Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Unieke positie kerken in Nederland zal geleidelijk aan worden beperkt’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Unieke positie kerken in Nederland zal geleidelijk aan worden beperkt’

Interview met mr. dr. Teunis van Kooten over de kerk in de neutrale staat

8 minuten leestijd

In een seculiere samenleving is een prominente plek van religie in het publieke domein bepaald geen vanzelfsprekendheid. Maar hoe tolerant staat de overheid ten opzichte van de kerken? Mr. dr. Teunis van Kooten wijst er in zijn vorig jaar verschenen proefschrift op dat kerkgenootschappen in het Nederlandse juridische bestel een bijzondere positie innemen. “Maar ik verwacht dat deze positie geleidelijk aan zal worden beperkt.”

Van Kooten (1973) is sinds 2005 werkzaam bij Van Kooten Advocaten te Utrecht en Montfoort. In zijn praktijk legt hij zich toe op rechtsproblemen op het vlak van grondrechten, religie en recht. Hij is als docent en onderzoeker Religie en Recht werkzaam aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en daarnaast verbonden aan het Centrum voor Religie en Recht.

Kerken hebben volgens Van Kooten hem op grond van de vrijheid van godsdienst het recht hun interne aangelegenheden naar eigen in zicht te regelen zonder bemoeienis van de overheid, zo stelt hij in zijn proefschrift Het kerkgenootschap in de neutrale staat. “Zij kunnen juridisch volwaardig functioneren als onderdeel van de Nederlandse civil society. Kerkgenootschappen hebben een privaatrechtelijk karakter en bezitten geen publiekrechtelijke bevoegdheden.”

Kerken hebben een wezenlijke rol voor de samenleving volgens Van Kooten: zij bezitten een

intermediaire functie tussen overheid en burgers. Zij leveren een bijdrage aan het publieke debat in het maatschappelijk middenveld, maar dragen ook geregeld bij aan concrete oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, zoals ten aanzien zorg, welzijn en projecten gericht op de sociale samenhang.

De overheid ziet deze ontwikkelingen als positief, reden waarom zij subsidies verleent aan kerkelijke activiteiten. De overheid staat dus niet onverschillig ten opzichte van religie. Maar dit alles binnen de randvoorwaarden die het beginsel van de scheiding van kerk en staat stelt. Zo mogen activiteiten zoals erediensten of die bijvoorbeeld een evangeliserend en verkondigend karakter hebben niet gesteund worden, want dan zou de overheid een bepaalde godsdienst bevoordelen boven andere.

De overheid functioneert als een neutral organizer, aldus Van Kooten. Zij moet aan de verschillende geloofsgemeenschappen de mogelijkheid bieden om hun geloof te kunnen belijden en hun grondrecht effectief te kunnen uitoefenen. “De scheiding van kerk en staat wordt wel eens samengevat in een verbod en gebod: een verbod op institutionele zeggenschap van kerk en staat vice versa, alsmede het gebod op een neutrale opstelling van de overheid jegens kerkgenootschappen.”

Niet onbegrensd

Kerken bezitten dus een bepaalde mate van autonomie, behoudens de grenzen van de wet en de democratische samenleving. Die vrijheid is dus niet onbegrensd. De overheid mag de vrijheid van religieuze gemeenschappen beperken, als er reden daartoe is. Maar in beginsel zijn de normen van de geloofsgemeenschap bindend en mag de geloofsgemeenschap loyaliteit van haar personeel verlangen, aldus Van Kooten. Wat de Algemene Wet Gelijke Behandeling (Awgb) betreft, die bij de lancering ervan veel ophef veroorzaakte, wordt volgens Van Kooten de interne vrijheid van genootschappen echter wel erg beperkt.

Maar geldt deze wet nog onverkort? We horen er eigenlijk weinig van.

