Hef de SGP maar op
Wat kerken beter zouden kunnen dan de SGP van nu
Eind 2019 zal de SGP de langstlevende politieke partij ooit in Nederland zijn. Dan passeert ze in leeftijd de Anti-Revolutionaire Partij (1879-1980). Dat is een indrukwekkende prestatie. Er sneuvelen immers al veel partijen zonder ooit überhaupt zetels in het parlement te behalen. Andere partijen die wel in het parlement kwamen, fuseerden uit overlevingsdrang. De SGP heeft al honderd jaar overleefd, en zal voorlopig wel blijven voortbestaan. Er zijn echter goede inhoudelijke gronden om de partij nu al op te heffen.
Bij de presentatie van het boek Mannen van Gods Woord: De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-2018 stond de vraag “waarheen met de SGP?” centraal. Samen met co-redacteur Gerrit Voerman had ik in de inleiding van dat boek bij die vraag al stilgestaan.1 Zelfstandig voortbestaan is een eerste mogelijkheid voor de SGP. De relatief trouwe achterban van de SGP garandeert de partij voorlopig nog afdoende steun om in de Tweede Kamer zetels te verwerven. Dat ligt al lastiger in het Europees Parle ment en allerlei gemeenten en provincies. Daar werkt de SGP met partijen als ChristenUnie en CDA samen om nog vertegenwoordigers verkozen te krijgen. Met het afnemend kindertal en de overstap naar minder zware kerken in de achterban zal de SGP bij gelijkblijvende koers naar verwachting rekening moeten houden met een afkalvend kiezersaantal. Daardoor zal ze op de langere termijn ook voor de Tweede Kamer moeten samenwerken om daar vertegenwoordigers te verwerven. Al zijn er op politiek en kerkelijk-cultureel vlak soms stevige verschillen met de ChristenUnie, een nauwer samenwerkingsverband met die partij ligt dan het meest voor de hand. Ook die partij baseert haar programma immers op het christelijk geloof. Eerdere fusiepartijen als CDA, GroenLinks en ChristenUnie hebben laten zien dat stevige verschillen een samensmelting niet de weg hoeven staan. Naast voortbestaan en fusie is er echter nog een ander antwoord op de vraag waar het heen moet met de SGP: opheffen. Ik heb bij de presentatie op 18 april jl. stilgestaan bij dat antwoord. In deze bijdrage werk ik dat punt nader uit.
Democratische gezindheid SGP
Een pleidooi om de SGP op te doeken gaat meestal gepaard met een verwijzing naar haar niet-democratische principes. De partij stelt immers dat soevereiniteit van God en niet van het volk afkomstig is. Bovendien zijn de vrijheden van meningsuiting, vergadering en godsdienst moeilijk te rijmen met haar onwil om andere religieuze opvattingen en praktijken evenveel ruimte te geven als het eigen gereformeerde geloof. Verder staat het onderscheid tussen de politieke rol van man en vrouw, zoals nog steeds in het beginselprogramma staat, op gespannen voet met het democratische gelijkheidsprincipe. In het denken over een weerbare democratie van de Leidse rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema zouden met name de laatste twee principes het zelf corrigerend vermogen van een democratie ondermijnen. 2 Als de SGP immers de meerderheid zou behalen, dan zouden in lijn met die principes voor bepaalde overtuigingen en burgers minder of geen plaats meer zijn. En om dat te voorkomen, zou een partij als de SGP verboden moeten worden. Eenzelfde redenatie ging er schuil achter de rechtszaken die het Clara Wichmann proefprocessenfonds aanspande tegen de SGP: dat wilde voorkomen dat er geknaagd werd aan het algemeen kiesrecht dat nu nagenoeg honderd jaar voor man en vrouw bestaat.
Discussie over partijverboden
Religieuze partijen hebben niet alleen in Nederland aanleiding gegeven voor pleidooien tot partijverboden. Vooral de opkomst van Islamitische partijen heeft de vrees opgeroepen dat democratie haar einde vindt als dergelijke partijen vrijelijk ondemocratische principes zouden kunnen prediken, met een beroep op een hogere macht de bijdrage van andere partijen zouden negeren, of zelfs democratie zouden afschaffen bij de eerste de beste gelegenheid. Om dergelijk scenario tijdig te voorkomen, zou er dus geen plaats voor religieuze partijen zijn in een weerbare democratie.
