Geestelijke waarden: onbetaalbare bronnen
Arbeid en rust, moraal en economie. Thema’s waarvoor we veel inspiratiebronnen kunnen aanboren. Een ervan is het rooms-katholieke sociale denken, met zijn aandacht voor mens en gemeenschap, personalisme en subsidiariteit. Vanuit deze waarden wordt kritisch gekeken naar de groeiende kloof tussen rijk en arm, de ongebreidelde consumptiezucht en de uitbuiting van mens en natuur door techniek en wetenschap.
Rusteloosheid Pleidooi voor een mateloos leven
Ignaas Devisch
De Bezige Bij, Amsterdam 2016; 320 blz., ISBN 97890 2349 4188; prijs € 19,99
Rusteloosheid zit in ons bloed. Dat is een van de uitgangspunten van dit boek, geschreven door hoogleraar ethiek, filosofie en medische filosofie Ignaas Devisch. De auteur benoemt zowel onrust als verveling als negatieve gevoelens en ziet verlangzaming en rust dus niet als de definitieve oplossing. Hij breekt in zijn boek ‘een lans voor passie, creativiteit en verlangen, positieve zaken die het gevolg zijn van onze aanhoudende vlucht vooruit.’ (16)
Daarvoor belicht Devisch in de eerste helft van zijn boek de wisselende gevoelens in verschillende tijden ten opzichte van nietsdoen en rusteloosheid. In de tweede helft gaat hij in op hoe in onze tijd versnelling, secularisatie en individualisering onze onrust en rusteloosheid bepalen.
‘Versnelling zorgt voor onrust, secularisatie zorgt voor rusteloosheid.’ (133) Je zou ook kunnen zeggen: versnelling zorgt ervoor dat we heel veel kunnen of moeten, secularisatie dat we grenzeloos willen en individualisme dat we keuzes zelf maken. ‘Het kan altijd anders, beter, grootser of langzamer en daarom houdt dit streven nooit op, want we hebben ons doel nooit bereikt. Onze zelfrealisatie staat daarom in het teken van een gemaximaliseerd leven. Pas wanneer we er alles hebben uitgehaald wat er uit te halen valt, overheerst het gevoel geleefd te hebben. Tenslotte, zo redeneren velen, leven we maar één keer.’ (19) ‘Mogen is soms nog erger dan moeten. We mogen slagen in onze studies en in ons werk, in het gezin en in de vrije tijd. We mogen kiezen hoe we eruitzien, hoe en wanneer we een baby willen. Maar we worden verantwoordelijk gesteld voor alle keuzes die we maken. We zijn bijgevolg moe van almaar te moeten kiezen, van onszelf te moeten zijn.’ (174) Werk en vrije tijd zijn beiden gerelateerd aan dezelfde processen van versnelling, secularisatie en individualisering. Devisch: ‘Op het economische debat over minder of meer werken, meer of minder vrije tijd wil ik niet ingaan. Ik ben geen econoom. Maar als vrije tijd op dezelfde leest is geschoeid als arbeid, is meer vrije tijd een maat voor niets. Minder werken kan veel voordelen hebben, maar er is veel nodig om het te laten slagen.’ (197) Devisch tekent daarbij aan dat hoewel de meeste pleidooien voor minder werken bij politiek links zijn ontstaan, Marx juist zinvolle, niet-vervreemdende arbeid wilde bereiken en niet zozeer minder werken. Marx’ opvattingen over de realisatie daarvan waren echter wel wat naïef.
Het boek staat vol met sprankelende zinnen en puntige analyses en leest makkelijk weg. Het is daarbij wel eens heel polemisch. Het geloof in God noemt Devisch bij Pascal ‘niet veel meer dan een pleister op de wonde’ (50), het eeuwigheidsperspectief zou alleen in het Nieuwe Testament spelen en noemt Devisch een ‘metafysische truc’ (134). Daarbij geeft hij de indruk dat als je in eeuwig leven bij God gelooft, je hier maar een gezapig leventje leidt waarbij je je niet druk maakt over het hier en nu. Dat maakt uiteindelijk het boek zeer vooringenomen, waarbij ik me afvraag waarom de auteur het perspectief van geloof en eeuwigheidsbesef op voorhand zo stellig uitsluit. Het geeft ook te denken dat desondanks het boek als ‘Beste Spirituele Boek 2017’ is verkozen. AvD
De goede gemeenschap. Katholiek sociaal denken over politiek en maatschappij;
Remco van Mulligen en Wouter Beekers (red.),
uitgave van de ChristenUnie, Amersfoort 2018; 176 blz.; € 22,50.
