Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genade in een gebroken bestaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genade in een gebroken bestaan

15 minuten leestijd

Het leven van ds. Maarten Post (64) was en is een voortdurende confrontatie met dood en afbraak. In de kerk van zijn jeugd, het ziekenhuis, de psychiatrie, het ontwikkelingswerk op Haïti, zijn eigen gezin, de verslavingszorg, de gemeente die hij nu dient, het verzorgingshuis waar hij pastor is... ”Mijn enige houvast is Gods onbegrijpelijke genade.”

„In Den Helder had je een Urker enclave van visserlui die naar het noorden waren getrokken, vanwege de afsluiting van de Zuiderzee. Door die verhuizing zaten ze weer dicht bij hun schepen. De meesten sloten zich aan bij de kleine oud gereformeerde gemeente van Den Helder. Op zondag kropen die mensen bij elkaar om samen een oudvader te lezen. Ik herinner me nog goed dat Dankers met zijn gezin erbij kwam, vanuit Curaçao. Dankers werd onze leidsman.

Ook mijn vader was aanvankelijk visser; later is hij naar de marinewerf gegaan. Mijn broer werd weer visserman, tot verdriet van mijn moeder. Toen ik in de laatste klas van de lagere school zat, zei ze: „Maarten gaat naar de lts, ik wil niet dat hij ook hij verzuipt.” Vooral in de herfst gebeurden er vaak ongelukken. Ik was een jaar of acht toen de kotter van Baijs in het Molengat verging. Wat jaren later sloeg de kotter van ouderling Sluiter om. Zijn zoon Klaas, die op de brug stond, kon worden gered. Zijn broer is verdronken. Een zoon van tante Nan is ook verdronken.

Ja, ik kreeg al vroeg te maken met de rauwe kant van het leven, maar dat raakte me niet echt. Je zag de schrik bij de ouderen, zelf leefde je al snel weer door. We waren een echt arbeidersgezin en deden niets anders dan werken. Vrijdagmiddag hielp ik met het lossen van de vis, zaterdag werkte ik op de afslag.”

GEESTDODEND

„De gedachte dat ik misschien dominee zou worden, kwam nooit bij me op, al ging ik met plezier naar de kerk. Doordeweeks kwam er soms een dominee bij ons preken. Ik herinner me nog goed een preek van dominee Du Marchie van Voorthuijsen, over de vangst van de 153 vissen. Geboeid zat ik naar die man te luisteren. Onverwachts stopte hij, wees naar me en zei: „Vraag jij ook om een nieuw hart? Als je Hem aanroept, gaat Hij niet voorbij.” Dat ben ik nooit vergeten.

Was er een dominee in de gereformeerde gemeente, dan gingen we ook daar naartoe. De kerkmuren waren niet zo hoog in Den Helder, al was er wel een zeker cultuurverschil. De gereformeerde gemeente bestond voornamelijk uit Zeeuwen, dat is toch een ander slag volk dan Urkers.

Omdat ik op de lts goede cijfers haalde, vond mijn moeder dat ik door moest leren, op de mts in Alkmaar. Daar heb ik elektronica gedaan. Dat vond ik iets vreselijks, maar volgens mijn vader was ”elektricein” het vak van de toekomst, dus ik hield vol en behaalde mijn diploma. Daarmee belandde ik bij IBM. Ik zat er te knutselen met condensatortjes, volkomen geestdodend werk.”

EVANGELISATIE

„Intussen was ik getrouwd met Gerdien, een dochter van Dankers. Ze was psychiatrisch verpleegkundige en werkte in de Valeriuskliniek in Amsterdam, waar we een bovenhuis konden huren. Op zondag gingen we naar de Noorderkerk. Op een dag vroegen enkele gemeenteleden of ik mee wilde doen met het evangelisatiewerk. Daar schrok ik behoorlijk van. Ik had geen flauw idee wat ik tegen mensen zou moeten zeggen over de Heere God, over geloof en wat dan ook. Terwijl ik een goed voorbeeld had. Mijn vader was heel vrijmoedig.

