Christenen
Navolging in levenshouding en levenswandel valt op
In Antiochië krijgen de volgelingen van de Heere Jezus voor het eerst de naam waarmee ze later algemeen aangeduid zullen worden: christenen. Dat is een benaming die in het Nieuwe Testament zelf nog maar heel spaarzaam voorkomt. We vinden hem verder alleen in Handelingen 26:28 en in 1 Petrus 4:16.
Een Erenaam
Wie is ermee begonnen om de discipelen van de Heere Jezus zo te noemen? Is het wellicht in eerste instantie een scheldnaam geweest omdat de christenen opvielen door hun andere levenswandel? Zijn de christenen zelf die naam gaan gebruiken om hun geloof in Christus te belijden voor de mensen? Heeft deze naam te maken met het onderscheid tussen joden en christenen? Tot nu toe werden de discipelen van de Heere Jezus immers gezien als mensen die een binnen-joodse beweging vormden. Het is wel het meest voor de hand liggend dat de buitenstaanders in Antiochië de naam ‘christenen’ gegeven hebben aan de volgelingen van de Heere Jezus. Er is in Handelingen 11 namelijk sprake van: genoemd wòrden. De naam kwam dus van buiten de gemeente zelf. Het is ook wel heel waarschijnlijk dat dit te maken had met het feit dat in Antiochië voor het eerst duidelijk werd dat de gemeente een groepering naast de synagoge vormde. Hoe dit alles ook zij: voortaan heetten de discipelen van de Heere Jezus christenen, genoemd naar de naam van hun Meester Christus.
Die naam ‘christenen’ heeft er in ieder geval mee te maken dat ze als zodanig herkenbaar waren. Ze héetten niet alleen christenen, maar ze wáren het ook. Zo alleen kan de christennaam met ere gedragen worden. In het Nieuwe Testament merken we reeds dat de christenen in hun omgeving opgevallen zijn door hun levenshouding en hun levenswandel. Het was een werkelijk christelijke levenswandel, in woord en daad gehoorzaam aan Christus Zelf, gedragen door de liefde van Christus. Zonder die relatie met Christus Zelf worden de woorden ‘christen’ en ‘christelijk’ inhoudsloos. […] Christen-zijn betekent dat we met hart en ziel leven uit de genade van Christus Zelf; en als het dat niet is, betekent het niets.
Christen-Zijn
Om minstens twee redenen is die naam ‘christen’ van groot belang. In de eerste plaats zegt het ons heel veel over het leven in het geloof. Het stelt ons ook voor de onontkoombare vraag of wij zelf die naam met ere dragen. Wat hoort immers allemaal bij de inhoud van dit christen-zijn? Daarover zou veel te zeggen zijn. Om maar een wat grove selectie te maken: christen-zijn heeft als centrum het leven uit de genade van Christus. Het brengt verwondering mee, ootmoedige verwondering over de vergeving van zonde en de vernieuwing van leven die we in Hem ontvingen. Wie zouden wij immers zijn zonder Christus? Christen-zijn betekent ook de toewijding van ons leven aan Hem Die onze Meester is. Het doet ons niet langer leven voor onszelf en voor onze naam, maar voor de eer van Hem Die ons liefhad en liefheeft. Christen-zijn brengt eveneens mee: de gehoorzaamheid aan het Woord van God, ook als dat onszelf helemaal niet goed uitkomt. Het laat ons geen rust als we onze eigen weg kiezen, maar geeft ook een onuitsprekelijke vrede als we onszelf gewonnen geven aan het gebod van God. Christen-zijn houdt ook vertrouwen in, vertrouwen in Hem Die door en door betrouwbaar is en van Wie we geen kwaad denken kunnen. Zo zou er nog veel meer te noemen zijn. De enkele dingen die hier genoemd zijn, mogen ons echter stof tot nadenken geven: om onszelf eraan te toetsen, maar vooral ook om te weten welke rijke beloften er liggen voor het leven in de gehoorzaamheid aan Christus. Hij is een Meester Die niet teleurstelt en Die het bepaald ook niet verdiend heeft om op een halfslachtige en lauwe manier gediend te worden. Hij is al onze liefde waard!