Wie over economie, arbeid en kapitaal wil nadenken, die vindt genoeg stof tot overdenking in de rooms-katholieke traditie van het sociaal denken. Dat bewijst deze veelzijdige bundel waarin tal van aspecten van het maatschappelijk denken worden belicht vanuit het perspectief van de kerk. Het gemeenschappelijke goede (bonum commune) is één van de sleutelbegrippen van het katholiek sociaal denken. Deze denktraditie kiest haar vertrekpunt in de waardigheid van de persoon en de roeping van ieder mens tot een leven in solidariteit met de naaste. Kenmerkend voor de rooms-katholieke traditie is het personalisme: de mens is geen geïsoleerd individu, maar staat altijd in gemeenschap met anderen. Ook het zogenaamde communitarisme is gezichtsbepalend geweest, met de nadruk op de gemeenschap.
Bekend in de rooms-katholieke sociale leer is het begrip subsidiariteit: de overheid moet de verantwoordelijkheid voor het maatschappelijk leven zo dicht mogelijk bij de mensen zelf leggen. De overheid is subsidiair, ondersteunend. Erik Sengers ziet in de bundel zelfs een overeenkomst met het protestantse begrip soevereiniteit in eigen kring: verwantschap is de goddelijke ordening in de samenleving in de verschillende kringen, die een eigen innerlijke wet en structuur hebben en een zekere zelfstandigheid. Verschil is dat in de protestantse visie de kringen ongelijk van aard zijn, maar ten opzichte van elkaar gelijkwaardig en niet over elkaar mogen heersen. Wouter Beekers concludeert in de bundel dat neocalvinisten meer de nadruk leggen op de grenzen van de overheidstaak, terwijl katholieken de overheid meer aanvullend en aansluitend laten optreden.
Opvallend is, zoals Remco van Mulligen betoogt, dat de Rooms-Katholieke Kerk op het punt van de ethiek en seksualiteit zeer conservatief is, maar aangaande sociaaleconomische onderwerpen bijna progressief lijkt. Paus Leo XIII klaagde reeds in de eerste sociale encycliek Rerum Novarum (1891) over de ontmenselijkende uitwerking van de economie. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat er bezinning kwam op de verhouding tussen arbeid en kapitaal en het trieste lot van de arbeiders. Zo pleitte paus Benedictus XVI voor een rechtvaardige en duur zame economie, gebaseerd op internationale solidariteit. Hij hekelde het te grote geloof in de kracht van de vrije markt met alle desastreuze gevolgen voor milieu, hulpbronnen en klimaat. Paus Franciscus liet zich in diverse documenten uit over financiële en economische onderwerpen, het klimaat, milieu, ecologie, consumptiecultuur, enzovoorts. Hij bepleitte in zijn ‘groene’ encycliek Laudatio Si’ voor een nieuwe universele solidariteit. Hij riep op tot een ‘beschaving van liefde’. De ecologische crisis is volgens hem voortgekomen uit een spirituele crisis. In een doorgeschoten geloof in een technocratisch denken denkt de mens de natuur louter instrumenteel te kunnen gebruiken, wat haaks staat op de katholieke verbondenheid van mens en natuur. Paus Franciscus heeft gezorgd voor een duidelijke keus voor de armen, een solidariteit met de uitgestotenen en vertrapten, en herverdeling van rijkdom. Dat laatste niet uit socialistisch perspectief, maar omdat excessieve verschillen de waardigheid van de mens aantasten. De paus legde de nadruk op taak van de kerk om barmhartigheid te laten zien in deze wereld. Alle mensen zijn geroepen medebouwers te zijn van een samenleving die het goede leven vormgeeft. De bundel geeft verder mooie beschouwingen over medische ethiek, het gezin, de moraaltheologie, de vrijheid van godsdienst en de interreligieuze dialoog. In een slotbeschouwing wijst Beekers er op dat calvinisten de nadruk legden op de cultuuropdracht, het bouwen, terwijl katholieken wijzen op het bewaren van de schepping. ‘Het zou mooi zijn als protestantse bouwers en katholieke bewaarders elkaar in die zin tot aanvulling mogen zijn.’
