Waarom wij onze politici niet langer vertrouwen
Door allerlei schandalen en de opkomst van nieuwe politieke partijen is de geloofwaardigheid van onze politieke elites fundamenteel ondergraven. Dat is niet louter de schuld van populisme en media. Elites hebben gewoonweg het vertrouwen van een deel van het publiek te lang beschaamd, zonder zich daarvan politiek rekenschap te willen geven.
Al honderden jaren zijn moderne samenlevingen afhankelijk van iets dat zo alomtegenwoordig is, zo gewoon, dat we er bijna nooit bij stilstaan: vertrouwen. Het feit dat miljoenen mensen dezelfde dingen over de werkelijkheid kunnen geloven, is opmerkelijk.
In tijden waarin openbare instellingen – waaronder de media en overheidsdiensten – wijdverbreid vertrouwen afdwingen, hebben we ons lange tijd nauwelijks afgevraagd waarom we daaraan toegeven. Want eigenlijk gaat her hier om een vorm van vertrouwen die veel weg heeft van een sprong in het diepe, namelijk de veron derstelling dat wanneer ambtenaren, verslaggevers, experts en politici informatie delen, ze daarbij eerlijk zijn en de waarheid spreken.
Publiek vertrouwen
Het idee dat publieke figuren en professionals in wezen betrouwbaar zijn, is een integraal onderdeel geweest van de manier waarop democratische rechtsstaten functioneren. De kern daarvan is immers het idee dat een kleine groep mensen – politici – miljoenen anderen kan vertegenwoordigen en overtuigend namens hen optreedt.
Dat geldt niet alleen de politiek. In feite wordt veel van wat wij geloven dat waar is over de wereld, op basis van goed vertrouwen van kranten, experts, ambtenaren en omroepen aangenomen. Hoewel ieder van ons soms ook zelf getuige is van gebeurtenissen, zijn er tal van schijnbaar redelijke waarheden die we allemaal accepteren zonder ze met onze eigen ogen te zien. Om te geloven dat de economie met 1% is gegroeid, of om meer te weten te komen over de laatste medische ontwikkelingen en de verspreiding van het coronavirus, gaan we ervan uit dat de bron die we daarvoor raadplegen te vertrouwen is; we twijfelen niet bij voorbaat aan het morele karakter van de betrokken onderzoekers of verslaggevers.
Een moderne democratische rechtsstaat veronderstelt een complex web van vertrouwensrelaties, bijeengehouden door rapporten, rekeningen, archieven en getuigenissen. De basis voor het regeermodel waarin moderne experts een dominante rol spelen, gaat terug tot de tweede helft van de 17e eeuw, toen wetenschappers en kooplieden voor het eerst technieken ontwikkelden voor het vastleggen en delen van feiten en cijfers. Deze technieken werden al snel door staten overgenomen voor doeleinden van belastinginning en het beheer van overheidsfinanciën. Maar vanaf het begin moesten er strikte gedragscodes worden opgesteld om ervoor te zorgen dat ambtenaren en experts de zaken niet anders of mooier voorstelden dan ze waren door hen te binden aan strikte normen van eerlijkheid. Dat verklaart waarom tot voor kort het verkeerd informeren van de volksvertegenwoordiging als een politieke doodzonde werd gezien.
Wantrouwen
Maar hoe eerlijk partijen ook zijn in hun omgang met elkaar, de culturele kenmerken en sociale klasse van deze expertisenetwerken en clubs hebben altijd aanleiding gegeven tot argwaan. Al in het midden van de 17e eeuw werden de instanties die publieke kennis beheerden gerund door welgestelde blanke mannen afkomstig uit wereldsteden en afgestudeerd aan de beste universiteiten. Op zichzelf is dat geen reden om te twijfelen aan de kwaliteit van de kennis die zij produceren – maar het wordt lastiger wanneer de homogeniteit van die groep zich vertaalt in een politieke identiteit, met een gedeelde reeks politieke doelen. Dit is ook waar het concept ´elites´ naar verwijst: dat zogenaamd gescheiden machtsdomeinen – media, zaken, politiek, recht, academische wereld – in werkelijkheid gedreven worden door eenzelfde agenda en in de praktijk nauw samenwerken.
