Ten geleide: om al uw tekens te verstaan
Als het gaat om Gods bijzondere ingrijpen in de wereld zijn wij in deze coronatijden eerder geneigd te denken aan plagen en oordelen, dan aan wonderen. Wereldwijd gaan miljoenen mensen zwaar gebukt onder de huidige crisis. Sociaal en economisch zwakkeren, die het vaak toch al niet gemakkelijk hadden, dreigen nu ook hun primaire bestaansmiddelen te verliezen. Talloze anderen weten zich eveneens bedreigd in hun bestaanszekerheid. En alom wordt de vraag gesteld wat God ermee te maken heeft. Tegelijk zijn we de adventstijd ingegaan en leven we toe naar Kerst. Dat wil zeggen: we concentreren ons op het teken bij uitstek van Gods aanwezigheid in deze wereld in dat éne Mensenkind dat in ons midden kwam. Klein en onopvallend, het gebeuren mocht nauwelijks een naam hebben. Je ogen moeten er nog steeds voor opengaan om God hier beslissend aan het werk te zien. Maar het Christusgebeuren biedt wel alle aanleiding om je ook vandaag in te spannen om de tekenen te verstaan. Tekenen daarvan dat we in een soms barre werkelijkheid niet verlaten en aan onszelf overgeleverd zijn. Zijn zulke tekenen er vandaag? Als ze er zijn, lichten ze juist op in een baaierd van grauwheid en ellende.
We vroegen voor dit themanummer vier collega’s om ons vanuit verschillende perspectieven mee te nemen in hun reflecties op de theologische betekenis van het wonder. En we zijn blij met de mogelijkheid om dat mooie oude Nederlandse woord, verwant als het is aan verwondering, centraal te stellen. Engelstaligen moeten het doen met het kale miracle, wat het lastig maakt om het theologisch zo belangrijke onderscheid tussen wonderen en mirakelen scherp te krijgen. Als er een rode lijn is in dit nummer, dan is het dat wonderen niet maar sterke staaltjes zijn maar tekenen die vanuit Gods ingrijpen in Jezus Christus naar de toekomst wijzen. Die tekenen vinden hun brandpunt inderdaad in de komst, dood en verrijzenis van Jezus Christus. Maar het is niet eenvoudig hun precieze actieradius te traceren en kunst van kitsch te onderscheiden in de talloze wonderverhalen die de ronde doen − vroeger en nu. Daarom is het zaak de thematiek breed aan te vliegen vanuit verschillende perspectieven. In dit nummer gebeurt dat respectievelijk vanuit de bijbelse, historische, wijsgerige en systematische theologie − waarbij die laatste hier bewust opgevat wordt als interculturele discipline. We verontschuldigen ons bij voorbaat voor het ontbreken van een praktisch-theologisch perspectief (een invalshoek die doorgaans niet ontbreekt in deze kolommen, maar er moesten keuzes gemaakt worden).
A.van de Beek leidt ons om te beginnen in in de bijbelse theologie van het wonder. Jaren geleden verscheen van hem het inhoudrijke boek Wonderen en wonderverhalen (Nijkerk 1991). Waar andere monografieën van zijn hand in orthodox-gereformeerde kring weleens vragen opriepen, werd dit boek er naar onze indruk met grote waardering ontvangen en werd het in allerlei pastorieën ook dankbaar gebruikt. In zijn bijdrage ‘Wonderen in de Bijbel’ vat Van de Beek nog eens met vaste hand de belangrijkste grondlijnen in de bijbelse theologie van het wonder samen. We zijn hier voorbij aan elke vorm van prooftexting in de zorgvuldige aandacht voor de variëteit aan genres en voor intertekstualiteit − zonder dat deze (zoals elders gebruikelijk is) aangegrepen worden om het bijbelse wonder in zijn aanstootgevendheid weg te verklaren. Vanuit zijn waarneming van ‘een duidelijke gelaagdheid als het gaat om bijzondere gebeurtenissen waarvan de Bijbel verhaalt’, laveert Van de Beek op onzes inziens overtuigende wijze tussen de Scylla van een fundamentalistische en de Charybdis van een spiritualiserende omgang met het bijbelse wonder door.
