Met het zendingsbusje langs de dijk
De roeping van zijn vader tot het predikambt bracht Kees de Waard naar Alblasserdam. In een koud en vochtig dijkhuis, dat wel karakter had. De studeerkamer keek uit op de dijk. „Heel wat keren trof ik pa daar biddend aan, op de knieën tussen zijn bureau en de stoel.”
Naast de voordeur van het dijkhuis hangt een antiek emaillen bordje met daarop: Van Asperen melk en zuivel. Aan de linkerzijde is een pakje roomboter afgebeeld, aan de rechterzijde een melkbus. Ook na herhaald bellen wordt de deur niet geopend. „Zoek je Jan van Asperen?” informeert een buurman. „Die zit waarschijnlijk bij zijn wagens.” De informatie blijkt correct. De geboren Alblasserdammer, blauwe pet op en rode zakdoek om de hals, is doende in zijn grote schuur onder aan de dijk. Hier is hij een groot deel van zijn tijd druk met zijn collectie antieke boerenwagens.
In 1985 kon hij het pand naast zijn ouderlijk huis kopen van de gereformeerde samenkomst, een kleine vrije gemeente, in de oma trek bekend als het Schuurtje. Het dijkhuis uit 1906 deed jarenlang dienst als pastorie. Begin 1968 trok het gezin van ds. Arie de Waard erin. De voormalige tuinder wist zich geroepen tot het predikambt. Door het onmogelijke heen was de weg gebaand.
„Ik was bijna acht toen we vanuit een nieuwbouwhuis in Hendrik Ido Ambacht hiernaartoe verhuisden en zestien toen we weer vertrokken”, vertelt zoon Kees (64), manager bij uitgeverij Den Hertog.
Intussen zijn er bijna vijftig jaar verstreken, maar terug op de grond van zijn jeugd heeft hij het beeld meteen weer scherp. „Dit stuk grond was in onze tijd van de gemeente.” „Klopt”, zegt Van Asperen. „Jullie tuin liep ongeveer tot hier.”
Vooronder
Ook Martin van Asperen, destijds vriend en klasgenoot van Kees, is gekomen. Twee jaar lang liepen ze dag aan dag samen naar de School met de Bijbel aan de Scheepmaakersstraat. Toen verkaste Kees tegen heug en meug naar de kersverse reformatorische Joannes Beukelmanschool. Na schooltijd zocht hij meteen Martin op.
Door de langgerekte achtertuin, bedekt met gras, gaat Van Asperen zijn bezoek voor naar het onderhuis van zijn dijkwoning. Een serie hokkerige vertrekken met betonnen vloeren en ruwstenen wanden, voor de familie De Waard het achteronder, middenonder en vooronder. „Er is bijna niets veranderd”, stelt Kees vast. Op het beton in het achteronder stond het bad van het predikantsgezin. Met een plastic gordijn ervoor en zonder afvoer. „Als je de stop eruit trok, liep het water over de vloer naar een put in de hoek. Ernaast stond een oliekachel die het in de winter nog enigszins warm maakte. Voor we in bad gingen, zetten we er een pan met water op, want het boilertje was niet in staat om voldoende warm water te leveren.”
„Het was een ontzettend koud huis”, bevestigt de huidige bewoner.
„En altijd vochtig”, vult Kees aan. „Je bleef met witkalk bezig. Na een paar jaar kon je opnieuw beginnen.”
Begin jaren 70 kwam er een badkamer in het middenonder. Ook daaraan is niets veranderd. „Wij zijn nog van de generatie antiek”, verklaart Jan. „Je moet dit soort huizen niet gaan moderniseren.” In het vooronder lagen de kolen. Het behoorde tot de taken van Kees om voor hij naar school ging de kolenkit te vullen, voor de kachel in de woonkamer. De kolenkist is verdwenen, maar de houten stelling voor het fruit van het predikantsgezin hangt nog aan de muur. „Die is gemaakt door Maasse, destijds lid van de gemeente.”
„Die had zelf zijn helm zwart geschilderd”, weet Jan. „Voor de maat van zijn hoofd waren alleen oranje helmen te koop. Dat paste niet bij iemand van jullie kerk, dus hij heeft hem zwart gemaakt.”
