Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Belijdenis Doen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belijdenis Doen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanwijzingen voor het gebruik

Het is niet goed mogelijk in één inleiding een uitgebreide historische schets te geven van de ontwikkeling van het belijdenis doen in de loop der eeuwen. Het is wel aanbevelenswaardig het onderwerp „Belijdenis doen" tot thema te maken voor een serie van b.v. drie inleidingen, waarin dan resp. het belijden van het geloof in de Heilige Schrift, het belijdenis doen in de ontwikkeling der kerkgeschiedenis en het belijdenis doen als persoonlijk probleem kan worden behandeld. Let wel dat je hier alleen de stof vindt voor het laatste onderwerp. Wil men het onderwerp in één inleiding behandelen, dan doet men er goed aan de historische gegevens meer te laten dienen als illustraties, waarbij dan de visie van Calvijn de meeste aandacht verdient. Overigens verlangt een onderwerp als dit beslist te worden toegespitst op het persoonlijk leven.

Het is zeer goed mogelijk deze schets als leesschets te beschouwen. Hij leent zich er goed toe door een van de leden gelezen te worden. Zinvol is het de vragen onder punt 8 gestencild aan de leden ter bespreking te geven.

1. Wat zegt het woord ervan?

Wij zullen eerst de Heilige Schrift moeten raadplegen, om het rechte fundament te leggen voor een verdere behandeling. Omdat de titel van het onderwerp in feite luiden moet: „Het doen van belijdenis des geloofs", moeten wij de Schrift vragen naar de woorden van belijdenis en geloof, maar ook naar het verband tussen die beide. Het woord belijdenis hangt nauw samen met het woord belijden, dat in de Griekse taal van het Nieuwe Testament de betekenis heeft van samenstemmen, hetzelfde zeggen. De bedoeling is dan: samenstemmen met de Heere! Hetzelfde zeggen als God in Zijn Woord! Zo is ons dan direkt al duidelijk, dat belijdenis doen niet maar een uiten is van een persoonlijk gevoel of een losse ingeving, maar het moet zijn hetzelfde zeggen als wat de Heere ons in Zijn Woord heeft voorgezegd. Ons belijden hangt niet in de lucht, maar is gebonden aan Gods openbaring in Zijn Woord.

Wat betreft het woord geloof, moeten wij goed beseffen dat bedoeld wordt het zaligmakend geloof des harten! Hier rijzen direkt al kardinale vragen, die later nog aan de orde komen. Maar vóór alles moet vaststaan, dat, wanneer de Schrift spreekt over belijdenis des geloofs, zij dan bedoelt het allerheiligst en zaligmakend geloof.

En tussen die beide, geloof en belijdenis, is nu volgens Gods Woord een nauwe en onverbreekbare band, die wij niet beter kunnen verwoorden dan met Paulus: Indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid (Rom. 10:9, 10).

2. Een drievoudig snoer

Nu doen wij een stap dichter in de richting van ons eigenlijke onderwerp, door te letten op het drievoudige, onverbrekelijke snoer dat wij in het Nieuwe Testament aantreffen: Belijdenis - Doop - Avondmaal.

De gemeente van het Nieuwe Testament verkeerde in de zendingssituatie. Dat wil zeggen, dat zij haar leden wierf uit Joden en heidenen, die na een belijdenis van hun geloof in Jezus van Nazareth als de Kurios, de Heere, de volwassendoop ontvingen, waarna zij tot de Dis des verbonds toetraden. Wij lezen niet van gedoopten, die geen belijdenis wilden doen (dit was immers, gelet op de volgorde, onmogelijk), ook niet van gedoopten, die niet ten Avondmaal wilden gaan.

Dit drievoudige snoer, dal de Schrift ons toont, mag ook door ons niet verbroken worden. Als een volwassene, die ongedoopt is, tot bekering en geloof komt, zal hij dat geloof in de drieènige God openlijk voor de Heere en Zijn gemeente moeten belijden, en die belijdenis vergezeld moeten doen gaan van de belofte, in het gebruik van het Heilig Avondmaal te zullen volharden. Lees, wat dit betreft, de vijf zeer indringende en ernstige vragen eens, die behoren bij het Formulier om de Heilige Doop aan de volwassenen te bedienen. De gereformeerde vaderen waren hierin konsekwent. In de Dordtsc Kerkorde, artikel 59, lezen wij: de bejaarden (d.w.z. de volwassenen) worden door de Doop de christelijke gemeente ingelijfd, en voor lidmaten der gemeente aangenomen, en zijn daarom schuldig het Avondmaal des Heeren ook te gebruiken, hetwel zij bij hun doop zullen beloven te doen.

