen van onze tijd niet te antwoorden met nieuwe vondsten, die wij doen. We hebben te staan voor wat God in Zijn Woord ons heeft toevertrouwd.
We zijn niet bereid achter de Reformatie terug te gaan. We willen staan voor wat toen aan de kerk werd hergeven. Dat is voor ons geen zwaar juk. Dat is geen knellende band. De Reformatie was ook maar niet een menselijke visie. Het was niet minder dan de herontdekking van het Woord van God. In dat Woord ligt voor ons het leven.
In het jaar 1973 verscheen ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Vereniging Protestants Nederland de bundel Reformatie: blijvende opdracht! Ter verklaring van deze titel wordt in het Ten Geleide gezegd, dat de Vereniging “ (..) een getuigenis (wenst) af te leggen van haar overtuiging, dat in de Reformatie ons een erfgoed is geschonken, dat zijn actualiteit niet kan verliezen door welke ontwikkeling ook, daar het ontsproten is aan de enige bron van de Waarheid, de Heilige Schrift, het geopenbaarde Woord van God.” Als toelichting bij deze verklaring wordt eraan nog toegevoegd: “Met nadruk willen wij uitspreken, dat wij de Reformatie als herontdekking van het Evangelie van de rechtvaardiging-door-het-geloof-alleen niet anders kunnen zien en waarderen dan als een werk Gods, door Zijn Woord en Geest, waarbij het Hem behaagd heeft Zich van mensen te bedienen.”
De band die de Reformatie ziet tussen de leer van de Schrift èn de leer van het heil is nauw. In beide gevallen is er geen plaats voor een zelfstandigheid van de mens met zijn zgn. ‘vrije wil’ tegenover God. Niet bij de totstandkoming van de Heilige Schrift: ze is door God geopenbaard en is de enige bron van de Waarheid. En niet bij de realisatie van het heil: het heil is het werk van Gods Woord en Geest. Noch bij de totstandkoming van de Bijbel noch bij de realisatie van ons heil is er sprake van synergisme, een vorm van medewerking tussen God en de mens. Nee, aan God alleen alle eer! In het artikel van prof. dr. W.H. Velema uit de genoemde bundel wordt deze boodschap van de Reformatie helder verwoord, actueel voor de tijd van toen maar ook voor die van ons.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2023
Protestants Nederland | 76 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2023
Protestants Nederland | 76 Pagina's