Tolerantie vereist een niet al te stellig geweten
Jaren terug verscheen een essaybundel onder de titel ‘De lege tolerantie’. De strekking van dit boek was dat er in de Nederlandse politiek en samenleving een opvatting over verdraagzaamheid was gegroeid die erg weinig om het lijf had. Niets dus. In SGP-kring lijkt een overeenkomstig idee van tolerantie te overheersen: verdraagzaamheid wordt synoniem geacht aan toegeeflijkheid, slapheid. Je staat niet voor je principes. Dus: wie een stellig geweten heeft, kan niet tolerant zijn. Klopt dat? We vragen een reactie uit Leiden en Apeldoorn.
Prof. dr. Maarten Kater, Theologische Universiteit Apeldoorn
Wie deze stelling beaamt, veronderstelt een tegenstelling tussen tolerantie en stelligheid. Dat is echter alleen het geval wanneer we de hedendaagse uitgeholde ‘liberale’ visie op tolerantie hanteren: alles is even waar en iedere opvatting heeft evenveel recht van spreken.
Wie echter recht wil doen aan de diepe betekenis van het woord tolerantie, is ervan overtuigd dat het hebben van stellige overtuiging een noodzakelijke voorwaarde is voor het beoefenen van echte tolerantie: verdragen wat je ten diepste niet kunt verdragen, omdat je overtuigd bent van de onjuistheid van een bepaalde opvatting. Maar dan zijn er absolute overtuigingen die deze tolerantie tot een last maken. Echt tolereren gaat met lijden gepaard. Zo niet, dan verraadt zij een gemakzuchtige levenshouding. Want zonder het leven vanuit stellige overtuigingen is tolerantie op z’n best meegaandheid en op z’n slechtst een kwestie van een leven zonder ruggengraat.
Tolerantie vereist wel een geweten dat zich gevangen weet in het Woord van God. Alleen zo krijgt de vrijheid van een christen gestalte: niemands onderdaan, maar ieders dienaar (Luther). Waarheid en liefde gaan dan hand in hand. Tolerantie is de beoefening van de heiliging van het leven en roept zo voortdurend om de rechtvaardiging van de goddeloze, zoals we belijden in zondag 23 van de Heidelbergse Catechismus.
Als hoogleraar praktische theologie verbonden aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn.
Mr. dr. Floris Mansvelt Beck, Universiteit Leiden
Tolerantie gedijt bij verschil, niet bij rekkelijkheid
Tolerantie is slechts nodig, waar gewetensvolle meningsverschillen bestaan. Als alle leden van de samenleving het roerend met elkaar eens zijn over alle morele vraagstukken, is tolerantie niet nodig; iedereen is het immers met elkaar eens, dus hoeft niets en niemand getolereerd te worden. Maar is tolerantie wel mogelijk, als mensen het echt met elkaar oneens zijn? Als de gewetensvolle overtuigingen onwrikbaar zijn? En is het daarom beter om ‘een beetje water bij de wijn te doen’? Dat wordt gesuggereerd door de stelling dat tolerantie een niet al te stellig geweten vereist.
Mij lijkt dat niet het geval. Een niet al te stellig geweten leidt niet tot meer tolerantie, maar tot meer onverschilligheid.
Onverschilligheid lijkt op tolerantie, omdat zowel de tolerante als de onverschillige mens geen probleem maakt van gedragingen die hem vreemd zijn. Maar waar de tolerante mens zich bewust is van zijn afkeuring van andermans gedrag, is de onverschillige mens dat niet. Hij keurt immers niets af, maar is onverschillig. Totdat zijn geweten opeens wel spreekt, zoals het geweten dat onvermijdelijk doet. En dan blijkt opeens dat tolerantie nog een behoorlijk moeilijke opgave kan zijn.
Wat nodig is voor tolerantie is daarom niet een rekkelijk geweten, maar de overtuiging dat er ruimte moet zijn voor gewetensvol beleefde verschillen. Het verbaast niet dat deze overtuiging juist sterker is onder mensen die in hun gewetensvolle overtuiging afwijken van de meerderheid. Als democratische minderheid staat hun gewetensvrijheid immers op het spel.
Wat nodig is voor tolerantie, is dus niet een niet al te stellig geweten, maar de overtuiging dat de eigen gewetensvol beleefde en beleden principes geen gelding hebben buiten de eigen kring, naast het vermogen zich in de samenleving te schikken naar dit uitgangspunt. Dit blijkt in de praktijk in toenemende mate lastiger voor de seculiere meerderheid dan voor religieuze minderheden.
Tolerantie wordt pas werkelijk moeilijk wanneer een deel van de samenleving haar wil aan de rest kan opleggen. Om deze reden zijn overtuigd beleden religieuze verschillen belangrijk voor een tolerante samenleving. Tolerantie gedijt bij verschil, niet bij rekkelijkheid.
Als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018
Zicht | 104 Pagina's