Jazeker geldt die onverkort en deze is – nota bene in 2015 – nog aangepast c.q. aangescherpt mét consequenties voor geloofsgemeenschappen maar ook voor het bijzonder onderwijs! De wetswijziging is het gevolg van enerzijds een initiatiefwetsvoorstel van de niet-confessionele partijen en anderzijds een zogenoemde ‘ingebrekestelling’ van de Europese Commissie om de – in hun ogen – té grote vrijheid in Nederland (de roemruchte ‘enkelefeitconstructie’) voor religieuze organisaties om onderscheid te maken op grond van geloofsovertuiging, in te perken. Uiteindelijk is het resultaat een sterk verdunde vorm van hun oorspronkelijke opzet, maar zowel kerken als scholen moeten heel erg goed opletten in bijvoorbeeld hun personeelsen verhuurbeleid. Daarbij is het aan hén – en niet aan de partij die zich gediscrimineerd voelt – om aan te tonen dat zij geen verboden onderscheid maken. Daarbij moeten zij aan forse reeks voorwaarden voldoen.

Eén van die voorwaarden is dat het gaat om een “wezenlijk beroepsvereiste”: met andere woorden in behoudende kring en de Rooms-Katholieke Kerk moet men kunnen aantonen dat het een uit de eigen grondslag of het geloof voortvloeiende “wezenlijke” eis is dat een dominee of priester een man moet zijn. Bij bijvoorbeeld een schoonmaker gaat dat niet lukken. Een kerk kan dus niet de eis stellen dat een schoonmaker geen moslim of vrouw mag zijn: dat is wel onomstreden. Maar er is een schemergebied: hoe zit dat bijvoorbeeld bij organisten, kosters en kerkelijk werkers? Mijn inschatting is dat de ruimte om onderscheid te maken voor die functies kleiner is geworden.

Vaak vermeden

De reden waarom we er weinig over horen, is volgens Van Kooten dat heel veel problemen worden vermeden of anderszins nooit de rechter bereiken. “Zo zal een praktiserend homoseksueel niet snel predikant of docent willen worden in een reformatorische kerk of school en dus bij voorbaat al niet solliciteren. En zelfs al doet hij dat, dan is de stap naar de rechter een volgende grote hindernis.

Doorgaans wordt dan zoiets in stilte achter de schermen opgelost, simpelweg omdat beide partijen vooral schade lijden bij een gang naar de rechter. Daarom zijn de gevallen die voor de rechter zijn gekomen zeldzaam en dan gaat het niet zelden om een club die een statement wil maken. Denk aan het COC dat welbewust bij een evangelische kerk ruimte wilde gaan huren, die kerk dat natuurlijk afwijst en dan vervolgens – in plaats van elders een zaaltje te huren – de zaak voorlegt aan het College voor de Rechten van de Mens…”

Concluderend stelt van Kooten dat de Awgb de ruimte voor identiteitsorganisaties waaronder kerken wel degelijk inperkt. “Kerken krijgen niet het voordeel van de twijfel. De speelruimte voor kerkgenootschappen is dus kleiner geworden. Zij moeten – als zij onderscheid maken – hun keuzes goed kunnen verantwoorden en consistent zijn in hun beleid.”

Registratie

Sinds 2008 moeten kerkgenootschappen worden geregistreerd. Van Kooten: “Registratie is op zich niet in strijd met het recht op de vrijheid van godsdienst, maar de gekozen vorm kan dat soms wel zijn. Zo is het merkwaardig dat in eerste instantie een medewerker van de Kamer van Koophandel beslist of een aangeboden opgave van een kerkgenootschap als zodanig wordt ingeschreven en zelfs een op schrift gesteld statuut wordt geëist terwijl de wet die eis niet stelt. Daarmee wordt feitelijk toch een eis gesteld aan de oprichting van een kerkgenootschap.”

Kerkgenootschappen verkrijgen hun inkomsten voor een belangrijk deel uit giften. Van Kooten: “Voorheen werden zij op voorhand aangemerkt als instellingen van algemeen nut: deze hebben recht op een reeks fiscale voordelen. Dat is veranderd: kerkgenootschappen moeten deze status aanvragen bij de Belastingdienst. In de afgelopen jaren zijn de eisen echter steeds strenger geworden: daarmee worden ook kerkgenootschappen beperkt in hun vrijheid. Ze hebben die status doorgaans nodig om financieel rond te kunnen komen.”