Ja, ik had een godvrezende vader, die altijd teer sprak over God Die Zijn Vader was geworden. Daar kon hij niet van zwijgen. Urker vrijmoedigheid, zal ik maar zeggen. Zijn inzicht in de Bijbel was niet bijzonder groot, maar hij had een warm en nabij leven met de Heere. Voor ons kon hij keihard zijn. Als iets hem niet zinde, sloeg hij er stevig op los. Toch denk ik met achting aan hem terug. Vanwege zijn trouw, zijn liefde voor mijn moeder en voor ons, zijn geloofsgetuigenis.

De vraag van die mensen uit de Noorderkerk liet me los. Op een gegeven moment was ik bij IBM bezig met het controleren van een hoogspanningstester. Ineens kreeg ik een enorme oplawiebes, waardoor ik met stoel en al achterover klapte. Terwijl ik op de grond lag, dacht ik: „Wat lig ik hier heerlijk, ik stop met dit gedoe.” Ik nam ontslag en ben de opleiding tot A-verpleegkundige gaan volgen, in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Om iets te kunnen doen aan de nood van mensen. Dat was mijn fantasie. Ik wil luisteren naar mensen, weten wat ze beweegt, hen zo mogelijk helpen.”

PSYCHIATRIE

„Na de A-opleiding ging ik in de Sint- Willibrodusstichting in Heiloo door voor de psychiatrie. In het ziekenhuis werkte ik op een interne afdeling. Daar stierven heel veel patiënten, ondanks al onze goede zorgen. Dat trok ik niet meer, vooral door het gevoel van machteloosheid. Je wilt wat doen, maar het heeft geen resultaat. We hadden intussen wat centjes gespaard en keerden terug naar Den Helder, waar we een huisje konden kopen. Overdag werkte ik in Heiloo, ’s avonds zat ik te studeren, er kwamen kindertjes, dus ik hoefde me niet te vervelen.

Kort na het afronden van de B-opleiding werd ik benaderd door ome Koos Dankers, destijds secretaris van stichting Woord en Daad. In Haïti hadden ze iemand nodig met technische kwaliteiten en verstand van de gezondheidszorg, voor de inrichting en het onderhoud van kliniekjes op het platteland. Ik was volgens hem de ideale man. Dat vond de rest van het bestuur blijkbaar ook, want in 1984 zijn we uitgezonden, niet wetend wat het werk echt inhield. Ik was nooit in dat soort landen geweest, maar mensen zijn overal hetzelfde. Ik kon goed opschieten met die lui. De ge- wone Haïtianen doen veel denken aan Amsterdammers; ze hebben dezelfde humor.

Ik moest ervoor zorgen dat de klinieken werden bevoorraad, vastgelopen generatoren het weer gingen doen, dat soort dingen. Prachtig werk. Waar ik niet aan wende, was het doodgaan van mensen, bijna dagelijks. Kindjes werden ter plekke in de grond begraven.

Geld voor een begrafenis was er niet.

Dat vond ik heftig. Die mensen zijn meer gewend aan het lijden, er misschien ook beter op gebouwd, maar ze voelen net als wij de pijn wanneer een kind sterft. Er waren ook raadselachtige sterfgevallen. Op Haïti gelooft iedereen in God, maar het is tegelijk een eiland van voodoo en duistere machten. Soms werden mensen op straat letterlijk uit elkaar gerukt, door volkswoede.”

AFBRAAK

„Ik kreeg er steeds meer taken bij, zoals het toezicht op een drinkwaterprogramma, en stuurde een grote groep lokale werkers aan. Die liet ik dit doen, die moest dat doen. Ik vond mezelf steeds belangrijker worden. Het waterproject was net klaar toen Gerdien verongelukte. De chauffeur van de jeep waarin ze zat, raakte van de weg. Ze viel uit die jeep en stortte in een ravijn.