Wanneer de bestaande argwaan dan ook nog eens bevestigd wordt schandalen, dan is het snel gedaan met het resterende vertrouwen. Een belangrijk kenmerk van de moderne wijze van administreren dat er gebruik wordt gemaakt van schriftelijke documenten om feiten te verifiëren. Maar altijd bestaat toch de kans op manipulatie, vervalsing en het laten verdwijnen van documenten, met de bedoeling eigen machtsmisbruik te maskeren. Dan ontstaat het risico dat politiek in de ogen van het grote publiek niet veel meer is dan theater. Dat gebeurt niet omdat het vertrouwen in het algemeen afneemt, maar omdat belangrijke publieke figuren – met name politici en journalisten – als onbetrouwbaar worden ervaren. Het zijn die figuren die specifiek belast zijn met het vertegenwoordigen van waarheid en het algemeen belang in de samenleving, hetzij als gekozen vertegenwoordigers of als professionele verslaggevers, die aan geloofwaardigheid hebben ingeboet. Te vaak wordt de opkomst van demagogen gezien als de bron van de problemen van de democratische rechtsstaat, in plaats van als een symptoom. Maar door ons te concentreren op de kwetsbaarheid van vertrouwen en de wijze waarop publieke instellingen met name kwetsbare groepen in de samenleving hebben teleurgesteld, kan inzichtelijk worden hoe het zover heeft kunnen komen. Door de sterk toegenomen beschikbaarheid aan digitale informatie, zijn enorme datasporen ontstaan met het latente potentieel om verklaringen van politici en experts tegen te spreken en publieke instellingen te ondermijnen. Terwijl vertrouwen doorgaans berust op een sprong in het diepe, wordt wantrouwen ondersteund door steeds grotere stapels bewijsmateriaal.
Populisme
Geconfronteerd met de opkomst van populistische partijen, zien we de neiging om de crisis van de gevestigde machten in economische termen beschreven - als een opstand van hen die te lijden hebben van toenemende ongelijkheid en globalisering. Daarnaast zijn er degenen die er een uiting in zien van angst voor verlies van eigen identiteit en immigratie. In beide benaderingen zit natuurlijk een kern van waarheid, maar geen van beide raakt de kern van de vertrouwenscrisis die populisten zo meedogenloos bloot leggen. Een cruciale reden waarom de gevestigde macht op dit moment in gevaar verkeert, is dat politici, journalisten en hoge ambtenaren niet langer vanzelfsprekend als eerlijk worden beschouwd.
Er zijn overvloedige verklaringen voor de opkomst van Fortuyn, Trump, Brexit, en steeds weer opnieuw opkomende populistische partijen, maar er is onvoldoende aandacht voor wat populisten eigenlijk zeggen door steeds weer opnieuw egoïstische ‘elites’ aan de kaak te stellen die een status-quo handhaven die in de eerste plaats henzelf en de belangen van hun eigen achterban ten goede komt. De belofte om cor-ruptie en de het onderlinge connecties tussen de gevestigde machten – de zogenaamde ‘deep state’ – aan te pakken, was en is inherent aan de boodschap van figuren als Pim Fortuyn, Donald Trump, Jair Bolsonaro en Viktor Orbán.
Opvallend is daarbij dat van hen die de leugens en machtsmisbruik van de gevestigde elites aan de kaak stellen, niet vereist wordt dat zij zelf moreel boven alle twijfel verheven zijn. Erop wijzen dat populisten een loopje nemen met de waarheid of zelf ook geen oplossingen hebben voor de problemen die zij aankaarten, biedt hier onvoldoende soelaas. Het gaat namelijk voorbij aan de reeds lang bestaande twijfel waaraan de populistische retoriek haar kracht ontleent: dat mainstream media de waarheid vertellen en dat macht gebruikt wordt om het algemeen belang te dienen. Wat maakt dat de populistische retoriek zo effectief is, ondanks de morele feilen die ook populisten zelf kenmerken?
