Tegel na tegel samen leggen
Altijd Samen Deel 3
Ze delen hun gevoel voor humor. Stratenmaker Frank Roos (32) en zijn werknemer Huibert Chevalking (18) uit Krimpen aan den IJssel trekken er sinds ruim twee jaar samen opuit voor klussen. “We praten vaak de hele dag door.”
Hij begon zijn bedrijf drie jaar geleden in eerste instantie in z’n uppie. Frank Roos had het wel gezien bij de bedrijven waarvoor hij gewerkt had en was toe aan een nieuwe uitdaging: voor zichzelf werken. Dat viel echter in sommige opzichten tegen. „Als ik hulp nodig had voor een klus, moest ik maar afwachten wie ik toegewezen kreeg. En als ik op uurbasis werd ingehuurd, was het net alsof ik weer in loondienst was.” Rond de tijd dat hij over personeel begon na te denken, kreeg hij een appje van Huibert. Die kende hij door een gezamenlijke vorige werkgever.
HUIBERT: „Ik zat in de auto met mijn moeder en zag Franks bus. Ik appte: Hoi, ik zag je rijden. Ik ben trouwens weg bij onze vorige werkgever.”
FRANK: „Ik appte terug: kun je met mij mee op zaterdag?”
HUIBERT: „Zo is het begonnen.” Niet lang daarna stond Huibert bij Frank op de stoep. Wat begon als een zaterdag- en vakantiebaan, groeide uit tot fulltime werk.
Wat maakt jullie samenwerking succesvol?
De mannen krabben zich eens achter de oren. Franks vrouw CARLA: „Frank is niet het type dat graag alleen werkt. En Huibert is net zo. En jullie vullen elkaar aan.”
Hoe vullen jullie elkaar aan?
HUIBERT: „Tja.”
FRANK: „Nou, ehm.”
CARLA: „Huibert is altijd op tijd en heel netjes. Hij rijdt nu veel in de bus van Frank, en dat zie je daaraan. Frank is niet zo van dingen netjes houden. Maar hij is weer makkelijker.”
FRANK: „Met werken ben ik weer heel precies en moet Huib nog leren om dingen af te werken.”
Waarom het stratenmakersvak?
HUIBERT: „Ik ben niet graag binnen. Ik werk liever buiten met mijn handen. Ik doe een bouwopleiding, maar heb besloten dat ik niet in de bouw aan de slag wil. Je bent dan toch vooral binnen aan het werk, omdat je heel veel kanten-klaar aangeleverd krijgt.”
FRANK: „We doen tuinen en bestratingen. Huib heeft weinig met plantjes, maar straatwerk gaat hem goed af. Zelf vind ik vooral de afwisseling tussen verschillende klussen heel leuk.”
Hoe is het om een werknemer te hebben?
FRANK, LACHEND: „Verschrikkelijk. Nee, het is juist leuk om met iemand samen te werken. In het begin heb ik me wel afgevraagd of Huibert het zou redden. Hij was toen nog zo’n iel mannetje. Maar het klikte wel vanaf het begin met elkaar.”
HUIBERT: „Toen ik net begon, vond ik het werk best zwaar. Maar als je het langer doet, raak je eraan gewend.”
FRANK: „De eerste tijd nam ik hem niet mee naar het grote werk. Dan zouden mijn collega’s zeggen: „Wat heb je nu toch bij je?” Hij kon nog geen tegel van dertig bij dertig optillen. Maar hij heeft wat spieren ontwikkeld het afgelopen jaar.”
HUIBERT: „Nu til ik er twee per hand.”
FRANK: „En hij is goed met machines. Daar heeft hij feeling voor. Als ik een trekker of een shovel neerzet, rijdt hij daar zo mee weg.”
Wat waarderen jullie in elkaar?
FRANK: „Hij toont inzet. In het begin wist Huibert nog maar weinig over het vak, maar je merkt snel genoeg of iemand wil leren. En hij is eerlijk, nooit ziek en vrijwel nooit te laat. Dat is best zeldzaam, zo’n werknemer.”
HUIBERT: „We zijn op elkaar ingespeeld. We hoeven elkaar maar aan te kijken of we weten wat er moet gebeuren.”
FRANK: „Het zijn de kleine dingen in de samenwerking die goud waard zijn.”
Zijn jullie praters?
Ze lachen.
HUIBERT: „Stil zijn we niet.”
FRANK: „’s Ochtends wil het nog weleens rustig zijn.”
HUIBERT: „Maar na negenen gaat het lekker.”
FRANK, LACHEND: „Dan hebben we al een paar bakken koffie op.”
HUIBERT: „Tot een uur of vier, vijf. Dat is het einde van de werkdag.”
Waar hebben jullie het dan over?