3. De kinderdoop

Het is een felomstreden vraag, wanneer de kinderdoop in de kerk in gebruik is gekomen. Groeperingen als de Pinksterbeweging ontkennen met de meeste klem, dat er in het Nieuwe Testament een spoor te vinden zou zijn van de kinderdoop. Zij houden de kinderdoop voor een vinding van veel later tijd, die de vervlakking en het bederf der kerk zeer heeft bevorderd. Het is niet mogelijk, diep op deze vragen in te gaan. Wij menen, dat op grond van de Schriftgegevens en de getuigenissen der oude kerkvaders voldoende vast staat, dat de kinderdoop in de eerste generaties van de jonge christelijke gemeente is toegepast, en wel als een algemeen aanvaard gebruik. Wie zich in deze problematiek verdiepen wil, kan het boekje uit de B.B.B.-serie van Prof. Lekkerkerker „Gij zijt gedoopt" raadplegen.

Ieder, die een juist zicht heeft op het verbond der genade, zal het goed recht van de kinderdoop erkennen. Het behaagt de Heere, Zijn Kerk zalig te maken op verbondsmatige wijze, niet in de weg der willekeur. Omdat nu de kleine kinderen der gelovigen geboren worden op de erve van het genadeverbond, zijn zij reeds door hun geboorte leden van Christus' gemeente. En daarom behoren zij gedoopt te worden. Dus zij worden niet pas lid door de Doop, en zeker niet pas wanneer zij belijdenis doen. Het is daarom beslist onjuist, van belijdenis doen te spreken als van het "aannemen van nieuwe lidmaten"! Heel belangrijk is echter, dat de nauwe band, die er bijbels gezien ligt tussen belijdenis doen en de Heilige Doop, niet wordt verbroken door de kinderdoop. Slechts de volgorde wordt omgekeerd: éérst de Doop, en later de belijdenis. De reden daarvan is duidelijk: omdat de kleine kinderen nog niet tot hun verstand gekomen zijn als zij gedoopt moeten worden en daarom onmogelijk hun geloof kunnen belijden, nemen de ouders de verantwoordelijkheid voor de Doop op zich, totdat de kinderen zelf zover zijn, dat zij die verantwoordelijkheid over kunnen nemen.

En zodra de kinderen tot hun verstand gekomen zullen zijn, moeten de ouders hen onderwijzen in de "voorzeide" leer, d.w.z. de leer, waarvan ons een samenvatting, in het kort, in het Doopsformulier wordt gegeven. De ouders moeten hun kinderen op een wijze, die overeenkomt met hun leeftijd, vertellen van hun diepe verlorenheid en verdoemelijkheid voor God, maar ook van de bereidwilligheid van de drieënige God om verloren zondaren zalig te maken (zie het Doopformulier).

4. De catechese.

Zo moeten de gedoopte kinderen erop worden voorbereid, de verantwoordelijkheid van de Doop eenmaal van hun ouders over te nemen, en die zelf te gaan dragen. Daartoe dient de catechese. Deze is in de eerste plaats de taak der ouders! Zij hebben voor Gods aangezicht beloofd hun kinderen te onderwijzen in de waarheid, die naar de godzaligheid is. Maar ook de scholen hebben een catechetische taak. En dan natuurlijk ook de kerk. De catechesatie behoort tot de belangrijkste facetten van het ambtelijk werk.

Deze drievoudige catechese moet uitlopen op het doen van openbare belijdenis des geloofs. Er komt in het leven van het dooplid een ogenblik, dat deze zelf zijn positie moet bepalen. Wat zal het worden: de wereld ot... de Heere! Want dat is ten diepste de keuze. De erg op zijn gemakken gestelde kerkmens wil graag nog een derde mogelijkheid: netjes meeleven. Maar voor Gods aangezicht en in het licht van de eeuwigheid zijn er maar twéé mogelijkheden: Orpa of Ruth! Niemand kan zijn leven lang dooplid blijven.

5. Calvijn en de catechese.

Eén der grootste feilen van de kerk, en een bron van onkunde en verwarring is wel geweest de verwaarlozing van het onderwijs aan de jeugd. Vooral in de middeleeuwen ging de kerk hier een verkeerde weg. De catechesatie en de daarop volgende belijdenis des geloofs verdwenen. In de plaats daarvan kwam een nieuw sacrament: de confirmatie (het vormsel). Luisteren we naar wat Rome zelf van het vormsel zegt: het is het sacrament, dat door handoplegging, zalving en gebed van de bisschop de genade geeft om het geloof standvastig te belijden. De gronden, waarop Rome het sacrament van het vormsel uit de Schrift af tracht te leiden, zijn uiterst dubieus.