Studeerkamer
Een steile trap voert naar dijkniveau. De kamer met uitzicht op de dijk deed dienst als studeerkamer. Daar voerde de predikant ook pastorale gesprekken. De kinderen De Waard hoorden eerst te kloppen als ze er naar binnen gingen. Kees vergat het nogal eens. „Heel wat keren trof ik pa daar biddend aan, op de knieën tussen zijn bureau en de stoel. Dat vergeet je niet meer.” Ook de kleine, maar sfeervolle woonkamer oogt vertrouwd. Er is alleen een raam verplaatst, omdat buurman Matthijs zijn huis wilde uitbouwen. De oude ramen hebben nog de blinden van destijds.
Tot de jaarlijkse hoogtepunten voor het predikantsgezin behoorden de bid- en dankdag. Dan kwamen de voorgangers van verwante vrije gemeenten de hele dag op bezoek. „Wij gingen omgekeerd naar de diensten in Hendrik Ido Ambacht, Waddinxveen en Schiedam. Om die reden werd er bewust op verschillende data bida en dankdag gehouden. Tussen de middag aten we met elkaar en was er gezelschap. Ds. Hofman uit Schiedam, een man met natuurlijk gezag, had meestal de leiding. Hij was een geboren verteller. Ik zat bij hem op schoot, of op een krukje naast de stoel van pa. Ook op zondagavond werd er gezelschap gehouden, voor mensen uit de gemeente. Ik begreep lang niet alles, maar je proefde de eerbied voor God en de onderlinge liefde.”
bijzondere mensen
„Wij zagen jullie als bijzondere mensen”, bekent Martin. „Bij ons thuis was het altijd een herrie. Hier proefde je orde, gezag en verbondenheid. Jullie waren een hecht gezin, met uitstraling naar buiten toe.”
„Mijn moeder kon nog weleens een klap geven als ze boos was”, zegt Kees. „Dat zou pa nooit doen. Toch hadden we meer ontzag voor hem. Je voelde dat hij in alles leefde met God. Zorgen binnen de gemeente werden ook aan tafel opa gedragen. Als ik ergens naartoe wilde waar ik eigenlijk niet hoorde, en een beetje bleef drama men, zei pa: „Zullen we het dan maar voor den Heere neerleggen?” Dan hoefde het van mij al niet meer.”
Langs een ouderwetse trap met statige leuning en een traploper van jaren her, klimmen we naar de slaapverdieping. Bij de komst van het predikantsgezin kon je vanuit de gang de hanenbalken in de nok zien. „De man die voor ons het fruitrek maakte, heeft ook het plafond boven de overloop aangebracht”, herinnert Kees zich. Nadien zijn alleen wat ouderwetse klapraampjes vervangen. Voor het overige liet Van Asperen de slaapkamers, gemaakt van houten kraaldelen, onveranderd.
Aan de tuinzijde sliepen de twee meiden De Waard, naast de logeerkamer. Kees had het kamertje dat uitkeek op het huis van Van Asperen. Broertje Arie Jan, nu predikant in de Gereformeerde Gemeenten, kreeg het minikamertje ertegenover. De ouderlijke slaapkamer zag uit op de rivierdijk.
Isolatie was een onbekend begrip. „Als het buiten vroor, waren ook mijn dekens ’s morgens bevroren”, blikt Kees terug. „Dat veranderde toen we centrale verwarming kregen. Daardoor was ook het vochtprobleem voor een deel opa gelost. Een gevolg was wel dat het hout begon te krimpen. Door de ontstane kieren keek ik zo de overloop in.”
Stoep
Tussen de woning van melkboer Cor van Asperen, de vader van Jan en Martin, en de voormalige pastorie ligt nog altijd de steile betonnen stoep van weleer, amper twee meter breed. „Mijn moeder hield altijd haar hart vast als jullie met de paarden naar boven gingen”, herinnert Kees zich. „Ze was bang dat die zouden uitglijden en op hol slaan.”