Participatie maakt milder
Het wetenschappelijke debat over religieuze partijen in democratie biedt nogal wat nuanceringen bij dat pleidooi.3 Allereerst zijn er religieuze partijen die democratie van harte omarmen, zoals progressieve en christendemocratische partijen. Denk in Nederland maar aan het CDA en de christelijke voorlopers van de PvdA en GroenLinks. Daarnaast kan deelname aan een democratisch bestel een matigende invloed uitoefenen op religieuze partijen die wel ondemocratische principes aanhangen.4 Nederlandse katholieken hebben bijvoorbeeld ooit een eigen partij opgericht om zich te laten horen in een land waarin zij in een minderheidspositie verkeerden. Dat deden ze niet omdat de katholieke leer de democratische principes van vrijheid en gelijkheid onderschreef, verre van dat, maar uit tactische overwegingen. 5 Deelname aan het democratisch bedrijf matigde echter de ondemocratische principes van de katholieke partij. In de dagelijkse politiek-bestuurlijke praktijk groeide de twijfel of haar politiek program wel uit de christelijke geloofsleer af te leiden is. 6 Bovendien leidde de confrontatie met allerlei andere (christelijke) spelers tot twijfel of ze wel zo arrogant kon zijn om de (goddelijke) waarheid te claimen. Zeker nadat de Tweede Wereldoorlog had laten zien wat er gebeurt als er geen vrijheid en gelijkheid is, omarmde de katholieke partij democratie uiteindelijk principieel als christendemocratische partij. Deelname aan een democratisch bestel kan dus de ondemocratische principes van een partij matigen. Een belangrijke voorwaarde daarbij is wel dat een democratisch bestel afdoende geconsolideerd is om een ondemocratische partij te democratiseren. Als een bestel nog pril is en een ondemocratische partij al veel macht heeft, is de kans immers groter dan zo’n partij haar ondemocratische principes oplegt aan het bestel.
Bovenstaande nuanceringen laten gelijk al zien dat de SGP geen gevaar voor het democratisch bestel is geweest. Het parlementair bestel van Nederland had zich al stevig gevestigd alvorens in 1918 de SGP zich aan het kiezersfront meldde. Bovendien bleef het getalsmatig dermate klein, dat ze met geen mogelijkheid haar ondemocratische principes zou hebben kunnen doordrijven. Een verbod op de SGP vanwege haar ondemocratische standpunten zou daarmee erger dan de kwaal zijn geweest. Zo’n verbod beperkt immers de democratische vrijheid voor een groep kiezers. Bovendien heeft deelname aan het democratisch bestel de SGP uiteindelijk ook milder gemaakt in haar ondemocratische principes. Waar de oorspronkelijke SGP vooral Gods oordeel aanzegde, werkt de kleine partij nu op lokaal, provinciaal, nationaal en Europees niveau actief met partijen samen, die ze voorheen verfoeide – zoals katholieken en liberalen. 7 Mede om associatie met ondemocratische islamitische bewegingen te voorkomen, benadrukt ze nu de grondrechtelijke verworvenheden van de zogeheten joods-christelijke cultuur. Bovendien klinkt binnen de SGP de roep om volledige onderwijsen godsdienstvrijheid voor alle, ook islamitische, burgers tactisch te aanvaarden, omdat haar eigen gebruik van die vrijheid anders zou ondermijnen. Ook heeft de partij de politieke rol van vrouwen aanvaard, mede omdat ze wilde blijven doen aan het politiek bedrijf. Kortom, de scherpe kantjes van haar ondemocratische principes zijn er wel af. Dat proces van matiging laat zien dat deelname aan het democratisch bestel de SGP milder heeft gemaakt in haar positie ten aanzien van democratie.
Waarom inzetten voor praktische doelen?
In het proces van matiging schuilt echter wel een andere reden om de SGP op te heffen. Ook in de tijd van haar eerste leider Gerrit Hendrik Kersten voerde de partij politiek om praktische doelen. 8 Dat betrof bijvoorbeeld de mogelijkheid voor gewetensbezwaarden zich te onttrekken aan bepaalde staatsverplichtingen zoals verzekeringen en de financiering van onderwijs van haar achterban. Eerst en vooral echter klaagde ze Nederland vanaf de zijlijn aan omdat het land steeds verder afdreef van haar droombeeld van een gereformeerde natie. Zoals gezegd zijn SGP’ers echter steeds meer met van allerlei partijen gaan samenwerken om praktische doelstellingen als een goed waterhuishouden, een solide begroting, minder Europese integratie of zorg voor zwakkeren te realiseren. Dat doen ze met verve, getuige het plezier waarmee bijvoorbeeld Tweede Kamerleden minderheidskabinetten ondersteunden in de afgelopen jaren. En dat brengt een overweging van de theoloog Harry Kuitert in gedachten.
Toen in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw allerlei christelijke organisaties zich gingen inzetten voor mensenrechten, voor solidariteit met ontwikkelingslanden, voor het milieu en een kernwapenvrije wereld, vroeg Kuitert zich af of die inzet voor praktische politieke doeleinden de oorspronkelijke christelijke motivatie voor die doeleinden uiteindelijk niet zou doen ondersneeuwen.9 Als de aandacht immers uitgaat naar de praktische doeleinden, waaraan al lerlei motieven ten grondslag kunnen liggen, dan wordt die christelijke motivatie als vanzelf minder belangrijk. Want wat is nog de toegevoegde waarde van een christelijke motivatie voor een praktisch doel, als iemand ook via andere motivaties op diezelfde doelen kan uitkomen? In het verlengde daarvan is de vraag wat de toegevoegde waarde van een christelijke partij nog is als die steeds meer slechts praktische doeleinden nastreeft en daarvoor samenwerkt met jan en alleman. En zou de titel ‘christelijk’ bovendien niet al te zeer besmeurd raken in het politieke gemodder? Kortom, zou een christelijke partij als de SGP niet gewoonweg moeten worden opgeheven als ze zich steeds meer toelegt op praktische doeleinden, die evenzeer te bereiken zijn op grond van niet-christelijke motieven?
