Reflexen
Dit wordt ons niet ontnomen: lezen en ademloos het blad omslaan, ver van de dagelijksheid vandaan. Ida Gerhardt (‘Onvervreemdbaar’)
In de achterliggende maanden was de ‘dagelijkheid’ anders dan voorheen. Voor een heel aantal mensen was er een Zoom- , Teams- of Webexdagelijksheid. Al die woorden roepen associaties op: bij Zoom’ hoort zombie’, bij Teams vanwege de schijnwerkelijkheid ‘IT seems’ en bij Webex hunker je vooral naar het ‘ex’ achter Web: het bevrijdende ‘exit’. Natuurlijk tellen we onze zegeningen wat allemaal nog mogelijk bleek te zijn dankzij deze technieken. Dat geldt voor ons onderwijs en onze kerkdiensten, onze vergaderingen en ‘ontmoetingen’. Het spijt me, maar bij het laatste woord krijg ik de aanhalingstekens niet weg.
Desalniettemin werd het ons niet ontnomen, het ademloos lezen, gegrepen worden door woorden. Wellicht dat innerlijke onrust en onzekerheid het wel dreigden te ontnemen of metterdaad ontnamen. Of het nu was dat we zelf door de vreemde dagelijksheid geen innerlijke rust konden vinden, of dat – en hoe veel leed en schrijnend verdriet is er opgehoopt in deze maanden – geliefden in ademnood waren en zelfs de laatste adem uitbliezen. Dat wordt nooit ‘dagelijksheid’, maar dragen we dan dagelijks mee.
Deze reflexen schrijf ik rond een tweetal woorden: controle en ziel, gevormd en vervormd in allerlei woorden. Ik eindig met enkele citaten uit wat ik lezendeweg tegenkwam en die me ademloos het blad deden omslaan in enkele ouwe turven die zonder enige pretentie van wetenschappelijkheid veel wijsheid in zich bleken te verbergen.
Controlemaatschappij – leven zonder ziel
In de rubriek ‘Voorbij de waan’ (New Scientist, 30 juni) gaat de UvAhoogleraar langdurige zorg en dementie Anne-Mei The in op de andere kant van de protocollering van onze samenleving, de lockdown die weliswaar intelligent genoemd kan worden, maar waarbij heel gemakkelijk vergeten wordt dat de mens een hart heeft. In een interview geeft ze daar lucht aan:
‘Het was tijdelijk legitiem om te doen, maar dat heeft te lang geduurd. Er zijn andere aspecten in het leven die ertoe doen. Je kan namelijk ook doodgaan aan sociaal isolement. Je hebt te maken met de mensen die in hun laatste levensfase zitten. Dat is kostbare tijd. Als je die ontdoet van contact met de buitenwereld en met familie, dan ontneem je ze wat. Er stierven mensen in eenzaamheid; mensen verloren de grip op hun bestaan.
Waar ik de grootste moeite mee had, was het feit dat er in de buitenwereld een intelligente lockdown gold en dat er een groep in de samenleving was waarvoor alle keuzes gemaakt werden. Ze werden allemaal op dezelfde manier behandeld, zonder autonomie of eigen keuzes.’ (....)
‘Ik merk dat ik nu vooral heel boos ben. Hoe langer ik er over nadenk, hoe meer ik me realiseer dat de mensen als ratten in de val zaten. In een verpleegtehuis raakte ik aan de praat met een man van 94 jaar oud. Hij had de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en gevochten in Indië. Die man mocht zijn kamer niet meer uit en schreeuwde: ‘Waar is de oorlog? Waar is de vijand?’
Ik heb dingen gezien die me tot tranen geroerd hebben. Mensen zaten opgesloten in een coronavrij huis, en ik ben erachter gekomen dat ze stiekem naar buiten gingen. Aan de ene kant heel grappig, maar aan de andere kant helemaal niet. Via het trapgat en de kelder konden ze even weg. Er ontstonden parallelle werkelijkheden. De mensen leken net kinderen en zagen de medewerkers als cipiers.’
