Boekbesprekingen
Helen De Cruz, Religious Disagreement [Elements in the Philosophy of Religion] (Cambridge: Cambridge University Press, 2019) 70 p., £ 15.00 (ISBN: 9781108457316).
‘Cambridge Elements’ is een nieuwe reeks van CUP waarin inmiddels al heel wat deeltjes verschenen zijn terwijl er nog meer op de rol staan. Ik vermoed dat men een pendant wil neerzetten van de succesvolle Very Short Introduction-reeks van evenknie OUP. Of dat gaat lukken staat nog te bezien, maar de boekjes praten de lezer in elk geval in kort bestek deskundig bij over tal van thema’s die academisch onderzocht worden. De reeks is onderverdeeld in een heel aantal series, en het onderhavige deeltje komt uit in de serie over godsdienstwijsbegeerte (een serie over theologie staat nog uit).
Helen de Cruz (Gent, 1978) is een analytisch filosofe die veel en op hoog academisch niveau publiceert. Na docentaanstellingen aan de VU en in Oxford aanvaardde ze onlangs een hoogleraarsbenoeming aan de Saint Louis University in Missouri. Eén van haar interessegebieden is godsdienst en theologie (ik meen een speciale sympathie voor gereformeerde theologie bij haar waar te nemen), en ze neemt het van tijd tot tijd vanuit haar filosofische expertise ook voor die twee op. Haar hier te bespreken boekje sluit aan bij een breder debat in de hedendaagse filosofie over ‘the epistemology of disagreement’: hoe moeten we redelijkerwijs omgaan met tegengestelde meningen op een bepaald terrein? Hier wordt die vraag dus toegespitst op levensbeschouwelijke onenigheid. Wanneer een atheïst ontdekt dat iemand die intellectueel zijns gelijke is gelo vig is, kan hij dan nog met dezelfde kracht aan zijn atheïsme blijven vasthouden, of doet hij er beter aan een agnostische houding aan te nemen? Het valt immers niet in te zien waarom hij meer gelijk zou hebben dan zijn ‘epistemic peer’. Het omgekeerde geldt dan echter ook, dus wellicht moet de gelovige agnostisch(er) worden?
Volgens De Cruz is het epistemisch inderdaad een relevant gegeven wanneer anderen het oneens zijn met mijn geloofsovertuiging, maar hoeft dat er niet toe te leiden dat ik agnost word. Ook ‘toevallige’ factoren die van invloed zijn op ons geloof, zoals de plaats waar onze wieg stond en de opvoeding die we kregen, hoeven ons niet agnostisch te maken. Geen mens kan zich aan dat soort factoren onttrekken – er bestaat hier dus geen neutraal terrein – maar we kunnen wel proberen onze vooroordelen kritisch te bejegenen door de gezichtspunten van mensen met een andere afkomst en achtergrond serieus te nemen. Als dat er echter niet toe leidt dat we fundamenteel van visie veranderen, is er geen aanleiding om onze specifieke geloofsovertuiging op te geven. Complex is wat er gebeurt wanneer we wel van visie veranderen. Bij zo’n bekering wijzigen immers vaak niet alleen onze opvattingen, maar ook de maatstaven aan de hand waarvan we opvattingen beoordelen. Augustinus overkwam dat tweemaal, en hij voelde zelf aan hoe lastig het was dat hij zijn vriend Honoratus, die hij eerst overgehaald had tot het manicheïsme, nu weer daarvandaan tot het katholieke geloof moest zien te bewegen.
Waarom zou Honoratus hem immers nog vertrouwen? Het enige wat Augustinus kon doen, was zijn argumenten op tafel leggen – en dat deed hij dan ook in De Utilitate Credendi.
De Cruz wijdt ook een hoofdstuk aan de consensus gentium-redenering die Calvijn van Cicero overnam. Als kennis een sociale kant heeft, dus als de overtuiging van anderen belangrijk is voor de kracht waarmee ik aan de mijne kan vasthouden, is dan het feit dat in alle culturen een besef van het goddelijke voorkomt geen sterk argument voor het geloof? De Cruz relativeert dit punt – de consensus kan evolutionaire wortels hebben en ‘het goddelijke’ is bovendien een veel vagere notie dan de persoonlijke God van het geloof – maar acht het toch niet geheel zonder betekenis. Ze trekt een aardige parallel: als ik zie dat veel van mijn buren hun afvalcontainer buiten zetten op een dag waarop ik het niet verwacht, kan ik maar beter hun voorbeeld volgen vanuit de veronderstelling dat zij over informatie beschikken die mij ontgaan is (42).
Het laatste hoofdstuk bespreekt wat we in religiosis onder een expert kunnen verstaan. Moet je als leek zo’n expert (lees: dominee, rabbi, hoogleraar) zonder meer vertrouwen of kun je beter omgekeerd vanuit je eigen mening bepalen wie je als expert beschouwt? Het is eerste is te veel eer voor de expert, aldus De Cruz, het laatste te weinig.
Experts zijn het beste te beschouwen als leraren: erken dat ze meer weten dan jijzelf, luister daarom goed naar hen en probeer hun redenen te begrijpen, maar ga van daaruit (bijvoorbeeld als ze het onderling met elkaar oneens zijn) op hun schouders staan in plaats van hen te imiteren. Het luisteren naar overwegingen en argumenten van beter ingewijden helpt in elk geval altijd om je meningsvorming op een hoger plan te tillen. Al met al biedt dit kleine maar rijk gedocumenteerde boekje bijzonder interessante lectuur.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019
Theologia Reformata | 130 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2019
Theologia Reformata | 130 Pagina's