Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan de gemeente van efeze

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan de gemeente van efeze

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De brief aan de gemeente van Efeze is de eerste brief van het zevental aan de gemeenten van Klein-Azië. Deze brieven door de Heere Jezus Zelf gedicteerd aan Johannes de apostel der liefde, geven de werkelijk bestaande toestanden van de gemeenten weer. Deze brieven van Hem, Die tussen de zeven gouden kandelaren wandelt en de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, zijn ook aan ons geadresseerd, zoals geheel Gods Woord.

De eerste brief is aan de engel (bode, gezant, leraar) van de gemeente Efeze gericht.

De stad

Efeze is de hoofdstad van Azië. Een zeer welvarende stad. Zij is bijzonder bekend door de afgodstempel van Diana. Daarin bevond zich het beeld van de godin, die zoals men zei uit de hemel was neergevallen. Hand. 19 (waarschijnlijk een meteroorsteen).

Ontstaan der gemeente

Efeze, een stad vol van uiterlijke pracht en rijkdom, was innerlijk verdorven en arm. In die stad heeft God door Paulus' arbeid een gemeente gesticht welke door het werk van Apollos en door het werk van Paulus in zijn derde zendingsreis een grote gemeente is geworden.

De zeven sterren

De zeven sterren zijn de zeven leraars, zie Daniël 12:3. Een ster ontvangt het licht van de zon. Zo ontvangen de leraars het licht van de Zon der gerechtigheid. In zichzelf zijn zij duister evenals de sterren aan de hemel duister zijn zonder het licht van de zon. Het licht, wat de dienaars verspreiden, is dan ook het licht van Christus. Nauw is de gemeenschap tussen Christus en Zijn knechten. Niet alleen ontvangen zij van Hem licht, ook houdt Hij ze vast in Zijn rechterhand. Dit ziet op hun roeping, hun zending.

De zeven gouden kandelaren

Met deze bijzondere naam worden de gemeenten bedoeld. De gouden kandelaar moest onder het Oude Testament dag en nacht branden. Zij eisten waakzaamheid van de priester en beelden de gaven van de Heilige Geest uit.

Nu is Christus de enige Hogepriester van Zijn kerk, Die er voor zorgt, dat Zijn kandelaren blijven branden tot de laatste dag. Matth. 28:20.

Schrijf aan de engel der gemeente van Efeze:

Dit adres geldt ten eerste dus de leraar van de gemeente van Efeze, maar in hem wordt ook heel de gemeente bedoeld. Zo komt deze brief nóg tot alle gemeenten en tot ieder daarvan.

a. De lofprijzing. Ik weet Uwe werken. Eerst bepaalt Christus hen erbij, dat Hij alles weet. Joh. 2:25 en Matth. 16:27.

b. Uw arbeid. Met dit woord wordt meestal de arbeid van Gods knechten bedoeld. lThess. 5:12 en 1 Tim. 5:17.

c. Lijdzaamheid. Deze wordt in vers 3 omschreven. Ook wordt daar de wortel, waaruit arbeid en lijdzaamheid voortvloeide, aangewezen, n.1., „om Zijns Naams wil".

De zelfde genadevrucht, waarvan we in Hebr. 9:24, 25 en 26 lezen, wordt hier genoemd. Dan vervolgt vers 2: En dat gij de kwaden niet kunt verdragen enz. Zie de kanttekeningen en Titus 3:10.

Om al die zaken prijst Christus Zijn dienaar en de gemeenten.

De inhoud van vers 4 en 5

a. „Maar ik heb tegen U". Ontzaglijke zaak. Want Paulus zegt: „Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?" Maar als God tégen ons is, wie zal er dan vóór ons kunnen zijn? Zo mishagen wij met alles onze Schepper van nature, want al wat niet uit het geloof is, kan God niet behagen. Joh. 3:3 en Rom 8:7. Wat had de Heere tegen de gemeente van Efeze? Dit: Zij hadden de eerste liefde verlaten. Dit ziet niet op de liefde Gods, die in de wedergeboorte in het hart wordt uitgestort, maar dit ziet op de krachtige openbaring van deze liefde in de omhelzing door het geloof van Christus en Zijn verlossing. Die eerste liefde is de kracht van Gods volk in al haar strijd. Maar deze liefde hadden zij verlaten, zegt de Heere. Zij werkten nog wel maar zij waren de dorre doodsbeenderen gelijk geworden in hun hart tegenover de Heere.