Voor vrijheid van godsdienst en geweten. Willem van Oranje en zijn verzet tegen machtsdenken
Dr. C. P. Polderman
uitgeverij De Banier, Apeldoorn, 2018; 111 blz.; € 14,95.
Een uitgave over het grote belang van vrijheid van godsdienst in de tijd van Willem van Oranje. Polderman stelt dat achter opstanden en vrijheidsoorlogen vrijwel altijd botsingen tussen levensovertuigingen schuilgaan. Er zijn volgens hem veel overeenkomsten tussen de werkwijze van de 16-de-eeuwse inquisitie en de 21e jihad. Polderman vraagt terecht aandacht voor de religieuze drijfveren van Willem van Oranje tegen het Spaans-Habsburgse regime. Oranje was geen man van een dogmatisch geloof, maar meer een diplomaat. Ging het in eerste instantie bij hem vooral om het terugwinnen van oude rechten en privileges, in tweede instantie kreeg de Opstand een diepere religieuze dimensie. Het verzet was dan niet alleen gericht tegen de schending van historisch gefundeerde menselijke rechten, maar ook tegen schending van goddelijke rechten.
Polderman beschrijft de achtergronden van de Opstand zorgvuldig en voorziet zijn uitgave met veel mooie illustraties. Opnieuw hebben we volgens hem te maken met een Europese centralisatiepolitiek en lijken (geestelijke) inquisitiepraktijken steeds dichter te komen voor belijders van het christelijk geloof. Het lijkt in onze wereld vooral te gaan om macht en materiële welvaart. De strijd speelt zich volgens Polderman nu af tussen christendom en islam. De oorlogen in onze tijd hebben een ten diepste godsdienstige en geestelijke achtergrond. Een leerzaam en actueel boek.
De bouwmeesters van Europa. De geboorte van een beschaving uit de Katholieke Kerk
Thomas E. Woods jr,
uitgeverij De Blauwe Tijger, Groningen, 2018; 260 blz.; € 23.50.
De kerk is niet een hindernis van cultuur en wetenschap, maar juist de hoeder en bevorderaar ervan geweest, met name in de Middeleeuwen. Dat is de boodschap van Thomas Woods, historicus en politiek commentator uit Amerika. Hij zet dat uiteen op tal van terreinen, zoals de universiteit, de wetenschap, de kunst en architectuur, economie, recht, moraliteit en liefdadigheid.
De kerk heeft in feite de westerse beschaving gebouwd, zoals blijkt uit het universiteitssysteem en de kloosters, zo is de stelling van Woods. De wetenschappelijke revolutie is daarom schatplichtig aan de kerk. De kerk verwierp niet alleen de moreel verwerpelijke aspecten van de klassieke oudheid, zoals het vermoorden van zuigelingen en gladiatorengevechten, maar zij herstelde na de val van Rome de beschaving. Monniken waren de belangrijke architecten van de middeleeuwse technologie. Zij leerden ons metaalbewerking, introduceerden nieuwe gewassen, kopieerden oude teksten, bewaarden het schrift en hielpen mensen die gespeend waren van hulp.
Het idee van een rationeel, geordend universum was juist bevorderlijk voor de ontwikkeling van de wetenschap, aldus Woods. Thomas van Aquino stelde dat het universum dat God schiep ordelijk en te begrijpen was. Precies dat benul van de rationaliteit en voorspelbaarheid van de stoffelijke wereld gaf de vroegmoderne wetenschappers het filosofische zelfvertrouwen om zich aan wetenschappelijke studie te wagen. Woods wijst op het grote aantal katholieke geestelijken onder de wetenschappers. Kerkelijke wetsgeleerden zorgden voor een coherente juridische orde. Het strafrecht in de westerse beschaving is niet te denken zonder Anselmus’ visie op de verzoening, namelijk dat de morele orde hersteld moet worden na schending. Woods noemt verder het idee van natuurrechten, de gedachte dat individuen rechten bezaten vanwege het simpele feit dat ze mens waren.