Daar komt nog bij dat het nu nog minder dan vroeger mogelijk is om doeleinden die de SGP onderscheidt van de rest, bijvoorbeeld ten aanzien van euthanasie, abortus en zondagsrust, te realiseren. Het is wat dat betreft opvallend dat de SGP steeds vaker met van allerlei partijen samenwerkt, terwijl die partijen juist steeds verder afdrijven van de SGP-idealen. Blijkbaar is de verleiding van praktische samenwerking voor een kleine partij in een democratisch bestel te groot geworden om afstand te houden van partijen die niet het christelijk geloof aanhangen.
Effectieve inzet kerken
De ontwikkeling van de SGP van profetische dominees vroeger naar de praktische politici van nu laat zien dat actieve deelname aan het democratische bedrijf het lastig maakt om het christelijk geloof onversneden – of zo u wil onverkort – te blijven uitdragen. Dat zouden kerken veel beter kunnen. Kerken kunnen beter verwijzen naar een andere werkelijkheid, het hemelse vaderland, dan politieke partijen die zich met compromissen inzetten voor het aardse vaderland hier en nu. Kerken hebben in Nederland een politiek-maatschappelijke rol vaak aan (christelijke) politieke partijen en maatschappelijke organisaties overgelaten. Dat geldt ook voor de bevindelijk-gereformeerde kerken in de achterban van de SGP. Maar zouden zij niet bij uitstek kunnen voorleven dat het hier beneden niet is? Zouden zij niet meer het contrast kunnen laten zien tussen het leven in een christelijke gemeenschap en de seculiere wereld? 10 Dat hoeft lang niet altijd met woorden. Zij kunnen als stad op een berg aan de maatschappij laten zien hoe het is om als christelijke broeders en zusters liefdevol samen te leven, als voorafschaduwing van wat christenen hopen dat eens komen zal. Dat is dus allereerst een appèl aan de bevindelijk-gereformeerde kerken. Voor SGP’ers is de cruciale vraag of ze hun partij zouden willen opheffen en dezelfde praktische politieke doeleinden nastreven via allerlei andere partijverbanden. Of zouden ze net als de rijke jongeling te zeer verknocht zijn geraakt aan hun aardse partij om er nog afstand van te doen?
Noten
1 Voerman, G. & Vollaard, H. (2018). De SGP: Een religieuze partij in een democratie’. In H. Vollaard & G. Voerman (red.). Mannen van Gods Woord: De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-2018. Hilversum: Verloren, p. 7-17.
2 Rijpkema, B. (2015). De grenzen van democratische tolerantie. Amsterdam: Boom.
3 Zie o.m. Ozzano, L. & Cavatorta, F. (2013), ‘Conclusion. Reassessing the relation between religion, political actors and democratization’, Democratization, 20 (5), p. 959-968.
4 Zie bijv. Brocker, M. & Künkler, M. (2003), ‘Religious parties. Revisiting the inclusion-moderation hypothesis – introduction’, Party Politics, 19(2), p. 171-186; Schwedler, J. (2011), ‘Can Islamists become moderates? Rethinking the inclusion-moderation hypothesis’, World Politics, 63(2), p. 347-376; Tepe, S. (2012), ‘Moderation of religious parties. Electoral constraints, ideological commitments, and the democratic capacities of religious parties in Israel and Turkey’, Political Research Quarterly, 65(3), p. 467-485.
5 Kalyvas, S.N. (1996). The rise of Christian-Democracy in Europe. Ithaca (NY): Cornell University Press.
6 R. Zwart (1996). Gods wil in Nederland. Kampen: Kok.
7 Vollaard, H. & Well, R. van (2018). Getuigen of samenwerken? De SGP in de politieke praktijk. In H. Vollaard & G. Voerman (red.). Mannen van Gods Woord: De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-2018. Hilversum: Verloren, p. 167-199.
8 Lieburg, F. van (2018). Staatkundig gereformeerd verleden: Ontstaan en overleven van een protestpartij. In H. Vollaard & G. Voerman (red.). Mannen van Gods Woord: De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-2018. Hilversum: Verloren, p. 19-46.
9 Zie E. Meijering (2007). Het Nederlands Christendom in de twintigste eeuw. Amsterdam: Balans. p. 532ev.
10 J. Kennedy (2010). Stad op de berg: De publieke rol van protestantse kerken. Zoetermeer: Boekencentrum.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2018
Zicht | 116 Pagina's