Wijsbegeerte
Chiel van den Akker, The Modern Idea of History and its Value: An Introduction (Amsterdam: AUP, 2020) 172 p., € 18,99 (ISBN 9789463728331).
Van den Akker, docent theoretische geschiedenis aan de VU, slaagt erin om in krap honderdvijftig pagina’s de voornaamste thema’s betreffende inhoud, werkwijze en doel van geschiedenis en geschiedschrijving helder aan de orde te stellen. Een eerdere, iets kortere, Nederlandse versie verscheen in 2019 onder de titel Geschiedenis in de Elementaire Deeltjes-reeks van uitgeverij Athenaeum. Als onderdeel van het academische curriculum – in Nederland in 1946 geïntroduceerd door Jan Romein – geniet de theorie van de geschiedenis zelfs onder vakgenoten weleens een stoffig imago. Maar in recente tijd, waarin feiten (‘fake news’) en wetenschap – en eerder al de geesteswetenschappen in het bijzonder – onder druk kwamen te staan, is een bezinning op wat de historicus doet en pretendeert uiterst relevant. Wat is ‘geschiedenis’, hoe kan de historicus (methodisch) kennis over het verleden verwerven, welke (subjectieve?) rol speelt de historicus zelf, wat is het nut van de geschiedenis – dat zijn nog maar enkele vragen.
Mijlpalen in visie en praktijk van de geschiedbeoefening zijn Thucydides (vijfde eeuw voor Christus), de eerste échte historicus: analytisch en handelend over eigentijdse gebeurtenissen; het historisme uit de negen-tiende eeuw: Niebuhr en vooral Ranke, die, balancerend tussen het specifieke in het verleden (eigen) naast het universele, van de geschiedenis een degelijk vak maken; de laatnegentiende-eeuwse vraag of de historicus een natuurwetenschappelijk model moet aanhouden; en in de afgelopen decennia het accent op de verhalende, narratieve structuur (Hayden White) van de verslaglegging. Vanuit het perspectief van TR (én de actualiteit) enkele opmerkingen.
Van den Akker betwist dat in de Oudheid ook historici de cyclische visie op de geschiedenis aanhingen. (Het christelijke denken is juist lineair: de geschiedenis ontrolt zich in de tijd eenmalig tussen schepping en oordeel.) Toch valt niet te ontkennen dat het cyclische denken bij pagane auteurs (maar ook bij historicus Polybius) dominant is geweest. En in dat verband heeft ook Aristoteles’ stelling over de eeuwigheid van de wereld latere, christelijke denkers (zoals Thomas) hoofdbrekens bezorgd. De cyclische opvatting keert in de achttiende eeuw terug bij verlichtingsfilosoof Vico, en herkennen we in Nietzsches ‘eeuwige wederkeer’.
Het poststructuralisme van de late twintigste eeuw zet een streep door de gedachte dat menselijk gedrag en handelen naar objectieve maatstaven kunnen worden beoordeeld, laat staan gestuurd. Alle gedrag en handelen is subjectief – en geschiedenis is zelfs de wetenschap van ‘onbedoelde gevolgen’. Dat laatste is een karakteristiek van Frank Ankersmit, die daarnaast bepleit dat de historicus zich rekenschap geeft van zijn eigen gezichtspunt op het verleden en dit expliciteert. Hij noemt deze gezichtspunten ‘narratieve substanties’: het verhaal of de ordening die de historicus construeert om het verleden te verklaren. Het beste gezichtspunt op het verleden heeft de grootste reikwijdte en biedt het meest originele en consistente beeld. Volstrekte objectiviteit is een mythe: de historicus schrijft vanuit een persoonlijke visie. Kan dat besef ook niet opgaan voor bijbelse hermeneutiek? Wij lezen de Bijbel nooit neutraal.
Van den Akker haakt aan bij Nietzsches drie typen van geschiedbeoefening: monumentaal, antiquarisch, kritisch – alle drie met voor- en nadelen. In de monumentale of ook wel exemplarische geschiedvisie (de geschiedenis als leermeester voor het leven) bestaat het risico dat de specifieke historische omstandigheden van personen of gebeurtenissen worden vergeten of mooier voorgesteld. Antiquarianisme, en dus het koesteren van tradities, kan leiden tot mummificering van het verleden, waarbij het oude enkel en alleen omdat het oud is bewaard en geëerbiedigd wordt. Kritische beschouwing kan ten slotte leiden tot ‘kapot analyseren’ van historische werken waardoor voorbij wordt gegaan aan de manier waarop een bepaald werk, bepaalde gebeurtenis of persoon onze kijk op de wereld veranderd heeft.
Over het ‘historisch sublieme’ is heel wat afgeschreven (Kant, Burke, Schiller...). Van den Akker licht er het besef uit dat wij autonome, morele wezens zijn, maar ook dat de verschrikkingen van de twintigste eeuw de hoop op het bereiken van het sublieme (namelijk menselijke waardigheid en vrijheid) hebben doen vervliegen. Dan zijn we, na het vooruitgangsgeloof van Verlichting en negentiende eeuw, weer terug bij het pessimisme van een Thucydides, Burckhardt, Nietzsche. Hoe valt daar toch aan te ontsnappen? Cultuurfilosoof Walter Benjamin (1892-1940) vindt dat de historicus de plicht heeft om onrechtvaardigheden uit het verleden recht te zetten. Anders gezegd: de historicus is niet alleen verantwoording verschuldigd aan het heden maar ook aan het verleden. Ook die oproep raakt nu de actualiteit.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
Theologia Reformata | 139 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
Theologia Reformata | 139 Pagina's