Ook deze kant was er. Niet zonder reden werd door christenpolitici aangedrongen op een bredere taskforce dan die microbiologen, medici en statistici. Ja, het was om die ‘kinderen’, zoals The ze noemt in het interview, te beschermen. Nee, het waren geen ‘cipiers’ maar mensen die met hart en ziel het beste voor hun naasten wilden. Geen woord in mindering op de grote opofferingen die verplegend personeel zich getroost heeft. Geen woord dat het lijden wil bagatelliseren. En toch.... Er was en is meer aan de hand. Dat is althans de indruk waar ik me steeds minder aan onttrekken kan.
Een waarschuwing tegen een bepaald soort veiligheidsdenken klonk al veel eerder dan de coranacrisis uit de mond van Beatrice de Graaf. Ze waarschuwt in het boek The Lamb and the Wolf: Christian Faith, Philosophy and International Relations (Leiden: Brill) voor een totalitaire benadering van veiligheid, zoals die inmiddels tastbaar geworden is in de achterliggende maanden. Een staat die het volk wil beschermen tegen elk denkbaar risico, waartoe de burger zich overal dient te registreren en waarvoor de grenzen van privaatheid niet meer kunnen bestaan. Vanuit christelijk perspectief zijn er wel degelijk kanttekeningen bij een dergelijke benadering te plaatsen, ook al kom je al gauw in de verdachtenbank als je hierbij vraagtekens zet. Het kwaad is er, we zijn sterfelijk en kwetsbaar en ons leven kent diepe momenten van angst en vrees, onzekerheid en wankelmoedigheid. Maar alle maatregelen bieden slechts een schijnzekerheid en geven niet werkelijk rust en veiligheid. God alleen kan ons werkelijk beschermen, angst wegnemen zonder een protocollisering van het leven. Zeker, dat sluit het nemen van maatregelen niet uit, maar het uitgangspunt is totaal anders. Haar opstel ‘An End to Evil: An Eschatological Approach to Security’ is een verademing om te lezen.
Begin juli promoveerde de filosoof en bestuurskundige (verbonden aan de CHE en WI ChristenUnie) Robert van Putten aan de VU met zijn proefschrift In de ban van de beheersing. Naar een reflexieve bestuurskunst. Hij laat zien hoe we van een verzorgingsstaat in een preventiestaat terecht zijn gekomen. In een interview (RD 11 juni) merkt hij onder andere op: ‘De verzorgingsstaat draait om het compenseren van leed dat ons overkomt: ziekte, werkeloosheid. Preventie gaat een stap verder. Die is erop gericht te voorkomen dat ons überhaupt iets vervelends gaat treffen. En om dat te bereiken, gaan we het individu disciplineren. Ik moet mijn leven beteren, zodat mij niets overkomt (....). Bij maakbaarheidsdenken hoort de metafoor van de zogeheten social engineer. De samenleving als een machine.’ En dan horen we voortdurend over monitoring en een dashboard, een display waarmee we de werkelijkheid ‘in control’ willen hebben, om als overheid alles in je greep te hebben. Ik ben geen fan van Kuypers grote denkbewegingen – overigens wel van zijn fijnzinnige meditaties – maar het principe van ‘soevereiniteit in eigen kring’ krijgt toch wel een ongekend actuele betekenis.
Genoeg over deze controlekant. Het is wel nuttig en nodig om deze dreiging van een samenleving zonder ziel voortdurend aan de orde te stellen. En vooral de achtergronden, de uitgangspunten ervan ter discussie te stellen. Immers van diverse kanten is erop gewezen dat het niet zo is dat dé pandemie uniek is. De Hongkonggriep in 1969/1970 veroorzaakte meer dan een miljoen doden in Europa en allerlei horrortaferelen deden zich voor. Toen echter nergens een lockdown. De vraag dringt zich daarom op: wat is er sinds die tijd veranderd? Twee duidingen geef ik door: 1. Het virus en met name de controle erover is een obsessie geworden; de lockdown is daarbij ons machtsvertoon tegenover een nietig virus, 2. Het ontbreken van een spiritueel kader – een zingevingskader waarin onze sterfelijkheid een plek heeft, die nu echter beschouwd wordt als ware het een technisch probleem. We doen er alles aan om ons vege lijf te redden in het hiernumaals zonder hiernamaals. We zijn onze ziel verloren.