Tegenwoordig speelt ook de vraag, volgens Van Kooten vermoedelijk ingegeven door de vrees dat kerkgenootschappen kunnen worden gebruikt als dekmantel voor terroristische activiteiten of financiering daarvan, of de rechter kerk-

genootschappen mag ontbinden. Naar de mening van Van Kooten mag de rechter dat nu nog niet: hij adviseert een wetswijziging waarbij wel voldoende rekening moet worden gehouden met de vrijheid van godsdienst.

Niet consequent

Van Kooten concludeert dat kerkgenootschappen niet altijd consequent door de overheid worden behandeld als maatschappelijke organisaties die op gelijke voet kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer. “Er zit een spanning tussen enerzijds het respecteren van de autonomie en anderzijds niet moeten achterstellen ten opzichte van niet-religieuze maatschappelijke organisaties. Zo zou het mijns inziens mogelijk moeten zijn dat kerkgenootschappen – zeker bij krimpsituaties of vanwege kleinschaligheid anderszins – hun bedienaren van het geestelijk ambt zoals predikanten op vrijwillige basis kunnen laten participeren in het stelsel van sociale zekerheid zodat er een vangnet is bij arbeidsongeschiktheid of verlies werkzaamheden. Dat zou mogelijk moeten zijn zonder dat automatisch sprake is van een arbeidsovereenkomst: dan wordt namelijk recht gedaan aan de eigen kerkelijke opvattingen over het geestelijk ambt. Bij bijvoorbeeld sporters, artiesten en musici is dat al wel mogelijk.”

Een ander belangrijk knelpunt dat volgens hem moet worden opgelost is het gebrek aan mogelijkheden om bestuurders van kerkgenootschappen en delen van het kerkelijk statuut te registreren in het handelsregister. “Dit levert voor veel kerkelijke gemeenschappen, bijvoorbeeld ook bij migrantenkerken, problemen op. Banken en notarissen kunnen daardoor namelijk moeilijk vaststellen of iemand werkelijk kerkbestuurder is en bijvoorbeeld een bankrekening mag openen of een zaal mag huren. Hier liggen dus nog echt taken voor de politiek.”

Hoe beoordeelt u de toekomst van de kerken? Kunnen zij hun unieke positie behouden?

“De betekenis van religie in een geïnstitutionaliseerd verband – zoals in de vorm van een kerkgenootschap – in de samenleving neemt af. De opvattingen in de samenleving veranderen ook. Dat vertaalt zich geleidelijk aan door in wijzigingen in de wetgeving. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in het fiscale recht, het arbeidsrecht maar ook de discussie over de (onverdoofde) rituele slacht. Kerkgenootschappen zullen steeds meer aan de wereld om hen heen – en in juridisch opzicht dus aan de wetgever en rechter – moeten uitleggen waarom hun geloofsopvattingen zo wezenlijk voor hen zijn en ook waarom die unieke positie daadwerkelijk meerwaarde voor hen én de samenleving heeft. Die vraag ligt bijvoorbeeld impliciet op tafel bij een bizarre kwestie als de vraag of de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster een kerkgenootschap is. De onderliggende drijfveer bij die groep is dat men wil aantonen dat een kerk niet wezenlijk verschilt van een club voor vrijetijdsbesteding en dus een uitzonderingspositie niet meer nodig is. Ik verwacht dat de unieke positie van kerkgenootschappen geleidelijk aan zal worden beperkt. Wat dat betreft biedt het internationale recht zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens op de langere termijn misschien nog wel een betere bescherming voor religieuze organisaties, zeker als een tijd aanbreekt waarin een niet-confessionele politieke meerderheid in de Nederland die unieke positie verdergaand zou willen beperken.”


Mede n.a.v. Mr. dr. Teunis van Kooten, Het kerkgenootschap in de neutrale staat. Een verkenning en analyse van de positie van het kerkgenootschap binnen de Nederlandse rechtsorde; Boom juridisch, Den Haag, 2017; 616 blz.; € 59.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018

Zicht | 104 Pagina's

‘Unieke positie kerken in Nederland zal geleidelijk aan worden beperkt’

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018

Zicht | 104 Pagina's