De Reformatie rekende met het vormsel af (Luther: 't Is een apenspel'), en vooral Calvijn heeft de oude, schriftuurlijke belijdenis des geloofs in ere hersteld. Hij zag als geen ander het belang in van gedegen onderwijs aan de jeugd.. Wat moesten de kinderen kennen, om belijdenis te mogen doen? Zij moesten de hoofdzaak van de Catechismus van Genève kennen, die met zijn 373 vragen wel wat te groot was om uit het hoofd te worden geleerd. Daarom schreef Calvijn in 1553 een eenvoudiger vragenboekje „voor de kinderen, die men wil ontvangen aan het Avondmaal van onze Heere Jezus Christus" (zie de literatuuropgave). Opvallend is, dat Calvijn de kinderen openbare belijdenis liet doen op het tiende levensjaar.

6. Om welk geloof gaat het?

ten van de vragen, die telkens terugkeren en die wij daarom niet uit de weg mogen gaan, is: om welk geloof gaat het bij het doen van openbare belijdenis? Gaat het daar om het levende, zaligmakende geloof, en is dus dat levende geloof nodig om belijdenis te mogen doen? Of gaat het om het geloof, dat de Kerk gelooft, om de waarheid? Hier is de oude onderscheiding tussen fides, qua creditur (d.w.z. het geloof, waarmee geloofd wordt, het aktieve levende geloof) en de fides, quae creditur (d.w.z. het geloof, dat geloofd wordt, het geloof gezien als de geloofsinhoud van wat de Kerk gelooft). Om welke van die twee gaat het nu bij het doen van openbare belijdenis des geloofs?

Het antwoord moet zijn: om beide. Zowel wat de kerkeraad als wat betreft de belijdeniscatechisant zelf. De kerkeraad zal enerzijds nooit tevreden mogen zijn met een belijdenis van de fide quae creditur alleen. Hij zal de catechisanten (bij monde van degene die de catechisatie geeft) op het hart moeten binden, dat belijdenis doen een hoogst ernstige zaak is, die geschiedt voor het aangezicht van de levende God. Belijdenis doen zij een zaak van het hart! (Rom. 10 : 9,10). Anderzijds zal de kerkeraad niet zover mogen gaan dat slechts diegenen belijdenis mogen doen, van wie hij er niet aan twijfelt of zij genade bezitten. Dan zou hij vallen in de dwaling van Jean de Labadie, een predikant uit de 17e eeuw, die leerde dat allen die tot de gemeente behoren ware gelovigen moeten zijn.

De catechisant zelf moet in de eerste plaats grondig op de hoogte zijn van de fides quae creditur. Een Kerk kan ten gronde gaan aan de onkunde van haar leden. Maar de catechisant moet óók beseffen, dat belijdenis doen betekent: het overnemen van de doopverantwoordelijkheid. Het is een "amen" zeggen op de inhoud van het Doopformulier. En dat wil wat zeggen! Wie kan daar "amen" op zeggen? Het is een "amen" zeggen op de vloek en de zegen van het genadeverbond. Lees maar eens Deuteronomium 27 en 28. Daar deed het volk van Israël „belijdenis".

Maar, zegt iemand, moet je dan bekeerd zijn om belijdenis te kunnen doen? Inderdaad, daar moet je bekeerd voor zijn. Je moet trouwens ook bekeerd zijn om je werk te kunnen doen, om te kunnen eten en slapen, om te kunnen leven en... sterven. De vraag: "Moet ik daar of daar bekeerd voor zijn? " is een dwaze en ongeoorloofde vraag. De duivel maakt de mens wijs dat hij het recht heeft, onbekeerd te zijn. Maar... wie kan dan belijdenis doen? Niemand. Tenzij dan, die zo muurvast loopt met deze dingen, dat hij zegt: "O God, ik kan het niet en toch moet ik het. De wereld wil ik niet, maar 'k durf niet te zeggen dat ik bekeerd ben. O God, bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn! ! Die mag belijdenis doen, al is het met een bevend hart.

7. Het avondmaal.

Het Avondmaal behoort nog stééds tot het drievoudige snoer: Belijdenis - Doop — Avondmaal. Betekent dat dus, dat ieder, die belijdenis heeft gedaan, automatisch ten Avondmaal moet gaan? Neen. Het automatisme is een dodelijk gevaar voor het geestelijk en kerkelijke leven (het automatisme dat zegt: Goed. 'k Heb belijdenis gedaan, dus ga ik aan het Avondmaal. Echter, het Avondmaal van ons afschuiven is evenzeer dodelijk).