In een recent sociologisch artikel onder de titel The Authentic Appeal of the Lying Demagogue, wordt door de betrokken auteurs gezocht naar een antwoord op die vraag. Volgens hen is er sprake van twee typen waarheden, met elk een eigen morele standaard waaraan degenen die zich bezondigen aan ‘leugens’ worden afgemeten. 1
De leugens van de macht
Allereerst zijn er de ‘bewuste’ leugens van hen die weten wat de waarheid is, maar willens en wetens die waarheid onthouden aan het grotere publiek. Het zijn de leugens van hen die via de eigen boekhouding precies weten wat er speelt, maar voor het grote publiek niet met de billen bloot willen, en daarom proberen de waarheid buiten beeld te houden, dan wel bewust een verkeerd beeld van de werkelijkheid presenteren. Het kan daarbij gaan om politiek-correcte journalisten, maar vaker gaat het om politici met regeringsverantwoordelijkheid. Voorbeelden die in dit verband vaak genoemd worden zijn George Bush en Tony Blair die met het excuus dat Irak beschikte over massavernietigingswapens de VN ervan probeerden te overtuigen dat het legitiem was het land binnen te vallen. Of Bill Clinton die loog over zijn seksuele relatie met een stagiair. Of Hillary Clinton die beweerde dat zij geen privé-accounts had gebruikt voor e-mailverkeer dat met haar werk als minister te maken had, terwijl later het tegendeel waar bleek te zijn.
Of Mark Rutte die steeds weer halsbrekende toeren uithaalde om volksvertegenwoordigers belastende informatie te onthouden, en herhaaldelijk de zaken anders voorstelde dan ze in werkelijkheid waren. De opmerking van Blair in A Journey, zijn memoires uit 2010, dat hij zijn wetgeving over de vrijheid van informatie als de grootste blunder uit zijn politieke carrière zag, helpt ook al niet om het vertrouwen van het grote publiek in politici te vergroten. En, net als Rutte, hebben ook Raymond Knops en Hugo de Jonge reeds een aantal malen aangegeven dat zij niet zomaar bereid zijn te voldoen aan verzoeken om openbaarheid van documenten waarvan zij vinden dat niemand daar iets mee te maken heeft. Onder Rutte lijkt zelfs sprake van een patroon waarin informatievoorziening richting het parlement wordt getraineerd om haar vervolgens niet, niet-volledig of onjuist te informeren. En gold zoiets vroeger nog als een doodzonde, tegenwoordig komen politici er met een simpel ‘sorry’ mee weg en gaat men over tot de orde van de dag. 2
Populistische waarheid
Een dergelijke vorm van omgang met de waarheid wordt door grote delen van publiek heel anders gewaardeerd dan de wijze waarop populisten met waarheid omgaan. Voor hen gaat het om een waarheid die zich baseert op andere waarnemingen – al dan niet ondersteund door inzichten van kritische wetenschappers. En door populisten wordt ze bewust ook als zodanig gepresenteerd wordt. Hun visie op de werkelijkheid wijkt af van die van de mainstream, en het is aan het publiek om de kiezen in welke werkelijk-heid het gelooft. Terwijl het in het eerste geval de waarheid overduidelijk geweld wordt aangedaan, gaat het in het tweede geval om een keuze voor of tegen een bepaalde waarheid. Het laatste beroep op waarheid heeft het aura van ‘authenticiteit’ omdat ze zich enerzijds afzet tegen leugenachtigheid van de gevestigde macht en anderzijds presenteert als bewogen met het lot van het gewone volk. En dat is wat de populistische retoriek zo effectief maakt, aldus de auteurs van het eerdergenoemde artikel. Als regeringsleiders en gekozen volksvertegenwoordigers zich bezondigen aan leugens, dan heeft dat onvermijdelijk zijn weerslag op de geloofwaardigheid van hen die zich als hun spreekbuis opwerpen: journalisten, experts en ambtenaren. Door degenen die het geloof in de gevestigde macht verloren hebben, vallen zij onder hetzelfde oordeel. Het is daarom ook niet verbazingwekkend dat juist de aanhang van populisten zo weinig vertrouwen heeft in de mainstream media. En laten we een ding onthouden: dit probleem is niet van vandaag of gisteren. Vervreemding, desillusie en wantrouwen ontwikkelen zich langzaam tot een onderstroom in de samenleving. Ongetwijfeld hebben economische stagnatie en toenemende ongelijkheid een rol gespeeld – maar we moeten de groeiende betekenis van schandalen die het geloof in de eerlijkheid en objectiviteit van de ‘elites’ hebben ondergraven niet onderschatten. uit het oog verliezen. Was er in Engeland het schandaal met de onkostendeclaraties, waarbij parlementariërs zich onterecht publiek geld toe-eigenden, in Nederland hadden we de toeslagenaffaire. Ook daar zagen we hoe een democratisch gelegitimeerde overheid zich gedroeg tegenover kwetsbare burgers en weigerde rekenschap af te leggen over de schade die ze volstrekt ten onrechte in duizenden gezinnen aanrichtte.