Het Oude Testament is een moeilijk boek. En een eerlijk boek. Het gaat over een heilige God Die een streep zet door al onze praatjes. Zo heb ik dat ongeluk ervaren. In ben hier net een prekenserie begonnen over Jeremia. Daar zag ik tegenop, want de mensen willen graag vrolijke verhalen horen. Dan ben je bij Jeremia aan het foute adres. Hele koninkrijken moest hij omwoelen, door het Woord dat hij doorgaf. „Wat Ik gebouwd heb, breek Ik af. Wat Ik geplant heb, ruk Ik uit.” Al onze gerechtigheden zijn voor God een wegwerpelijk kleed. Wat ik zo goed vond van mezelf, had voor God geen waarde. Terwijl ik in gedachten al bezig was met een geweldig mooi zoutproject, zette God er radicaal een streep doorheen.

Met drie jonge kinderen keerde ik ontredderd terug naar Holland. Daar hebben we Gerdien begraven. Op de begraafplaats heb ik het loflied uit Romeinen 8 gelezen; dat niets ons kan scheiden van de liefde van God in Christus Jezus. Maar toen we van het kerkhof af liepen, had ik een ontzaglijke behoefte om keihard tegen een paaltje te schoppen. Van verdriet, teleurstelling, woede, schaamte. Het gevoel gefaald te hebben. Ik ontmoet mensen die me vertellen dat ze nooit opstandig zijn geweest. Daar kan ik niet op bogen. Toen Johannes de Doper in de cel zat, liet hij zijn discipelen aan Jezus vragen: „Bent u Degene Die komen zou, of verwachten wij een ander?” Dat mengsel van hoop en vertwijfeling herkende ik heel sterk.”

HERTROUWD

„Hoe ik overeind bleef? In de eerste plaats door het geheimenis van Gods genade. En door mensen die Hij op mijn pad bracht. Een vriend die nergens aan doet, heeft veel voor me betekend. Elke week ging hij met me sporten. De mensen van de kerk ontweken me, waarschijnlijk omdat ze niet durfden te vragen hoe het ging. Alien van ome Koos was een van de uitzonderingen.

Na verloop van tijd zijn we getrouwd, intussen bijna dertig jaar geleden. Ik heb Alien nooit met Gerdien vergeleken, het zijn totaal verschillende vrouwen. Gerdien was zeer kordaat, daardoor hadden we een nogal competitieve relatie met soms heftige conflicten. Alien is heel erg lief. We hebben weleens wat, maar dan is het altijd mijn schuld. Haar liefde heeft veel gerepareerd.

De eerste tien jaar waren moeilijk.

Je bent hertrouwd, maar zo’n eerste vrouw is niet uit je lijf. Je loopt met een grote open wond. Ik ben weer aan de slag gegaan in de psychiatrie, op de PAAZ-afdeling van het Gemini Ziekenhuis in den Helder. Het kon zomaar gebeuren dat ik daar ineens begon te janken. Ik dacht dat ik nooit meer zou kunnen lachen. Na een jaar of tien lukte het toch weer een beetje. De wond gaat geleidelijk dicht en verandert in een litteken. De invloed daarvan blijft merkbaar. Ik ben minder snel boos, ik voel me minder van mezelf overtuigd, de mensen om me heen zijn kostbaarder voor me dan vroeger. Omdat alle vanzelfsprekendheid weg is.”

VERSLAVINGSZORG

„Van die PAAZ-afdeling stapte ik over naar stichting De Hoop in Dordt, waar ik ben aangenomen als activiteitenbegeleider. Wat trekt me in dit soort beroepen vol ellende? Ik denk het willen weten wat mensen beweegt?

Misschien is het vooral een zoektocht naar mezelf. Wie ben ik nou eigenlijk? Geslaagde mensen liegen bijna allemaal. Verslaafde en gedeukte mensen hebben niets meer te verliezen, die leggen alles op tafel. In de verslavingszorg ontmoet je mensen die gevangenzitten in een cirkel. Als je eerlijk bent, houden ze je een spiegel voor. We zitten allemaal in een bepaalde cirkel waaruit we niet kunnen ontsnappen. Tenzij er een wonder gebeurt.