‘Onze cultuur is bang omdat ze bang lijkt voor de vrees zelf, bevreesd dat alleen al het benoemen van verdriet ons voor altijd zal laten instorten. We moeten blijven doorgaan en we vertellen onszelf dat we maar sterk moeten zijn. Dat is ook wel zo. Sterk als Jezus, die huilde bij het graf van zijn vriend. Sterk als de Geest, die Jezus opwekte uit de dood en ook onze dode licha-men leven zal geven, maar die op dit moment voor ons pleit met zuchten dieper dan woorden kunnen uitdrukken. Sterk als iemand die psalmen leert bidden. Sterk als iemand die geduldig leert wachten op de Heer en geen gemakkelijke antwoorden verwacht, evenmin gemakkelijke woorden om de wereld voor te houden.’
In zijn jongste boekje God en de pandemie. Een theologische reflectie op het coronavirus en wat volgt schrijft Tom Wright deze duiding van wat er aan de hand is en welke uitweg er is. Geen andere dan de weg en de wet van het Koninkrijk ‘als ik zwak ben, dan ben ik machtig’.
De kerk ‘in control’- onbezield of zielig
Laat helder zijn dat ik geen beoordeling wil of zou kunnen geven in slechts enkele alinea’s van de verschillende houdingen die we onder christenen aantreffen. Wel lijkt het me zaak om elkaar op te scherpen, omdat soms een soort gehoorzaamheid aan de overheid (?) zo’n beetje het eind van alle tegenspraak leek te zijn. We hebben nu protocollen voor onze kerkdiensten naast - of zelfs boven? – onze liturgie. Enkele mijmeringen daarover nu we nog steeds ‘in ballingschap’ zijn. Zo typeert N.T. Wright onze huidige situatie in zijn bovengenoemde boekje over de coronacrisis.
Over de kerksluitingen in zijn eigen land – en het geldt mutatis mutandis ook voor andere gebieden - maakt Wright zich zorgen, met name over de gedweeë manier waarop de kerk is gevolgd op wat een seculariserend spoor lijkt. Het gaat hem met name om het idee dat zo versterkt wordt van religie als privézaak, iets voor achter de voordeur. De aanbidding wordt onzichtbaar. ‘Door te zeggen dat we gemeenschappelijke erediensten tijdelijk zullen opschorten en door slechts diensten te volgen via een livestream vanuit de woonkamer van de predikant, lijken we ermee in te stemmen dat we werkelijk slechts een groep gelijkgezinden zijn die ons met een nogal mysterieuze hobby bezighouden. Het gevaar van e-diensten is dat ze in ‘p-diensten’ kunnen veranderen’. Wright doelt met p-diensten op een vervluchtiging van een kerkdienst, een vlucht van een eenzame in de eenzaamheid.
