Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. Clements, J.J. van Eckeveld en P. Mulder (red.), Het onwankelbare verbond: Een dogmatische verkenning [Semper Reformanda, 1] (Apeldoorn: De Banier, 2018) 376 p., € 29,95 (ISBN 9789402906561).

De reeks Semper Reformanda behandelt ‘actuele theologische thema’s’ voor theologen en gemeenteleden. Dit eerste deel, een ‘dogmatische verkenning’ van de gerefor- meerde verbondsleer, zoekt herkenning bij andere kerkverbanden die ook in de lijn van de Reformatie en de zogenoemde Nadere Reformatie staan; de zeven auteurs die ieder een hoofdstuk verzorgen, zijn allen predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten.

De bijdragen onderzoeken het verbond in het Oude en Nieuwe Testament en theologische werken vanaf de Reformatie. De insteek is ‘kritisch’ richting ‘moderne dogmatische ontwikkelingen in de twintigste en eenentwintigste eeuw’ (13-14).

Dat dit niet altijd tot eenzelfde visie onder de predikanten leidt, laat de definitie van het woord ‘verbond’ zien. De Heer definieert het verbond ‘dat uitgaat van de machtige partij’ als ‘een toestand van vrede waarin beide partijen een plaats hebben’. Een wederzijdse verplichting ontbreekt in de definitie (16-17). De Wit vraagt zich eveneens af of God zich middels het verbond tot iets verplicht; dit zou gelijkwaardigheid tussen God en mens impliceren (74). Echter, volgens Clements stelt Calvijn dat een verbond ‘wederkerige eisen en beloften’ bevat (147). Bullinger ziet het verbond als een band, die twee partijen verbindt en tot elkaars hulp verplicht: ‘Het woordje “verbond” wijst al op wederkerigheid, constateert Bullinger terecht’ (136).

De vroege kerk en Middeleeuwen blijven onderbelicht: ‘Het verbond krijgt in de vroege kerk en de middeleeuwen niet de theologische aandacht die het verdient’ (123). Verwerking van bijvoorbeeld Hamm, Promissio, pactum, ordinatio Freiheit und Selbst bindung in der scholastischen Gnadenlehre of Woolsey, ‘The Covenant in the Church Fathers’ had de indruk kunnen vermijden dat de kerk het verbond zo’n anderhalf millennium veronachtzaamde.

Helder worden de overeenkomsten uiteengezet tussen de visie van de Gereformeerde Gemeenten en de Westminster Confessie. Toch behoeft een onderscheid dat qua formulering dichter bij de Westminster Confessie staat dan bij de Heidelbergse Catechismus, meer uitleg. Hoe verhoudt zich bijvoorbeeld het verschil ‘tussen de “aanbieding” van het heil aan allen en de “belofte” van de Heilige Geest aan de uitverkorenen’ (Westminster, 165) tot antwoord 74 van de Heidelbergse Catechismus (de te dopen kinderen wordt ‘de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, die het geloof werkt, [...] toegezegd)? Wat legitimeert in historisch opzicht het gebruik van de Westminster Confessie als leessleutel voor eerdere teksten in de gereformeerde traditie?

Die leessleutel verklaart wellicht de stelling van dominee Kersten dat ‘alle gereformeerde theologen van Calvijn tot en met Hellenbroek hebben geleerd dat het genadeverbond alleen is opgericht met de uitverkorenen.’ Hij bestrijdt dat zij een genadeverbond leerden dat met het natuurlijke zaad van Abraham was opgericht (207-208). Calvijn zegt echter in zijn commentaar op Genesis 17:7: ‘Zij die menen, dat alleen de uitverkorenen hier bedoeld worden, hebben het mis.’ En: God sluit zijn verbond ‘met Abrahams kinderen, die van nature uit hem zouden voortkomen.’ In dit kader spreekt Calvijn over ‘een dubbele reeks van kinderen in de Kerk’.

De waarde van de studie ligt vooral in het accent op de vastheid van het verbond voor gelovigen: de verkiezing waarborgt de vervulling van de verbondsbeloften. Uitver korenen die (nog) niet zeker zijn van hun verkiezing, kunnen door dit accent misschien in een vicieuze cirkel terechtkomen. Zij weten immers door het recht van toegang dat het recht van bezit voor de uitverkorenen is. Pas als je de beloften gelooft, weet je dat je uitverkoren bent; wat geeft hun dan grond om de beloften te geloven? Zou Boston daarom vrijuit zeggen: ‘Zoudt gij gaarne willen weten, hoe de [...] beloften de uwe mochten worden? [...]

Wel die alle zijn de Zijne [...]. Neem Hem, en ze zijn de uwe’ (310)? Kennelijk maakte Boston onderscheid tussen zijn dogmatische opvattingen enerzijds en zijn preekstijl anderzijds. Het is bijzonder waardevol dat deze studie beide aspecten benoemt.

Hoofdstuk 5 over het verbond in de moderne theologie is sterk. De lezer krijgt de kans om zelf te reflecteren op de standpunten, voordat de visie van de auteur aan bod komt, namelijk: moderne theologie doet tekort aan `essentiële Bijbelse noties', zoals Gods soevereiniteit en de particuliere verzoening. Wanneer de transparante wijze van argumenteren die dit hoofdstuk kenmerkt, aangehouden wordt in de delen die volgen, verwacht ik dat de serie aan de beschreven doelstelling beantwoordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019

Theologia Reformata | 112 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2019

Theologia Reformata | 112 Pagina's