Het moet onze aandacht hebben, dat voor onze gereformeerde vaderen de begrippen „belijdenis doen" en „toegang vragen tot het Heilige Avondmaal" elkaar volledig dekten. Zij zagen tussen het doen van belijdenis en de toegang tot de Dis des verbonds een nauw verband. Dat is volkomen schriftuurlijk. Maar alle automatisme is volstrekt onschriftuurlijk. De dienaar des Woords moet met grote zorg ook de éérste sleutel van het Koninkrijk der hemelen hanteren, óók met betrekking tot het Heilig Avondmaal.

Calvijn schrijft in dit verband:"Wanneer wij van het Avondmaal wegblijven, omdat wij nog te zwak zijn, in geloof en heiligheid des levens, dan lijken wij op de man, die weigert, om de medicijnen te gebruiken, omdat hij ziek is. Het sacrament is juist een geneesmiddel, dat God ons gegeven heeft om onze zwakheid te hulp te komen en ons geloof te versterken. Daarom moeten wij het des te meer gebruiken, als de ziekte ons drukt. Dat wil zeggen: besef van zonde en schuld moet ons eerder aansporen, dan verhinderen om aan het avondmaal te gaan".

8. De vragen van voetius.

In onze gemeenten worden meestal de vragen van Voetius gesteld aan nen, aie openbare belijdenis des geloofs afleggen. Ze zijn niet zo bekend. Daarom volgen ze hier:

1. Verklaart gij de leer onzer kerk voorzover gij haar geleerd, gehoord en beleden hebt, te houden voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de Heilige Schrift?

2. Belooft gij, door de genade Gods, in de belijdenis van de zaligmakende leer volstandig te zullen blijven, en in haar te zullen leven en sterven?

3. Belooft gij, overeenkomstig deze leer, trouw, eerlijk en onberispelijk steeds uw leven te zullen inrichten, en uw belijdenis met goede werken te zullen versieren?

4. Belooft gij u aan de vermaning, terechtwijzing en kerkelijke tucht te willen onderwerpen en onderworpen te zullen zijn, indien het gebeurde (wat God verhoede) dat gij u in leer of leven kwaamt te misgaan?

9. Literatuur.

Bij de schets:

1. Doopformulier (voor de kleine kinderen en voor de volwassenen, vgl. vooral de vragen).

2. Ds. H. Rijksen: Belijdenis doen. Uitgave ten bate van de Jeugdaktie Kerkbouw Gouda, 1962.

3. Ds. G.H. Kersten: Gereformeerde Dogmatiek, II, 124-128.

4. Ds. J. van Sliedregt: Licht over uw pad. Huizen, 1962.

5. Bouwen, hoofstuk Belijdenis doen. Uitgave: Fa. v.d. Stouw, Rijssen.

Voor verdere studie:

5. I. Kievit: Belijdenis des geloofs, Gereformeerd Weekblad, jaargang 48 en 49, 21 artikelen (biedt zeer veel informatie! )

6. H. Bouwman: Gereformeerd Kerkrecht, II, 367 - 386. Uitgave: J.H. Kok N.V.

Kampen, 2de druk, 1970. Vraag aan de kerkeraad dit boekje ter inzage.

7. Stemmen uit Genève, bundel 5, 1968. Uitgave: Gereformeerde Bibliotheek, Meeuwen. Bevat de Catechismus van Genève en een vragenboekje van C'alvijn.

8. Ds. C. Harinck: Ons Doopformulier. Uitgave: De Banier N.V., Utrecht, B.B.G.- serie.

9. Ds. K. de Gier heeft in „De Saambinder" enkele artikelen hierover geschreven: 48e jaargang nr. 48, 49, 50 en 51 ;49e jaargang nr. 1,3 en 4.

10. Gespreksvragen

1. Kun je voorbeelden geven uit het Nieuwe Testament, waaruit de samenhang blijkt tussen belijdenis en Doop?

2. Toon aan vanuit Gods Woord en belijdenisgeschriften, dat de kinderdoop schriftuurlijk is.

3. Waarom is catechisatie zo belangrijk?

4. Wat is de geschikste leeftijd voor het doen van openbare belijdenis?

5. Moet het doen van belijdenis tevens een belijdenis inhouden met betrekking tot het Heilig Avondmaal?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Salvo | 6 Pagina's

Belijdenis Doen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1977

Salvo | 6 Pagina's