In de tweede plaats is het ook heel belangrijk om te zien dat de naam ‘christen’ alles te maken had met de levenswandel van de volgelingen van de Heere Jezus. Door die levenswandel vielen ze op en door die levenswandel was er vaak een ingang voor het getuigenis tegenover de heidenen. Met name dit laatste is voor ons heel herkenbaar. In onze tijd lijken de grondwoorden van de Bijbel voor de moderne mens onverstaanbaar geworden te zijn. Wat moeten ze zich voorstellen bij woorden als: Evangelie, bekering, wedergeboorte, verzoening? Wie erover spreekt, merkt aan de glazige blik van de aangesprokene dat het woorden uit een andere wereld zijn. Bovendien merken we dat woorden gedevalueerd zijn. Met al die verschijnselen hoeven we niet blij te zijn, maar ze zijn wel werkelijkheid. In een dergelijke situatie komt het er des te meer op aan dat onze levenswandel een getuigenis zal zijn. Niet een anoniem getuigenis, maar heel duidelijk een getuigenis van onze liefde voor Christus. Regelmatig is merkbaar dat de handel en wandel van christenen voor veel mensen de laatste mogelijkheid is om nog in contact te komen met het Evangelie. Gegevens uit het evangelisatiewerk laten zien dat mensen die tot bekering komen, heel vaak getrokken worden via persoonlijke contacten met vrienden of bekenden. Door levende voorbeelden in hun dagelijkse omgeving leerden ze de betekenis en waarde van het Evangelie verstaan. Dat legt eens te meer verantwoordelijkheid bij ons en het stelt ons voor de vraag: wat gaat er van ons leven uit? Is het inderdaad een goed getuigenis voor Christus en Zijn liefde of doet het juist afbreuk aan Zijn heerlijkheid? Dat laatste zou toch wel heel verschrikkelijk zijn. Het zou betekenen dat christenen zelf een belem-mering vormen voor anderen om te ontdekken Wie Christus is…
Gezalfd Met De Geest
Als we vanuit dit laatste gegeven enigszins op ons in laten werken hoe groot het belang is van een echt christelijk leven, dan kan ons ook de schrik om het hart slaan. Eerlijk gezegd: dat is zo erg nog niet. Beter zo dan dat we heel vanzelfsprekend zouden vaststellen dat wij uiteraard boven alle kritiek verheven zijn. Laat ons de hand maar in eigen boezem steken. Dat kan een heel heilzame uitwerking hebben èn voor onszelf èn voor de wereld om ons heen. Het gevaar is maar al te groot dat wij onder de illusie van christelijkheid veel meer ten prooi gevallen zijn aan de wereldgelijkvormigheid dan wij zelf waar willen hebben. Inmiddels blijft dan wel over dat wij niet teruggeworpen worden op onszelf, maar dat wij teruggeleid worden naar de bron waaraan een waarachtig christelijk leven ontspringt. Die bron is verborgen in de naam van Christus. Zijn naam betekent immers: Gezalfde. Hij is de Christus, omdat Hij gezalfd is met de Heilige Geest. In de kracht van die Geest heeft Hij Zichzelf gegeven tot redding van de mensen. In de kracht van die Geest is Hij gehoorzaam geweest aan Zijn Vader, tot in de dood, tot aan het Kruis, tot in de nacht van de Godverlatenheid. De zalving met die Geest vormt ook het geheim van de christennaam. Als wij ook maar één ogenblik aan onszelf overgelaten zouden worden, zou alles verloren zijn. De Heilige Geest is echter de onuitputtelijke bron van kracht, van troost en licht voor een christen. Van die Geest mogen we alles verwachten wat ons ontbreekt. Daarvoor hoeven we zelf geen aanbetaling te geven. Daarvoor hoeven we geen tegenprestatie te leveren. Wonder van alle wonderen: wij mogen de Heilige Geest ontvangen uit de handen en uit het hart van Christus. Hij verwierf de genade van de Heilige Geest voor goddelozen. Hij deelt Zijn Geest uit aan geestelozen. Niet door onze kracht of door ons geweld, niet door onze prestaties of door onze kwaliteiten, maar door Zijn Geest zal het geschieden!
Tenslotte: het mag ons bemoedigen wie in Antiochië christenen genoemd werden. Dat waren de discipelen. Volgelingen, betekent dat. Om werkelijk een christen te zijn, hoef je niet alles zelf te kunnen, alles te weten, alles te hebben. Integendeel, zo’n houding zou ons alleen maar onuitstaanbaar maken en er zou geen enkele aantrekkelijkheid van uitgaan. Christen-zijn is: volgeling-zijn, leerlingzijn. In alle ootmoed de Heere Jezus volgen, dicht achter Hem aankomen, dat is nodig. Daar ligt ook een grote belofte voor: wie Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen!
Met vriendelijke toestemming van de auteur – iets ingekort - overgenomen uit een boek dat hij in 1994 publiceerde: Licht over de stad. Meditatieve bijbelstudies over de gemeente van Antiochië, Heerenveen: Uitgeverij J.J. Groen en Zn, pp. 68-72.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2022
Zicht | 104 Pagina's