Ook het huwelijk speelde een belangrijke rol. De kerk leerde dat geslachtsgemeenschap beperkt moest worden tot het huwelijk. De kerk verbood echtscheiding en benadrukte het moreel hoogstaand leven. Wood: ‘De Kerk leert dat een goed leven er niet slechts in bestaat dat er op onze uiterlijke daden niets aan te merken valt. Christus benadrukt dat het niet genoeg is zich alleen maar te onthouden van moord of overspel.’ De kerk liet een andere levenswijze zien dan een cultuur die onophoudelijk instant-bevrediging leert. Interessant boek dat wel eenzijdig op de Rooms-Katholieke Kerk wijst als bron van beschaving. Het was immers de gehele kerk die heeft laten zien dat zij zich niet wereldvreemd toonde maar ook aandacht had voor deze wereld. Het waren juist Luther en andere vertegenwoordigers van Reformatie die het beroep weer in ere herstelden en daarom ook de stoot gaven tot wetenschap, cultuur en inzet voor de samenleving.
De Wannsee conferentie. De weg naar de Endlösung
Peter Longerich
uitgeverij Unieboek/ Het Spectrum, Houten 2018; 213 blz.; € 22,50.
Een schokkend relaas van de geheime conferentie van de top van de Duitse nazi’s die Heydrich had belegd op 20 januari 1942 in een villa in een idyllische omgeving buiten Berlijn. Daar werd het besluit genomen tot een definitieve ‘oplossing’ (Endlösung) van het vraagstuk van de joden in het Duitse rijk. Nergens echter wordt gesproken van vernietiging en moord, laat staan gerept van de vernietigingsmethode door het gas. Vreselijk is vooral het versluierende en ‘cleane’ taalgebruik. Schokkend is als we lezen dat de bezoekers allemaal academici zijn geweest, de meeste gepromoveerd.
Na nauwkeurige bestudering van de notulen blijkt dat op de conferentie zelf geen ‘besluit’ tot het vermoorden van de Europese Joden is genomen. Wel was het de beslissende bijeenkomst waarop de leiders van de belangrijkste uitvoerende organen bespraken hoe de door Hitler verordineerde definitieve oplossing zou worden georganiseerd. Het ging om de georganiseerde ‘verwijdering’ van de Joden uit het Duitse rijk. Men beschouwde sinds de herfst van 1941 de oorlog op alle niveaus als een oorlog tegen de Joden. Hitler wilde de Joden volledig en definitief uit Midden-Europa elimineren. Hij wilde elf miljoen Europese Joden naar de rand van het Duitse imperium deporteren en hen door een combinatie van uitputtende dwangarbeid, ondraaglijke leefomstandigheden in kampen en regelrechte moordacties fysiek uitroeien.
Ondertussen was er echter al een alternatief gekomen door verder ontwikkelde technieken voor gasmoord. Het oorspronkelijke plan van Heydrich was achterhaald vanwege militaire ontwikkelingen en het feit dat de deportaties reeds begonnen waren en er ook massamoorden plaatsvonden. Pas later zou het eigenlijke moordprogramma onder leiding van Himmler worden ontwikkeld. Hij kreeg zijn instructies direct van Hitler. In de zomer van 1942 draaide de vernietigingsmachine op volle toeren. ‘Door de monstrueuze moord op miljoenen mensen moest de heel oorlog definitief het karakter krijgen van een racistische vernietigingsoorlog’, schrijft Longerich. Op de Wannseeconferentie werden de wissels omgezet en werd in belangrijke mate de nieuwe relatie tussen de oorlogsinspanningen en de Endlösung bepaald. De Endlösung kwam in dienst van de oorlogsvoering te staan in plaats van omgekeerd. Over de macht van economie en techniek gesproken en de vernietiging van de moraal en de zin van de arbeid! KvdZ
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2018
Zicht | 116 Pagina's