Alle aangevoerde handel werd vanaf de dijk over de smalle stoep naar beneden getransporteerd, met het nodige geraas. Zeker toen de jongens van Van Asperen ontdekten dat ze de nieuwe plastic melkbakken konden gebruiken als een slee waarmee je zonder sneeuw van de stoep kon glijden. „Ik heb je vader maar één keer in mijn leven boos gezien”, zegt Jan. „In zwarte broek en wit overhemd kwam hij naar buiten stuiven. Die man was aan zijn preek bezig en kreeg geen letter op papier.”
De confessionele ds. Trouw van de Ichthuskerk, bij wie het gezin Van Asperen kerkte, woonde aan de andere zijde van de dijk. „Een gezellig vent”, zegt Jan, „maar híj pakte ons geregeld bij de lurven als we herrie schopten.” Vader Van Asperen, tal van jaren ouderling in de Ichthuskerk, kreeg een bijzondere band met ds. De Waard. „Hij ging vaak bij hem een praatje maken over geloofszaken”, zegt Jan. „Soms kwam hij met tranen in zijn ogen terug. Zulke gesprekken had hij in zijn eigen kerk bijna nooit. Je vader was écht een christen, altijd hartelijk, liefdevol en geduldig.”
Catechismus
De beide predikanten hadden hun wagen gestald staan in houten boxen bij garage Van Vliet, aan de rivierkant van de dijk. Ds. De Waard ontving zijn automobiel als geschenk van de gemeente, toen hij die nog als lerend ouderling diende. Ook Kees vond het een imponerend geschenk. „Het was een groene Renault 10. Tot die tijd deed mijn vader alles op een solex. De eerste tijd woonden we nog in Hendrik Ido Ambacht. Op zaterdagmiddag gaf hij in Alblasserdam catechisatie aan kinderen van pakweg vier tot veertien jaar. Ik ging mee, achterop die solex, met een kussen onder de snelbinders.”
Op veertienjarige leeftijd maakte hij de overa stap naar de donderdagavondcatechisatie, voor de rijpere jeugd. Daar moest hij beduidend vaker dan anderen de vraag met het antwoord uit de Heidelbergse Catechismus, een artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis of een brok uit de Dordtse Leerregels opzeggen. „De andere catechisanten mochten vooral niet de indruk krijgen dat ik werd voorgetrokken.” Een bijzondere gebeurtenis was het opzeggen van de hele Heidelbergse Catechismus door een medecatechisant. Het huzarenstukje leverde haar een Bijbeltje met zilveren sloten op. „Dat was traditie binnen de kring van gemeenten die voortkwam uit de prediking van de voorgangers Sterkenburg en Stam.”
Longetjes
Fysiek was ds. De Waard niet sterk. De dwangarbeid in Duitsland, tijdens de Tweede Wereldoorlog, had zijn longen blijvend beschadigd. Het waren met name fosforbombardementen die de schade veroorzaakten, hoorde Kees toen hij al wat ouder was.
„Doordeweeks preekte mijn vader vaak elders in het land, tot in Den Helder. Met verre ritten ging ik graag mee. Als we ’s avonds laat thuiskwamen, stalden wede auto bij Van Vliet. Vanaf de garage moest je een stukje omhoog klimmen, de dijk op. Bij de voordeur bleef pa eerst een poosje staan, om uit te puffen. Mijn moeder hoefde niet te weten dat hij zo weinig lucht had. Ze probeerde hem weleens af te remmen bij het afspreken van preekbeurten, maar pa kon geen nee zeggen. Ook in het pastoraat niet. Hij had een groot roepingsbesef en een sterk verantwoordelijkheidsgevoel. Toen de oud gereformeerde ds. Toes ziek werd, bezocht pa hem elke week. Die twee verstonden elkaar geestelijk.”
Geregeld stond dokter Van Weering onaangekondigd in de woonkamer. „Die had een zwak voor mijn vader en zocht hem zo nu en dan op. Hij verschafte zichzelf toegang door via het raampje in de voordeur de klink naar beneden te duwen. In de gesprekken had hij het altijd over „de longetjes” van pa, die hij moest ontzien.”
Schuurtje
Een paar honderd meter van de pastorie ligt aan de binnenzijde van de dijk het Schuurtje, aan een meer dat ooit ontstond door een dijkdoorbraak. In al die jaren is er niet veel aan het houten kerkje veranderd. Alleen het nieuwe meubilair kwam er na het vertrek van ds. De Waard. Moeder De Waard zat met haar twee dochters en jongste zoontje in een van de middelste banken, voor de vrouwen. Kees zat rechts op de een na achterste mannenbank, bij een vriendelijke vrijgezel die zich over hem had ontfermd.