Door de waarheid achtervolgd
En als zaken al niet naar boven komen via Wob-verzoeken, dan is er internationaal altijd nog de dreiging van zoiets als WikiLeaks. In deze tijd van digitalisering is er sprake van een opkomst van een nieuwe vorm van ‘feiten’, in de vorm van een uitgelekt archief – een die, cruciaal, niet afhankelijk is van het vertrouwen in het tweedehandsrapport van een journalist of ambtenaar. Het tijdperk van ‘big data’ is ook het tijdperk van ‘lekken’. Op papier gebaseerde bureaucratieën hebben nooit op deze schaal te maken gehad met bedreigingen voor hun legitimiteit. En deze onthullingen zijn zo krachtig, juist omdat ze onze angsten en vermoedens rechtstreeks lijken te bevestigen: dat we opzettelijk worden misleid. Het project dat meer dan drie eeuwen geleden werd gelanceerd, om te vertrouwen op elites die namens ons dingen we-
Ten slotte
Nodig is dat de instellingen die onze democratische rechtsstaat vertegenwoordigen hun onvermogen vertrouwen te wekken bij grote delen van het publiek onder ogen zien. Nodig is dat de oorspronkelijke democratische impuls wordt herontdekt en die aanleiding gaven om de verschillende machtsdomeinen in de politiek gescheiden te houden en het belangeloze streven naar kennis boven het najagen van politiek gewin te stellen. Nodig is dat zij een legitieme rol toekennen aan politieke uitdagers van de gevestigde macht die gesteund worden door digitale informatienetwerken waarmee nieuwe vormen van machtsmisbruik en leugenachtigheid aan de kaak worden gesteld.
Noten
1 Dit artikel is een bewerking van de bijdrage van Davies die op 29 november 2018 in de Engelse krant The Guardian verscheen onder de titel Why we stopped trusting elites. Zowel bewerking als vertaling door Hans van de Breevaart.
2 Oliver Hahl, Minjae Kim & Ezra Zuckerman Sivan, ‘The Authentic Appeal of the Lying Demagogue: Proclaiming the Truth about Political Illegitimacy,’ in American Sociological Review 83/1 (2018), pp. 1-33.
3 Deze passage is ontleend aan de analyse van deze trend in Wim Voermans, Het land moet bestuurd worden. Machiavelli in de polder (Amsterdam 2020), pp. 167-191.
William Davies (1976) is een links georiënteerde criticus en hoogleraar politicologie aan Goldsmiths, University of London. Hij schrij◊ regelmatig voor The Guardian, The New Le◊ Review, London Review of Books en The Antlantic. Hij schreef achtereenvolgens The Limits of Neoliberalism: Authority, Sovereignty and the Logic of Competition (2014), The Happiness Industry: How Government and Big Business Sold Us Well-Being (2015), Nervous States: Democracy and the Decline of Reason (2019) en This is Not Normal: The Collapse of Liberal Britain (2020). Zijn analyses bieden regelmatig verrassende inzichten, ook voor rechtse politieke partijen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 2021
Zicht | 120 Pagina's