Vanuit Hendrik-Ido-Ambacht, onze nieuwe woonplaats, fietste ik elke dag op en neer naar De Hoop. Omdat ik van origine een technische man ben en ook nog Frans spreek, werd ik een manusjevan-alles. Naast mijn eigenlijke werk voerde ik reparaties uit, zorgde ik voor medicijnen, organiseerde ik bidstonden, stond ik Franssprekende gasten te woord, had ik de coördinatie van de garage...”

SUÏCIDE

„Ik wilde aan de CHE in Ede godsdienst-pastoraal werk gaan studeren, maar dat lukte in die situatie niet.

Daarom ben ik overgestapt naar de crisisafdeling van het Delta Ziekenhuis, een psychiatrische kliniek in Poortgaal. Daar kwam de dood opnieuw massief op me af. Fitsum uit Somalië kwam elke dag even een bakje koffie drinken in mijn kantoortje. Op een ochtend was hij er niet. Hij hing buiten in een boom. Een man die na een depressie werd gemobiliseerd, zoals we dat noemen, ging even een rondje lopen. Hij kwam niet terug. De hele avond hebben we gezocht. Ik vond hem in de bosjes, helemaal onder het bloed, zijn polsen volledig doorgesneden. Het was daar suïcide na suïcide. Al je inspanningen om die mensen te helpen, haalden niets uit. Dat gaat behoorlijk in je lijf zitten.

De opleiding in Ede ben ik in de eerste plaats voor mezelf gaan doen. Sinds de terugkeer uit Haïti had ik het verlangen om beter te weten wat er nu echt in de Bijbel staat. In Den Helder ben ik daarom al Grieks gaan studeren. Aan de CHE heb ik eerst mijn tweedegraads, daarna mijn eerstegraads bevoegdheid voor godsdienstleraar gehaald. Voor de klas heb ik niet gestaan. In 1998 ben ik benoemd tot kerkelijk werker van de hervormde gemeente van Hasselt. Dat ben ik ruim vijftien jaar geweest, tot mijn bevestiging als predikant van de hervormde gemeente van Stavenisse, in 2014. Als kerkelijk werker in Hasselt had ik mooi de gelegenheid om theologie te gaan studeren in Kampen.”

AFGODEN

„Ook als dominee loop je voortdurend het gevaar dat je de dingen in eigen kracht wilt doen. Gisteren heb ik ter voorbereiding op het heilig avondmaal gepreekt over Petrus, die zei: „Ik ga vissen.” De anderen gingen met hem mee. Ervaren visserlui, maar in die nacht vingen ze niets, omdat ze in eigen kracht bezig waren. Wanneer je zo als dominee bezig bent, vang je evenmin wat. Als er in de gemeente een zegen valt, is het alleen Gods werk. Dat voelt heel vervelend, want we willen wat zijn, ook al beweren we het omgekeerde.

Ik moet leren om te ontvangen, van genade te leven. Niet meer de afgoden dienen: de afgod van mezelf, van mijn inspanningen. Ik sloof me uit, dus God móét wel wat voor mij doen. Dat veroorzaakte denk ik die woede op dat kerkhof. Dat ik me zo had gegeven op Haïti, en dat God daar totaal niets voor gaf. Nu zeg ik: omdat Hij me wilde vormen. Daar komt Hij hier niet mee klaar, want van genade leven is een onmogelijke opgave. Voor mij in ieder geval wel. Het lukt mij niet om mezelf kwijt te raken. Soms voor even, ja, maar dan kom ik mezelf toch weer tegen. Daarom wilde ik eerst geen predikant worden. Als predikant pretendeer je Gods Woord te spreken. Je klimt een trapje op, om als mens de woorden van God door te geven. Zolang je uit de Bijbel leest, gaat het nog wel, maar dan komt het gebed en de preek. Dat vind ik elke keer weer zwaar, vanwege mezelf.”