Hebben we in de kerk ook als ideaal om ‘in control’ te zijn? Zijn protocollen onze nieuwe liturgie? Ik denk dat we deze vragen eerlijk onder ogen moeten zien. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we al langer onder bepaalde ‘protocollen’ leefden van een - zelfs ongeschreven - voorgeschreven gedrag. Die indruk wekken we zeker bij buitenstaanders. Hoe komt het dat kerkgangers zich allemaal ‘standaard’ gedragen? Is er sprake van een bepaalde dressuur van het lichaam? Nu we onze lichamen thuis konden laten, dringt zich de vraag aan ons op wat ons lichaam ertoe doet in onze erediensten, zeker nu we een wezenlijk onderdeel daarin, namelijk de gemeentezang (geheel of gedeel-telijk) opgeven. Maar ook breder: als we onze lichamen zo stil mogelijk, bijna onbeweeglijk naar het schijnt, houden tijdens de dienst, lijkt dat niet veel op een zielloos lichaam? En omgekeerd: wekken we niet de indruk dat ons lichaam er eigenlijk niet toe doet in de kerk, dat we inderdaad als ‘zielen’ samenkomen? Maar als dat zo is, dan missen we niks voor onze ziel als we niet meer lijfelijk aanwezig zijn. Nee, geen pleidooi voor een soort Pilates sport in de kerk. Het gaat me om het onnatuurlijke en daarom ongeestelijke van ons lichamelijk-zijn in de kerk. Of het over zorg voor onze ziel gaat in de erediensten! Natuurlijk dienen we te beseffen dat een verhoging van de adrenaline door meer lichaamsactiviteit als zodanig niets van doen heeft met de Geest. Maar laten we dan ook beseffen dat we door gebrek aan lichamelijkheid de Geest kunnen tegenstaan, of liever in dit verband tegenzitten. In ieder geval zal na de coronatijd – als er een ‘daarna’ komt – voorlopig het laatste woord niet zijn gesproken over onze kerkdiensten en de betekenis van het lijfelijk daarin aanwezig zijn. Krijgen we straks weer alle schapen in het ‘hok’, liever: de schaapskooi van Christus? Waarom zou ik naar de kerk gaan? Het schitterende boekje van A. van Ruler met deze titel is nog altijd veelzeggend.
Onze kerkgebouwen hebben een betere ventilatie nodig. Dat zal waar zijn! Menige predikant kent de benauwdheid van het kerkgebouw. Niet omdat hij ‘duizend doden’ sterft onder aan de kansel en evenmin omdat de Geest niet waait, waarheen Hij wil. Nee, er is echt te weinig zuurstof. Dat zal de oorzaak niet zijn van het feit dat het vuur niet brandt, het vuur van de brandende braamstruik. Daarbij gaan de schoenen van onze voeten, daar ben je met lichaam en ziel bij betrokken:
De gepassioneerde Amerikaanse schrijver, predikant en theoloog Frederick Buechner schreef meer dan dertig boeken. Onder deze: Secrets in the Dark. A Life in Sermons (2006). In een preek over Exodus 3:1-6 en Lucas 19:37-40 geeft hij een aantal beschrijvingen van het naar de kerk gaan en het in de kerk zijn, die vruchtbaar zullen zijn voor verdere theologische overwegingen als onze aanwezigheid in de kerk in relatie tot een brandend struikgewas:
‘Voor degenen onder ons die de gewoonte hebben om af en toe onze beste kleren aan te trekken en naar de kerk te gaan, is het misschien een goed idee om na te denken over wat een kerk is, van alle dingen. Wat zijn al die kerken waar we steeds weer naartoe gaan, jaar in jaar uit? Een kerk in de zin van een gebouw is een muur en een dak, met de veronderstelling dat dit oude verhaal van Mozes en zijn brandende struik op de een of andere manier waar is - dat hoe je ook kiest om dat verhaal uit te leggen, je het niet allemaal zo gemakkelijk kunt uitleggen. Iets buitengewoons vond lang geleden plaats aan de oostelijke Golf van Akaba, en onze aanwezigheid in kerken, en de aanwezigheid van miljoenen mensen zoals wij, is het bewijs dat de weerklank van die gebeurtenis vandaag de dag voelbaar is. Het is de reden waarom kerken bestaan. Het is de reden waarom we naar hen toe gaan (...)’
Buechner gaat dan verder met te zeggen dat God overal is, en in dit opzicht is de hele aarde heilig. Hij schreef zelfs: ‘God is niet meer in een kerk dan ergens anders. Maar wat een kerk op een bijzondere manier heilig maakt, is dat wij er zelf meer in aanwezig zijn.’
De eerste zin van dit citaat moet worden besproken in het licht van Mattheüs 18:20. Alle plaatsen zijn heilig, daar ben ik het volledig mee eens, maar sommige plaatsen zijn heiliger dan andere. Maar de tweede zin is een ontroerende. Buechner beschrijft dit ‘meer aanwezig’ met woorden als ‘voller en naakter onszelf’, ‘met rotzooi op onze schoenen’, ‘het stof van het leven op ons’, ‘onze mislukkingen, bedrog, hypocrisie’, ‘vreemden en bannelingen’:
‘Wat het ook is dat echt thuis is voor ons, we weten in ons hart dat we het op een of andere manier kwijt zijn geraakt(...). We komen hier om te erkennen dat in termen van het beste dat we zouden kunnen zijn we verloren zijn en dat we hulpeloos zijn om onszelf te redden. We komen hier om onze zonden te belijden.’