In het hokje voor de toiletten hangen nog altijd de twee houten schapjes voor de bandrecorders. De ene ging naar een grotendeels verlamd gemeentelid uit Nieuw Lekkerland, die de diensten niet kon bijwonen. De andere werd in Alblasserdam van het ene adres naar het andere gesjouwd.
In de consistorie hangen de portretten van de voorgangers die de gemeente dienden, ds. Sterkenburg voorop. Vijfde in de rij is ds. De Waard, die buiten eigen kring enige bekendheid kreeg door zijn bestuurslidmaatschap van de Mbuma Zending. Kees bezorgde maandelijks het zendingsblad bij de donateurs. „Heel de dijk langs, tot en met Kinderdijk. Je overhandigde het blad en hield de mensen het collectebusje voor de neus.”
Zendingsdag
Door de jaarlijkse zendingsdag wist hij hoe groot de schare was die zich op deze zending betrokken wist. De ontmoetingsdag trok duizenden mensen. „Pa zat dan achter de tafel met de andere bestuursleden. Hij had een bijzondere band met de oud gereformeerde ds. C. Smits. Die was altijd heel bezorgd over hem. Als hij zag dat pa stond te praten en moe werd, ging hij een stoel voor hem halen.”
In 1976 nam ds. De Waard het beroep aan dat de zelfstandige oud gereformeerde gemeente van Hendrika Ido Ambacht op hem had uitbracht. Hij zou de gemeente, waar hij eerder ouderling was geweest, nog acht jaar dienen. De degeneratie van zijn longen ging door. In 1984 kwam een einde aan zijn leven, na een jaar waarin hij vaak in het Dijkzigtziekenhuis lag. „Hij heeft nog meegemaakt dat onze Arie werd geboren. Bij het kraambezoek was hij na het beklimmen van de trap volledig buiten adem. Toen de verloskundige de baby in zijn armen legde, zei hij: „Kind, ik wens je het deeltje van je opa toe, uitgenomen deze banden.” Dat kwam uit de grond van zijn hart.”
Niet verzekerd
Verzekerd was de predikant niet. Het vervulde Kees soms met zorg, vooral na een nieuwe ziekenhuisopname. „We kregen rekeningen van duizenden guldens. Mijn vader bleef er heel rustig onder. „Meer dan eens zei hij tegen me: „Maak je daar maar niet druk om, jongen. De Heere zal voor ons zorgen.” Als ik een rekening moest betalen, lag er steeds weer een brief, meestal anoniem. Precies op tijd, met het bedrag dat we nodig hadden. Bea gin 1984 is pa thuisgekomen om te sterven.” Na het overlijden ontdekte hij dat zijn vader een aantal mensen ondersteunde die alle sociale voorzieningen afwezen. „Bij preekbeurten kreeg hij mee wat er voor hem in de collectezak was gedaan. Zo ging dat destijds in onze kring. Een deel daarvan deed hij meteen in enveloppen voor deze en gene.” In 1985 stelde de domineeszoon een boek over het leven van zijn vader samen. Mede op grond van dat wat de beminnelijke voorganger zelf schriftelijk had vastgelegd over zijn leven, tot aan zijn bevestiging als predikant. „De periode daarna heb ik kort beschreven. Toen ik een exemplaar van het boek bij ds. Smits bracht, barstte die in tranen uit. „Ik sta er nog voor, maar hij is nou alles te boven”, zei hij ontroerd.”
Vijftien jaar geleden werd de manager van Den Hertog verkozen tot diaken in de oud gereformeerde gemeente van Hendrik Ido Ambacht. Nu dient hij die als ouderling, maar hij wil zich niet vergelijken met zijn vader. „Pa was voor mij een voorbeeld in leer en leven. Hij had geestelijk grote zaken beleefd, maar liet zich er niet op voorstaan. Hij voelde zich niets beter dan wie dan ook. Daardoor kon hij met iedereen overweg.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 september 2024
Terdege | 112 Pagina's