Met de bijdrage van Marc Lindeijer S.J. betreden we op het eerste gezicht een totaal andere wereld. Deze auteur laat ons kennismaken met de officiële rooms-katholieke omgang met het wonder. Waar protestanten nogal eens de neiging hebben om alle bijbelse wonderen te affirmeren maar elk nabijbels wonderverhaal − al dan niet vanuit een cessationistische ‘streeptheologie’ − uiterst sceptisch te bejegenen, hebben rooms-katholieken de naam juist tamelijk goedgelovig te zijn als het om nabijbelse wonderen gaat. Dat laatste blijkt echter mee te vallen, althans als het gaat om de officiële omgang ermee. Lindeijer laat zien hoe de moederkerk bij het vaststellen van de betrouwbaarheid van wonderberichten bepaald niet over een nacht ijs gaat. De manier waarop wonderen één op één gekoppeld worden aan zalig- en heiligverklaringen en het verband dat daarbij gelegd wordt met de kracht van de voorbede van de (kandidaat-)heiligen, zal bij menig protestant een gevoel van bevreemding oproepen en wenkbrauwen doen fronsen. Maar de vraag is of protestanten hier toch niet iets van katholieken kunnen leren, bijvoorbeeld als het gaat om de erkenning van bijzondere tekenen van heling en genezing, zoals die ook na de afsluiting van de canon tot op vandaag blijven plaatsvinden. Daar waar de ‘vinger Gods’ (paus Franciscus) aan het werk is, is het van belang dat op te merken.
Maar staat de hedendaagse wetenschap een dergelijke erkenning niet ronduit in de weg? Dat valt nog te bezien, betoogt Rik Peels in de derde bijdrage aan dit nummer. Sterker nog: Peels ontkent het eenvoudig. Hij verkent maar liefst zeven manieren waarop ‘het argument vanuit de wetenschap’ opgevat zou kunnen worden, en laat zien dat niet één ervan overtuigend is. Dat is opmerkelijk, want in de huidige samenleving is het sentiment dat wonderen wetenschappelijk gezien niet kunnen nog altijd sterk aanwezig. Peels wijt dat met name aan de epistemologie van het zogeheten sciëntisme: alleen wat wetenschappelijk verklaard kan worden, zou geloof verdienen. Die overtuiging is zelf echter bepaald niet wetenschappelijk maar veeleer levensbeschouwelijk van aard. Het probleem lijkt dus vooral het naturalistische wereldbeeld, waarin van meet af aan geen ruimte is voor God en goddelijk handelen. Als men vanuit dit wereldbeeld start, is het geen wonder dat het ook de uitkomst is. Christenen zouden, juist omgekeerd, vanuit hun ervaring van wonderen het naturalistische wereldbeeld onder kritiek kunnen stellen.
In zijn bijdrage vanuit de interculturele theologie laat Klaas Bom ten slotte zien hoezeer deze kritiek ook aangelegen is wanneer we de inbreng vanuit de hedendaagse wereldkerk (en die bevindt zich vandaag vooral op het zuidelijk halfrond) in de overwegingen betrekken. Bom kijkt daarbij met name naar de omgang met ziekte en genezing onder christenen in sub-Sahara Afrika en Latijns-Amerika − twee continenten waar hijzelf gewerkt heeft. Waar de visie van deze christenen nogal eens wordt afgedaan als teruggaand op een primitieve kijk op de wereld, laat Bom zien hoe deze theologisch veel serieuzer genomen kan worden, namelijk als een terechte kritiek op de sterk gemedicaliseerde en verzakelijkte omgang met ziekte en gezondheid in de westerse wereld. Het is duidelijk dat dit paradigma op allerlei manieren op zijn grenzen stuit. Omgekeerd legt Bom er de vinger bij, dat de overdreven hoop op wonderlijke genezingen in Afrika samenhangt met de gebrekkige medische zorg die daar voorhanden is, en eindigt hij daarom met een pleidooi voor bijbelse gerechtigheid in de lijn van Johannes 16:8.
Kortom: dit is al met al een hoopvol en bemoedigend nummer geworden in zorgelijke tijden. Natuurlijk maken we niet elke dag een wonder mee. Het is met de aard van wonderen gegeven dat ze niet alledaags zijn maar ons alledaagse bestaan juist op z’n kop zetten.Toch is er geen enkele aanleiding om het voorkomen van wonderen, ook in het hier en nu, te ontkennen. De Bijbel gaat ons voor in de erkenning van het wonder als teken van Gods genadige bemoeienis met ons. De Romana bevestigt dat getuigenis met haar weloverwogen maar daarom niet minder overtuigde erkenning van tal van wonderen als reële blijken van Gods gunst. De niet-westerse christenheid roept ons evenzeer op onze ogen daarvoor open te houden − en de westerse wetenschap blijkt dat, anders dan vaak gedacht wordt, niet in de weg te staan. Wat verhindert ons nog?
Laat dan mijn hart U toebehoren
en laat mij door de wereld gaan
met open ogen, open oren
om al uw tekens te verstaan
(Weerklank 418:4)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
Theologia Reformata | 139 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
Theologia Reformata | 139 Pagina's