Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ton Ouwerkerk, Verborgen teugel. Calvijn over Gods voorzienigheid en het kwaad in zijn preken over het boek Job (Zoetermeer: Boekencentrum, 2016) 396 p., € 30,00 (ISBN 9789023971115).

Deze lijvige studie oogt als een dissertatie, maar is het intussen niet. De studie oogt niet alleen als een dissertatie, maar formuleert ook een onderzoeksvoorstel, zoals dat gebruikelijk is bij een proefschrift, terwijl er eveneens sprake is van een gedegen wetenschappelijke verantwoording van de bronnen. De schrijver heeft heel veel onderzoek verricht, waarvan een uitgebreid literatuuroverzicht getuigenis aflegt. Prof.dr. Erik A. de Boer schreef een inleidend hoofdstuk, waarin hij Ouwerkerk de ‘academische broederhand reikt’ (21). Dit hoofdstuk wil het boek tevens van een bredere context voorzien door te handelen over het lijdensonderwijs van het boek Job in de eeuw van de Reformatie. Interessant. Het wekt de verwachting, dat het in het vervolg van deze studie ook vooral over het boek Job zal gaan en dan zoals de ondertitel het weergeeft: hoe heeft Calvijn over het boek Job gepreekt?

Maar dat laatste blijkt maar zeer ten dele het geval te zijn. Ongeveer een derde van het boek is aan deze preken gewijd (hoofdstuk 6). Bijna aan het einde van dit hoofdstuk concludeert de schrijver: ’Voor menigeen heeft Calvijn een gesloten systeem, waarin God alles beslist en voor alles verantwoordelijk is. Wie hem dat verwijt maakt, heeft waarschijnlijk gelijk. Maar daarvan zal Calvijn niet wakker liggen. De Bijbel klopt ook niet voor ons. Wij kleine mensen zullen het geheimenis van God immers nooit geheel doorgronden. Wat Calvijn wil, is niet anders dan wat in de Schrift staat voor zijn hoorders en lezers samen te vatten en te verhelderen’ (322). Deze laatste zin suggereert, dat we Calvijn het meest nabij komen, wanneer we zijn preken en commentaren lezen, waarin hij geen systeem ontvouwt, maar eenvoudig de Schrift naspreekt. Maar als dat zo is, waarom heeft Ouwerkerk zich dan niet beperkt tot een grondige analyse van de 159 preken van Calvijn over Job, de suggestie die in de ondertitel van het boek ook wordt gewekt? Zo’n analyse had voor zichzelf kunnen spreken en als zodanig dan ook een bijdrage kunnen leveren aan het nog altijd voortgaande gesprek over de ‘waaromvraag’.

De schrijver is nu echter de omgekeerde weg gegaan. In zijn Inleiding zegt hij dat de thematiek van zijn studie is die van de voorzienigheid en het kwaad (42). Die thematiek geldt sinds de Verlichting als een van de grootste aangevers voor het atheïsme of op z’n minst voor alle mogelijke alternatieven in de godsleer. De schrijver wil Calvijns theologie en de blijvende actualiteit van zijn denken op dit punt inbrengen, maar daarmee overschrijdt hij de grenzen van wat in een studie als deze mogelijk is. Dan zou immers de vraag gesteld moeten worden hoe het komt, dat het denken van Calvijn over God en zijn regering van alle dingen vandaag bij ons zoveel vragen oproept, ook bij zeer meelevende gelovigen. In welk opzicht is onze wereld veranderd? Op pagina 318 zegt Ouwerkerk: ’Het is Calvijns stellige overtuiging dat de goddelijke voorzienigheid - in de betekenis van het besturen van de hele wereld - in zijn tijd bij iedereen min of meer bekend is en aanvaard wordt’. Calvijn moduleert dus op een thema, dat op zich onomstreden was. Dat betekent volgens mij dan, dat de afstand van ons tot Calvijn daarmee zo groot geworden is, dat we hem nooit zomaar kunnen gebruiken om met enkele gezagvolle woorden onze vragen te beantwoorden of af te serveren. Het is jammer, dat dit laatste in dit boek nu juist wel gebeurt, met name in de Epiloog (hoofdstuk 7). Daar worden heel veel boute beweringen gedaan, zonder dat zorgvuldig geluisterd is naar tegenwerpingen, zonder echte argumentatie ook. Een heel kras voorbeeld vinden we in de volgende zin: ‘In een verwende en geseculariseerde samenleving als de onze is ons beeld van het kwaad vernauwd tot de Holocaust (sic! W.D.), Srebrenica, zinloos geweld, de Noorse massamoordenaar Breivik, Syrië, IS, terreuraanslagen, de vluchtelingenproblematiek, pedofilie tot kerkelijk en niet-kerkelijk seksueel misbruik. Calvijn plaatst het kwaad in een breder perspectief, namelijk de zonde als rebellie tegen de drie-enige God…’ (343).

Wie meent zo vandaag Calvijn in het gesprek te moeten inbrengen, gooit op voorhand eigen glazen in. Dat is jammer, want mede door deze studie ben ik er wel weer van overtuigd geraakt dat in het onmodieuze van Calvijns theologie, juist op het punt van Gods soevereiniteit over alles, een tegoed ligt. Maar daar moet dan wel op heel zorgvuldige manier nieuwe ontvankelijkheid voor gecreëerd worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Theologia Reformata | 112 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Theologia Reformata | 112 Pagina's