Buechner komt vervolgens tot een prachtige beschrijving van een Pascalachtige - en zoals zal worden aangetoond, zelfs een Hebreeuwse - ervaring van wat er gebeurt tijdens een aanbiddingsdienst in het leven van de deelnemers:
‘Dat is het verdriet en het zoeken naar wat kerk is, naar wat we in een kerk zijn - en dan ineens VUUR! De bush barst in vlammen uit, en de stem spreekt onze namen, wat ze ook zijn - Petrus, Johannes, Ann, Maria. Het hart slaat een slag over. ‘JIJ! JIJ!’, zegt de stem. Is dat zo? Ik denk het wel. Ik denk dat als je je oren open hebt, als je je ogen open hebt, af en toe een woord in zelfs de meest compromitterende preek zal uitvlammen, een stukje gebed of hymne, een moment van stilte zelfs, de plotselinge glimp van iemand die je graag bij je in de buurt zet, of van een vreemde wiens gezicht zonder waarschuwing je hart raakt, zal uitvlammen - en dit zijn de momenten die onze namen spreken op een manier die we niet kunnen helpen te horen.’
Dit alles, en nog meer, maakt de grond waarop we staan heilige grond omdat we die stem hier hoorden die ons bij naam noemde. Buechner is overtuigd van de realiteit die zelfs dwars door onze verveling zich aandient als we naar de kerk komen, zelfs alleen uit gewoonte, en terwijl we er helemaal niet bij zijn, terwijl we in de kerk zijn.
Ik laat de beeldenstorm van de achterliggende weken rusten. Eén ding wil ik nog met nadruk noemen. Het is 75 jaar geleden dat er een eind kwam aan de vreselijke gevolgen van wat tijdens de Wannseeconferentie besloten werd op 20 januari 1942, namelijk de ‘Endlösung’: het uitroeien door middel van vergassing. Dit mogen we als kerk en samenleving nooit vergeten. ‘Jewish Life Matters’. Laat ik met deze sobere zinnen mogen volstaan in een tijd waarin antisemitisme nog altijd springlevend is, zonder dat het opgeroepen wordt door provocerend gedrag.
Zoals aan het begin beloofd, nog een paar wijsheden over de tijd en de tijden, over hoop en verwachting, uit enkele ‘ouwe turven’.
‘Want dit, het inzicht in de waarheid, heeft andere voorwaarden: met name die welke zij met het woord ‘meditatie’ aanduidden.... Mensen van dat soort zouden om een voorstel zoals ik dat juist gedaan heb, heel zeker niet lachen. Misschien zouden zij er zich zelfs over verwonderen dat Europeanen en Amerikanen al zo lang met explosieve dingen omgaan als wetenschap en techniek zijn, maar nog niet gemerkt hebben, wat er kan gebeuren; dat zij er ook nog niet over hebben nagedacht wat men zou kunnen doen, opdat er niets gebeurt ofwel dat het goede gebeurt (....) ervoor zorgen dat de zondag een dag van echte rust wordt. Dus geen dag van ontspanningsrust en vermaaksindustrie, maar een dag waarop de andere kant van het bestaan tot zijn recht kan komen: de krachten van de stilte, de inkeer, de innerlijke diepte. En dat in die sfeer de dingen aan het woord kunnen komen die alleen dán duidelijk kunnen worden: de orde van het bestaan, het onderscheid tussen deugdelijk en twijfelachtig, tussen juist en onjuist (....). ‘Een week’ betekent immers toch niet alleen zes dagen werken plus een zevende waarop men niet werkt, opdat de volgende dag het werk weer opnieuw kan beginnen! Wie zo denkt, verwezenlijkt precies datgene wat men arbeidsascese noemt, waar door de arbeid een levensafgod wordt – eventueel met een bij-god, de ontspanning, die ’s zondags regeert en in zijn soort de mens evenzeer opjaagt als die van de arbeid’ (Romano Guardini, De gestalte van de toekomst, Antwerpen: Het Spectrum, 1962).
