Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Theo Pleizier, Arnold Huijgen en Dolf te Velde, Gewone Catechismus: Christelijk geloof in 100 vragen en antwoorden (Utrecht: KokBoekencentrum, 2019) 239 p., € 17,99 (ISBN 9789023954927).

Een nobel streven: een hedendaagse catechismus waarin het christelijk geloof wordt vertolkt in de eigen, vaak seculiere, context, in een zo verstaanbaar mogelijke taal. Daar zijn de auteurs, de Groningse PThU-docent Theo Pleizier, de TUA-hoogleraar Arnold Huijgen en hoofddocent Dolf te Velde van de TU-Kampen, wonderwel in geslaagd. Elders in dit nummer leggen ze uitgebreid verantwoording af van hun opzet en keuzes.

Verrassend zijn de klassieke thema’s. Er worden in deze catechismus veel waardevolle dingen gezegd. Bijvoorbeeld dat de doop het symbool is van de schoonmaak van de ziel. En over het geloof. Hoe God roept en harten opent om zijn roepstem te volgen. En dat de zekerheid in Gods beloften ligt. Ook over het bidden worden trefzekere dingen gezegd. Bidden als voortdurende oefening om dwars door alle drukte heen stil te worden voor God. Het gebed als de ‘ladder van beloften’ waarmee je volgens Calvijn de hemel beklimt. Bij de bede om vergeving van onze schulden wordt terecht opgemerkt dat vergeving wel gratis is, maar niet goedkoop. ‘De grond voor ons gebed is het offer dat Jezus bracht om onze schuld te verzoenen’ (109).

Ook over de rijkdom van de wet worden rake dingen gezegd. Waarbij deze niet zozeer een externe autoriteit is, maar een wet in ons binnenste geschreven door God zelf. Bij het gebod om niet te doden wordt terecht gewezen op de beschermwaardigheid van het leven vanaf het allereerste begin. Opvallend overigens dat de notie van de wet als kenbron van onze ellende niet genoemd wordt.

Over de Geest worden ook veel waardevolle dingen gezegd, zonder dat het versmald wordt tot het persoonlijke heil. Hoewel dit laatste, het toepassend werk van de Geest, er bekaaid afkomt. Ook dat de Geest overtuigt van zonde, en van gerechtigheid en van oordeel. De hoge waardering van de (kinder) doop, waarmee deze catechismus inzet, zal aan dit alles wel mede debet zijn. Door de doop zijn we volgens GC 6 immers ingelijfd bij Christus en burgers van het nieuwe Koninkrijk van God. De doop brengt je radicaal op een ander spoor, je keert je steeds meer van de zonde af en je groeit in het geloof in God. Elders wordt overigens wel opgemerkt dat het nodig is te geloven wat God mij in de doop belooft. Maar hoe dat geloof vervolgens ons deel wordt, komt niet uit de verf. De vraag van Luther hoe we persoonlijk rechtvaardig worden voor God, blijft onbeantwoord. Ook wordt het gewicht van de zonde niet gepeild. Als dit de prijs is van het accepteren van de evolutietheorie, zoals in GC 25, dan is de prijs wel erg hoog. De auteurs stellen in GC 28 dat het ergens is misgegaan tussen God en ons. En dat het een te grote belediging voor God is om de zonde en het kwaad alleen maar op ons bordje te schuiven. Opmerkingen die de nodige misverstanden oproepen.

Wat de verzoening betreft; prachtige dingen worden opgesomd onder GC 54: ‘Mijn oude ik, dat in zonde en schuld gebonden was, gaat met Christus onder in de dood. Wat ervoor terugkomt, is een nieuw leven dat niet langer onder de vloek van God ligt.’ De auteurs hebben mij overigens niet overtuigd in hun verantwoording waarom ze een anselmiaanse paragraaf achterwege lieten.

Al lezende werd het mij steeds duidelijker dat de indeling van de Heidelberger, vanuit onze menselijke ellende en de roep uit de diepte om een Middelaar, naar de verlossing en de dankbaarheid, niet gemakkelijk overtroffen wordt.

Nog enkele opmerkingen tot slot: bij GC 24 wordt opgemerkt dat we door Christus deel krijgen aan het zoon- en dochterschap van God. Waarom hier ook niet de Geest van aanneming tot kinderen genoemd? Onder GC 26 wordt gesteld dat christelijk geloof en wetenschap in de geschiedenis vaak samen op gingen. Toch was er wel degelijk onderscheid tussen de sapientia en de scientia. Onder GC 11 lezen we dat de kerk vanaf het begin nieuwe toetreders tot het geloof vaak gezinsgewijs doopte. H.F. Stander en J.P. Louw hebben mijns inziens overtuigend aangetoond dat de zuigelingendoop waarschijnlijk pas rond het jaar 200 opkwam. Verder staat GC 99 wel in erg schril contrast met vraag en antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus. Onder GC 92 staat dat oorlog, honger en dood in het Rijk van God alleen in de herinnering zullen bestaan. Volgens Jesaja 65 zal echter aan de vorige dingen niet meer gedacht worden. En als laatste: hoewel Israël wel enkele keren genoemd wordt, mag een aparte vraag hierover mijns inziens gewoon niet ontbreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2020

Theologia Reformata | 102 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2020

Theologia Reformata | 102 Pagina's