Dan klinkt: „Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt". Christus wijst terug, naar hetgeen zij hebben verloren, door hun eerste liefde te verlaten. Hooglied 8:5a.

b. „Bekeer U en doe de eerste werken". De Heere eist van hen, dat zij tot God zullen weerkeren en weer de werken der dankbaarheid uit het geloof naar de Wet Gods zouden verrichten. Ps. 110:3a. Dan volgt de bedreiging: En zo niet, Ik zal U haastelijk bijkomen, enz. Wanneer dus deze gemeente zich niet bekeert tot de eerste werken, dan neemt de Heere de kandelaar van zijn plaats. De Heere dreigt hier met de opheffing van Zijn gemeente!

De inhoud van vers 6 en 7: De bemoediging

Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nicolaïeten haat, welke Ik ook haat. Nicolaïeten zijn de volgelingen van een zekere Nicolaus.

Misschien dezelfde als van wie wij lezen in Hand. 6:5. Hun leer staat in het nauwste verband met de Balaämieten, Openb. 2:14 en ook met de leer van Jezabel, Openb. 2:20. Hun beginsel is, dat de mens zich moet overgeven tot teugelloze vleselijkheid en dit onder het voorwendsel, dat de geest daardoor niet wordt aangetast en dat de lusten in haar gehele omvang tot overmaat volbracht moeten worden om zo over haar meester te worden. Deze leer vond bij velen ingang. Tegen deze goddeloze beginselen hebben alle apostelen met grote kracht gewaarschuwd en gestreden.

Nu prijst de Heere het in de gemeente van Efeze, dat deze verschrikkelijke beginselen, die God haat, ook door hen worden gehaat.

,,Die oren heeft om te horen", enz. De Geest roept en dringt ons de zonde te verlaten en ons te bekeren tot God, Jesaja 55:2.

Die overwint. Overwinning is er alleen door strijd. Voor deze strijd zijn er wapens nodig, die wij niet in ons bezit hebben, 1 Tim. 6:12, maar die de gelovigen uit het wapenhuis van Koning Jezus door het geloof mogen halen. Hoe? Zie hiervoor 2 Kron. 20:12 en 2 Cor. 12:10.

,,Ik zal hem geven te eten". Het Paradijs is het voorbeeld van de hemel, de plaats der heilige engelen en de gezaligden, waarvan de Heere Jezus zei tot de moordenaar aan het kruis: „Heden zult gij met mij in het Paradijs zijn."

De boom des levens. Deze boom in het Paradijs is een afschaduwing van Christus, Die de oorsprong en het leven Zelf is. Aan Hem zullen ze eeuwig blijven. Maar die niet volhardt tot het einde dus wie niet overwint, zal de toegang tot de boom des levens afgesneden vinden, op hun sterfbed als ook op de dag van Gods grote oordeel (Matth. 25:1-13).

Vragen:

1. Christus prijst de gemeente van Efeze in vers 2 en 3. Kan Hij dit ook ons? (zie Zondag 32 van de Catechismus) .

2. Hoe wordt de eerste liefde ook wel genoemd? (zie Ezechiël 16:8 en Hosea 2:18 en 19).

3. De kandelaar wegnemen. Is dit niet in strijd met de belofte in Mattheus 28:20? (denk aan Lucas 20:9 tot 19 en aan Rom. 11:25).

4. Wie horen wat de Geest tot de gemeente zegt? (Rom. 10:17 en Rom. 8:28b).

5. Heeft de gemeente van Efeze zich bekeerd naar de eis van Christus en is haar kandelaar weggenomen ? Heeft de Heere dit ineens gedaan?

6. Wanneer is de plaats Efeze verwoest?

7. Wat predikten de puinhopen van Efeze onder het kleine plaatsje Adsch? (Ps. 89:15 en Openb. 2:7).

Literatuur:

En voort wentelen de eeuwen, Prof. Dr. J. H. Bavinck, hfdst. 2.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's

Aan de gemeente van efeze

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's