‘Waar God bezig is de tijden te vervullen, daar behoeven wij de tijd, als benauwend probleem niet meer te verdrijven of te doden, en daar behoeven wij de tijd niet meer te verlossen van de zinloosheid en te versieren met zinvolle waarden, maar daar heeft God reeds in Christus een zinvolle en waardevolle tijd geschonken. God heeft elke seconde geladen met de grootste verwachting en een onsterfelijke hoop. Wie de tijd niet ontvangen wil uit de hand van God, wordt zenuwpatiënt, parasiet of ijdeltuit. Zalig, indien de tijd van ons leven vervuld is van Gods verlossing. Dan is er altijd hoop, onsterfelijke hoop’ (J. Overduin, Het onaantastbare, Kampen: Kok, z.j.).
Personalia
Het Prof.dr. G.A. Lindeboom Instituut benoemde prof.dr.ir. Henk Jochemsen per 1 juli 2020 als onderzoekshoogleraar aan de Theologische Universiteit Kampen. Sinds het vertrek van dr. T.A. Boer is de Lindeboomleerstoel vacant; de benoeming van Jochemsen geeft daar nu een tijdelijke invulling aan. Mooi als we zo tijdens ons emeritaat nog dienst mogen en kunnen verrichten ten dienste van kerk en samenleving. Van harte Gods zegen gewenst bij deze nieuwe taak.
De ETF Leuven benoemde dr. Koert van Bekkum per 1 oktober 2020 als hoogleraar Oude Testament (0,5 fte). Van Bekkum was al universitair hoofddocent en vakgroepvoorzitter Oude Testament, en blijft ook als universitair hoofddocent verbonden aan de Theologische Universiteit Kampen. We feliciteren hem van harte hiermee en wensen hem de zegen van God, de Almachtige.
Aan de PThU is halverwege maart Kees Boele begonnen als bestuurder, naast rector Mechteld Jansen. Kees komt van de Hogeschool Arnhem en daarvoor CHE, bij beide instellingen was hij voorzitter CvB. Zijn Onderwijsheid (met als ondertitel: Terug naar waar het echt om gaat) is een mooi manifest om vanuit te werken aan een theologische universiteit. Als het ergens over wijsheid mag gaan! Met de vreze des HEEREN als bron is er nog veel te verwachten.
Aan de TUA zijn twee broeders benoemd, te weten dr. G.A. (Gert) van den Brink en dr. P.L. (Pieter) Rouwendal, beiden voor 0.2 fte. Dr. Van den Brink zal als wetenschappelijk medewerker leidinggeven aan de editie van de Politica Ecclesiastica van Gijsbertus Voetius en tevens betrokken worden bij de editie van de Acta van de Synode van Dordrecht, beide projecten van de TUA. Hij is verder verbonden aan de Luther Heritage Foundation en de wetenschappelijke output voortkomend uit zijn werk aan de website www. checkluther.com behoort ook tot zijn werkzaamheden. Dr. Rouwendal zal als docent methodologie een onderzoeksleerlijn ontwikkelen en een bijdrage leveren aan de verbetering van de academische vaardigheden in het kader van de uitwerking van de kwaliteitsafspraken waarvoor de TUA extra gelden van OCW heeft ontvangen. Ook deze beide broeders wensen we vreugde en sterkte toe onder de zegen van onze goede God.
Het afscheidscollege van prof.dr. J. (Jan) Hoek is inmiddels aangekondigd op de website van de ETF. Op maandag 21 september om 20.00 uur hoopt hij een rede te houden over God is goed. Theologie als doxologie. Dat is pas echt theologie: uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in eeuwigheid!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2020
Theologia Reformata | 102 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2020
Theologia Reformata | 102 Pagina's