PREDIKANT

„Waarom ik dan toch predikant ben geworden? Misschien vanuit de hoop op het wonder. Het geloof dat God ook vandaag wonderen doet, in mijn leven en dat van anderen. Dat zie ik ook gebeuren. Toen ik hier kwam, was deze kerk bijna leeg. Er zijn mensen bij gekomen die soms in jaren geen kerk hadden gezien. Aangeraakt door het Evangelie van Jezus Christus kwamen ze in beweging. Ik weet niet of dat met mij te maken heeft, ik hoop het natuurlijk wel. Daar heb je het alweer.

Die kant van Maarten Post ligt altijd op de loer. Iets willen bewerkstelligen, controle houden, maar verdiensten van onze kant wegen echt niet mee.

Hoezeer je als dominee draaft en doet, je vergroot alleen maar je ongerechtigheid. Daar ben ik diep van overtuigd geraakt. Het is enkel genade. Omdat onze verdiensten niet meedoen, zijn er voor God geen hopeloze gevallen.

Ik ben beducht voor een goedkope boodschap. Die kun je op veel plekken horen, zeker in mijn kerk. Het zal met iedereen wel goed komen. Overigens zeg ik altijd, net als dominee Du Marchie destijds tegen mij zei: „Als je de Heere Jezus aanroept, staat Hij stil.”

Dat heeft Hij ook in mijn leven gedaan. Nooit vergeet ik de rit op de fiets van het Delta Ziekenhuis naar huis. Altijd was ik met God aan het redeneren, die dag zag ik voor het eerst werkelijk Jezus de gekruisigde. Van verwondering ben ik van de fiets gestapt en op de grond gevallen. Ondanks wie ik ben, neemt Gód het voor me op. Zo is het gegaan.”

VREUGDE

„De zegen van dit werk is dat je intens met de Schrift bezig kunt zijn. Daar neem ik de tijd voor. Ik maak rustig een vertaling, kijk naar de structuur van de tekst en zet me aan de exegese. Is die me helder, dan ontstaat de preek vaak terwijl ik naar Zorgcentrum De Schutse in Sint-Annaland fiets. Daar ben ik voor 25 procent geestelijk verzorger. Zodra ik thuis ben, zet ik de preek op papier. Ik zal niet zeggen dat ik God beter ben gaan begrijpen. Wel is mijn verwondering over deze God gegroeid. Dat Hij in Christus is neergedaald in déze wereld. Om mensen als Juda, Simson, David en Salomo te redden. Het is een voorecht dat te mogen verkondigen.

In het pastoraat kom ik veel uitzichtloos lijden tegen. Ik weet intussen dat ik het niet kan oplossen, dat scheelt een stuk. Mensen goedkope hoop bieden, heeft geen zin. Veel dingen blijven zoals ze zijn. Er is maar één houvast: Heere is Zijn naam. Hij weet van onze omstandigheden en wil ons in Christus genade schenken. Bij Hem kun je je leven met al je zonden en al je misère kwijt. Voor ik een bezoek afleg, kniel ik eerst even op de bidstoel in de gang. Om alles in Gods hand te leggen, zodat ik leeg van mezelf naar de mensen toe ga. Je moet niet met jezelf komen. Daar heeft niemand iets aan.

En dan komt weer die zondag. Onder aan de kansel bid ik of de Heere me van mezelf wil verlossen en de kudde wil zegenen. Als je hoort dat de broeders gaan zitten, moet jij omhoog. Vooraf zie ik er altijd ontzaglijk tegenop, maar zondagsmorgens bidt Alientje met mij, in de consistorie een van de broeders. Onder aan dat trapje geef ik alles over aan God, om zo Zijn Woord te kunnen verkondigen. Met vreugde. Héél veel vreugde.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 oktober 2019

Terdege | 124 Pagina's

Genade in een gebroken bestaan

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 oktober 2019

Terdege | 124 Pagina's