HUIBERT: „Over van alles. We hebben een bepaalde humor.”
FRANK: „Ik haal weleens een geintje met hem uit. Ik vertelde Huib bijvoorbeeld dat het rubber van het raampje van de bus aan de bovenkant niet goed was. Toen hij het raam opendeed om er met zijn vinger aan te voelen, deed ik het raam snel dicht zodat zijn vinger er tussen zat.”
HUIBERT: „Dat was een soort ontgroening, denk ik.” Lachend: „Hij heeft me ook ooit eens bij mijn benen gepakt en deed alsof ik door een hond werd gebeten.”
FRANK: „Geintjes moeten kunnen. Ik vind het belangrijk dat het gezellig en leuk is op het werk. Daarom moet die klik er ook zijn. Is die er niet, dan loop je niet lekker rond. Maar dat zit wel goed dus.”
Hoe ziet een werkdag eruit?
HUIBERT: „Op dit moment hebben we een klus in Tholen. Dan gaat mijn wekker rond halfvijf. Een uur later rijd ik weg met de bus en haal een collega op. Om zeven uur beginnen we. Of ik dan niet veel te vroeg ben? Ik rijd niet zo hard. En dan hebben we nog tijd om een bakje te doen voor we beginnen.”
FRANK: „Ik stap wat later uit bed. Ik heb maar een kwartiertje nodig ’s ochtends en ren dan door het huis.”
HUIBERT: „Om negen uur houden we een halfuurtje pauze, en om halfeen opnieuw. Dan werken we door tot vier uur. Ik lig ’s avonds wel altijd heel vroeg in bed, anders houd ik het niet vol. Maar dat vind ik niet erg, ik ben een ochtendmens.”
FRANK: „Ik ben juist meer een avondmens. Vooral in de winter valt het me niet mee om vroeg op te staan. Soms kun je in ons vak dan beter wat later beginnen, het is dan nog zo lang donker.”
Werken jullie onder alle weerstomstandigheden door?
FRANK: „Bij veel wateroverlast is het klaar. Je probeert zo lang mogelijk door te gaan, maar dan schiet het niet op.”
CARLA: „Het moet wel heel stevig geregend hebben voordat ze stoppen. Wat ik een regenachtige dag vind, is voor hem geen probleem. Daar heeft hij dan geen last van gehad bij het werken. Al merk ik wel dat een lange regenperiode een aanslag op zijn humeur doet.”
HUIBERT: „Bij sneeuw en vorst is het ook lastig werken.”
FRANK: „En in de zomer kan het echt warm zijn.”
HUIBERT: „Maar je went wel aan de hitte.”
FRANK: „Dan drinken we wat vaker tussendoor. Dat moet wel, anders leg je het loodje. En we beginnen wat vroeger.”
Is er ook weleens ruzie?
HUIBERT: „Ik baal als hij moppert omdat ik iets verkeerd heb gedaan. Maar dat doet hij nooit onterecht.”
FRANK: „Soms reageer ik weleens onredelijk, of wat harder dan de bedoeling was. Dan zeg ik: „Joh, dat had ik misschien anders moeten brengen.” Je moet zoiets dezelfde dag nog uitpraten.”
HUIBERT: „Ik trek me vaak even terug als hij geïrriteerd is. Dan voel ik dat ik beter even niks kan zeggen.”
FRANK: „Als iets Huibert dwarszit, merk ik dat ook meteen.”
HUIBERT: „Soms weet ik van tevoren al dat hij moe is en probeer je elkaar die dag te ontzien.”
FRANK: „Dan vertel ik in de bus dat ik weinig geslapen heb. Als ik dan wat anders uit de hoek kom die dag, weet hij waar het aan ligt.”
Gaan jullie privé ook met elkaar om?
FRANK: „Huibert komt hier weleens thuis om het werk te bespreken. En op vrijdagmiddag doen we een biertje. Het leuke is dat mijn zoontje van vier Huibert daardoor ook een beetje kent.”
CARLA, LACHEND: „Pas zat hij buiten te spelen. Ik vroeg: „Wat ben je aan het doen?” Hij zei: „Ik ga ook met Huibert werken.””
FRANK: „Het doel is om over een poosje samen met Huibert ook weer wat kleinere klussen op te pakken, voor de afwisseling.”
HUIBERT: „Ik ga nu nog één dag in de week naar school waar ik de opleiding groen en cultuurtechniek doe. Over een jaar ben ik klaar.”
FRANK: „Daarna gaat hij de bouw in.” De beide mannen schieten in de lach.
HUIBERT: „Nee, ik blijf voor Frank werken.”
DIT IS DEEL DRIE IN EEN SERIE OVER COLLEGA’S DIE ALTIJD SAMEN ZIJN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 mei 2021
Terdege | 112 Pagina's